Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEmmerik. Naar het Hoogduitsch van J.G. Muller. Tweede en Derde Deel. Te Amsterdam, by A. Mens Jansz., 1788. In gr. 8vo. 494 bladz.Onze vroegere aanmerking over dit Geschrift van den Heer Muller, als zig bovenal aanpryzende, van wegens de ontvouwing der schoonste eigenschap van den mensch, naamelyk, die van een goed hart te bezitten,Ga naar voetnoot(*) wordt in het tweede deel alleszins bevestigd. Emmerik was, geduurende de eerste zeventien jaaren zynes leevens, op een dorp als een Boeren-jongen opgevoed; zyn zedelyk character was wel gevormd, en zyne verstandelyke vermogens waren dermaate aangekweekt, dat men hem met vrugt, gelyk het oogmerk was, na de Academie | |
[pagina 387]
| |
zou hebben kunnen zenden. Maar 't ontbrak hem, door de wyze zyner opvoedinge, aan de noodige menschenkennis en vereischte beschaafdheid, om openlyk in de Waereld te verkeeren; des oordeelde zijn Opvoeder het noodig, daaromtrent zodanige maatregels te neemen, als hy hier toe geschiktst oordeelde. Het gelukte hem in den vermogenden en tevens braaven Bornwald, ter Stede B...., mitsgaders in den Rector der Stads- Schoole aldaar, (een vertrouwd Vriend van Bornwald, en een Man, wiens hoofd en hart even beminlyk waren,) twee menschen te vinden, die, door hunne omstandigheden en characters, zo juist aan zyn bedoelde beantwoordden, dat hy de verdere opleiding van Emmerik ten volle aan hun dorst toevertrouwen. Hy gaf hem des, na voorafgaande onderhandelingen, geheel en al aan hun over; onderrigtte Emmerik deswegens; en vertrok, in een vast vertrouwen, dat hy hem zo wel opgevoed had, dat het niet noodig ware, hem tot gehoorzaamheid aan, en opvolging van, het onderwys en den raad deezer braave mannen te vermaanen. Het verdere beloop van dit Stukje ontvouwt ons de manier, op welke de Heer Bornwald en de Rector zig in de verdere opvoeding van den hun aanbevolen Emmerik kweeten, en hoe deeze aan de opgemelde verwagting voldeed. Zy leerden hem, in eene gemeenzaame verkeering veelerlei slag van menschen kennen, gaven hem de noodige onderrigtingen; en Emmerik maakte 'er van tyd tot tyd een beter gebruik van, leerende dikwerf door ondervinding, dat hy zig, door zyne goedhartigheid, jammerlyk vergiste omtrent het character der menschen, het welk hem allengskens op het rechte spoor bragt. Zyne Raadslieden vonden het, ter bereikinge van het beoogde, niet goed, altoos in de voorbaat te zyn; zy lieten hem wel eens aan deeze en geene misleiding bloot gesteld, op dat hy daardoor te gevoeliger zoude leeren, voortaan beter op zyne hoede te zyn. Hiertoe sloegen zy hem bestendig gade, en stonden hem, wanneer een al te goed vertrouwen hem min of meer in verlegenheid bragt, steeds met raad en daad by. - Dit verleent een goed aantal van leerzaame voorvallen, en verschillende charaeters, die op eene bevallige manier voorgedraagen en ontvouwd worden; strekkende alles om lessen van goedaartigheid onder waarschouwingen tegen alle soort van verniste zedelyke gebreken, in te boezemen. Het geheele beloop dient voornaamlyk om de Leezers te doen opmerken hoe zy in de verkeering in de waereld voorzigtig op hunne hoede behooren te zyn, zonder egter, met verlies der goedhartigheid, tot een algemeenen menschenhaat, en deszelfs jammerlyke gevolgen, te vervallen. - Dit laatste wordt bovenal tegengegaan in het derde Deel, het welk een uitvoerig verslag behelst van de weldaadige inrigtingen van den Heer Bornwald, die den Rector aanleiding geeven, om den jongen Emmerik nuttige lessen in te | |
[pagina 388]
| |
boezemen; welken inzonderheid dienen, om hem, terwyl men hem tot eene grondiger menschenkennis opleidt, en dus een verstandig wantrouwen omtrent veelen inboezemt, egter tevens in zyne liefderyke geestgesteldheid niet te verzwakken, maar veeleer te versterken; en te leeren hoe de menschliefde op eene waarlyk edele, en den Evenmensch inderdaad heilzaame, wyze te leeren bestieren. Om dit, behalven door redeneering, te kragtiger door een treffend characterizeerend voorval aan te dringen, is het derde Deel wel inzonderheid geschikt, ter ontvouwinge van het gedrag van den Heer Bornwald en zyne Vrienden, jegens den ongelukkigen Heer Ewald en deszelfs Huisgezin. - De Heer Ewald, een door en door eerlyk Man, en voorheen een Persoon van aanzienlyke middelen, was, door een zamenloop van ongunstige omstandigheden, in een laagen staat, en, door 't verliezen van een tegen hem onregtmaatig gedreeven en uitgevoerd Proces, tot de diepste armoede gebragt. Uit deezen ongelukkigen toestand, zo treffend voor een Man van eene edele zielsgesteltenisse, eertijds in aanzien by de Waereld, wordt hy gered, door den Heer Bornwald en deszelfs Vrienden, op eene wyze, die het edelaartige gevoel der ongelukkigen niet kwetzen kan, en die te gelyk het hart en het verstand der Redders eer aandoet. In dit hulpbetoon stelde de Heer Bornwald zig voor, niet slegts dit Huisgezin uit den druk te heffen, maar ook vervolgens het zyne aan te wenden, om den Heer Ewald weder in een gevestigden staat te brengen. Zulks deed hem ook wel inzonderheid zodanige maatregels neemen, dat hy daardoor gelegenheid verkreege, om de onregtvaardigheid van 't vonnis, ten laste van den eerlyken Ewald geweezen, openlyk aan den dag te brengen; waarin hy, volgens het gemelde by 't afloopen van dit Deel, aanvanglyk slaagde, en dat in 't volgende Deel nader staat ontvouwd te worden. Het character van een vermogend, menschlievend Man, en deszelfs verstandige werkzaamheid, in de uitoefening van deeze zyne edele neiging, wordt hier op eene zo inneemende en leerzaame wyze geschetst, dat het ieder gevoelige ziele noope, om, op het beschouwen van zulk een voorbeeld, ernstig te gedenken, aan de Lesse, gaat heen en doet desgelyks, een ieder naar maate der omstandigheden, in welken hy zig bevindt. |
|