byzonderen smaak van ieder gezelschap. Dit is de waare natuur van dat geen, dat men gemeenlyk vriendlykheid noemt, en zy is by veelen de meest heerschende hoedanigheid. Dikwils is men daardoor bedrogen geweest, en dan heeft men haar den al te edelen eernaam van uitmuntende goedhartigheid gegeven. Door haare schoonschynende uiterlyke vertooning heeft zulk een menigmaal dien eertytel verkregen, die in alle de bedryven zyns huislyken levens een wreede tyran, een twistzoeker, een wraakzuchtige, een grillige en ingebeelde dwaas was. Die mensch integendeel, die eene waare goedhartige geaartheid bezit, en wiens hart uitgestrekt is, om het geluk van alles, wat hem omringt, te vermeerderen, zal somwylen, door gebrek aan genoegzaame waereldkennis, of door eene op zichzelve loflyke rondborstigheid, kunnen mishaagen. Niet laag genoeg zynde, om altoos zyne gedachten te vermommen, zal hy nu en dan eenige hardheden zeggen, die het voorkomen van gemelykheid of onvriendlykheid zullen hebben: in dergelyke gevallen zullen die geenen, die de goedhartigheid van de vriendlykheid niet weeten te onderscheiden, en die dezelven voor zaaken van dezelfde natuur houden, schoon zy in de daad geenszins naar elkander gelyken, zich ten onrechte verbeelden, dat dergelyke hardheden uit eene slechte geaartheid voortkoomen. Wil men zich dan daaromtrend niet bedriegen, dan is het volstrekt noodzaaklyk, dat men op deeze onderscheiding wel lette, die u in de daad bewaaren zal, dat gy de schaduw, zo als men zegt, niet voor den man neemt. Zulks is eene onherstelbaare misvatting, die van ontelbaare rampen achtervolgd wordt.
Uit het geen tot hiertoe gezegd is, kunt gy gemaklyk zien, dat het het algemeene oordeel der waereld niet is, waar door de waare geaartheid deezer beminnelyke deugd gekend word. Daar enkele vriendlykheid in 't algemeen voldoende is, om de goedkeuring van het algemeen ten voordeele van den geenen zelfs te bepaalen, wiens hart volstrekt ledig is van alle tedere en weldaadige aandoeningen, zo kan men met geene zekerheid over de geaartheid van iemand oordeelen, dan door aandachtig te letten op zodanigen van zyne daaden, die gewoonlyk het minst opgemerkt worden, en op zyn gewoonlyke gedrag in zyn huis. Zulke niet vermomd wordende daaden ontdekken den mensch; het zy hy in de groote wereld of in de onbekendheid leeft; en zo kan deeze naauwkeurige kennis van zyn huislyk leven, en zyne minst opgemerkt wordende handelingen, alleen zyne waare geaartheid openleggen. Het beste middel, om zich in dit geval voor bedrog te hoeden, bestaat hierin, dat men zich op geene uiterlyke vertooningen, die al te ligt doen dwaalen, verlaat, maar dat men het zich tot eenen vasten regel maakt, dat men zyn oordeel inricht naar de eenvoudige en grove gevoelens van die geenen, die van den persoon, wiens