Gedichten van P. Boddaert, Junior. Te Utrecht by H. van Otterloo, 1788. 74 bladz. in 8vo.
‘Op aanraaden van eenige Vrienden’ (een niet ongewoon voorbericht, dat niets verdeedigt,) heeft het de dichter gewaagd, om dit bundeltje in 't licht te geeven: met belofte van het in gevalle van goedkeuring, spoedig door een tweede te doen volgen. Schoon verscheidene staalen in dit boeksken den zelvkant van het Sentimenteele aanwyzen, is het geheel toch zodanig, dat men de uitgave van een nieuw stukje, zeer wel, zonder huivering, kan te gemoet zien. Zommige trekken doen ons zelfs, in 't vervolg, iets schoons van den zich vlytig oefenenden dichter verwagten. Het byschrift op klopstock, dat zeker niet evenaart aan dat van pope op newton, van welke het eene naarvolging schynt, is echter niet zonder verdienste:
De Godsdienst dacht - waar is die blyde tyd gebleeven?
Daar d'Englen, daalend by het menschdom hier bencên,
Hun, op verheeven wyz', de wondren Gods beschreeven?
De Godheid hoorde haar - daar Klopstock ons verscheen.
Alleen zouden wy, om het meer nadruk te geeven, en de ééntoonigheid te ontwyken, in den laatsten regel liever toen, dan daar, leezen.