te treffen, alwaar zy niet zelden veel licht aanbrengen. De volgende Voorbeelden zullen het bewyzen.
Huydecoper maakt, op het Vers van Vondel,
‘Men zal door offeren verwerven uwen zoen, de volgende aanmerking. Men maakt thans, in den dagelykschen styl, byna geen onderscheid tusschen een' Kus en een' Zoen. Maar Zoen is eigenlyk de Kus des Vredes; als genoegzaam is af te neemen uit de woorden Pevredigen en Verzoenen, die 't zelfde betekenen. Men gebruikt het veel voor een' Kus van Liefde. Doch hierin is aan te merken, dat het woord Zoen, in deeze betekenis, veel darteler klinkt dan Kus. H. verbiest, Klucht van 't Wynvaetje:
Maer wilje myn wat geld op een hooge intrest geven,
En laten 't kapitael verdienen met een Zoen?
En in zulken styl honderdmaalen. D. heinsius, Pastorael vs. 31.
Daar hebb' ick u eerst gegeeven,
Jan de brune de Jonge, Wetsteen der Vernuften, Cap. XXII. uit guarini:
En, zoo als 't hartenpit, na hun begrip, ging vloen,
Was 't leven dat ik had, niet anders als een Zoen.
Joan blasius, in de bovengemelde Opdragt, uit denzelfden:
Myn leevensgeesten saam gedrongen wierden: toen
Was 't leeven dat ik had niet anders als een Soen.
De omstandigheden, die deeze Vertaalingen voorgaan, doen my niet twyffelen, of de laatste heeft dit laatste vaars ontleend van den eersten. Doch dit overgeslagen: Zoen is hier by vondel niet anders dan verzoening, bevrediging. Vondel, Gysbr. van Aemstel, Act. I. sc. 1.
Aen Woerden, Velsens bloet, en Aemstel, dezen smaet
Te wreeken, en van Zoen te reppen noch te roeren.
Zie ook Gebroeders Act. II. Scen. 2. en elders. Hooft, in den inhoud van Granida: Maar d'eedelhartige Prins, in plaats van zich tegens hen te verbitteren, verwondert zich over hunne zeltzaame liefde - belooft en verkryght