Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot op den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten, IIIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1788. Behalven den Bladwyzer, 390 bladz. in gr. 8vo.Schoon de bynaam van Gedenkwaardig aan alle de Jaaren voege, die in deeze Vaderlandsche Historie beschreeven worden, zal men dien met dubbel regt kunnen en moeten geeven aan het Jaar, waar mede dit IIIde Deel aanvangt, en waar van de Schryver in den beginne deeze schets geeft: - ‘Veele Oorlogen zyn uit eenen vreemden en ongezienen hoek onzen Vereenigden Staat aangewaaid, veel aangevangen en voortgezet, op eene wyze, welke de Geschiedenisbladen dier tyden by lange na niet altoos tot eer van den Lande doen spreeken; dan wy mogen, zonder grootspraak, zeggen, dat de Oorlog, van welken wy thans een Tafereel gaan schetzen, de vreemdste en onloflykste is, waarin ooit de Vereenigde Gewesten deel hadden. Onaangenaame beelden zullen zich menigvoud, op den voorgrond, in volle grootte, en hellen dag, vertoonen. Want zullen wy ons kunnen wederhouden van onverschoonelyk Verwyl, voorbedagte Tegenkanting der heilzaamste maatregelen, haatlyke Werkloosheid, opgerokkende Tweespalt, en slinks Bedrog, zommigen in den Lande ten laste gelegd, op te haalen? terwyl verkragting van heilig Volksregt, schendige Verbondsbreuk, en vernielende Roofzugt, den Vyand alzins brandmerken. - Onder het vermelden van zo veel en zo veelerlei jammers, zullen wy ons, egter, by wylen verkwikken mogen met de beschouwing van den wel dikmaals vrugtloozen, doch | |
[pagina 147]
| |
altoos pryswaardigen Vlyt, opregte Vaderlandsliefde, onbezweeke Trouwe, en moedig wederstreven van averechtschen Handel, door de welmeenenden in den Lande aan den dag gelegd. Deugden, die te sterker afsteeken by de Ondeugden, waar tegen zy zich, hoe zeer door nyd en afgunst begrimd, aankantten. - De oude Dapperheid zal zich in 't verschiet vertoonen, en ons over 't gebrek aan genoegzaamen steun doen jammeren; en daar wy de Laaghartigheid eens Vyands versmaaden, zullen wy gelegenheid aantreffen, om de Edelmoedigheid te verheffen van eenen Vorst, aan wiens tusschenkomst en medewerking wy, naast de beschermende hand der Voorzienigheid, het behoud onzer Bezittingen verschuldigd zyn. - Terwyl ons Land de hand van Broederschap toereikt aan 't nieuw gevormd Gemeenebest, welks aanleg den thans gevoerden Oorlog ontstak. - Welk eene verscheidenheid van Stoffe! Mogten wy ze in diervoege verwerken, dat ons Geschiedblad de Naakomelingschap een egt verslag opleverde van de Gebeurtenissen onzer dagen, die in opmerklykheid voor geene vroegere behoeven te wyken. Hebben wy, over de beginzelen der daaden, deswegen altoos zo veel niet kunnen zeggen als onze Leezers zouden wenschen, en wy wel begeerd hadden, genoeg zullen wy aanvoeren, om de heerschende Gebreken, de bronnen van zo veel onheils, te ontdekken, die 'er mede behebd waren met schande ten toon te stellen, en de daar tegen werkende Deugden zulker wyze te doen uitsteeken, dat ze allen in 't ooge loopen, en de betragters daar van een dubbel verdiende Eerkroon op 't hoofd zetten.’ Drie Boeken beslaan dit tegenwoordig voor ons liggend Deel. Derzelver Inhoud in 't breede op te geeven, zou meer plaats bestaan, dan wy kunnen inruimen. Kortlyk kunnen wy 'er dit van melden: - Het V Boek (het eerste van dit Deel,) geeft verslag van den aanvang des Oorlogs, en de Bedryven, zo ter Zee als te Lande, zints de Oorlogsverklaaring door Engeland gedaan was, tot op den tyd, dat de Oorlogsverklaaring van onze zyde het licht zag. - Het VI Boek behelst eene opgave van de klagten over Werkloosheid, en wat daaromtrent, in 't begin des Oorlogs, te doen viel. Het uitzeilen en spoedig wederkeeren van 's Lands Vloot. Het voorgevallene in onze Oost. en Westindische Volkplantingen. - Het VII Boek geeft verslag van 't gedrag des Schouts by Nagt binkes, te Livorno; van de Heldendaaden, door de Ca- | |
[pagina 148]
| |
piteins oorthuis en melvill volvoerd, van zoutman's Overwinning op de Doggersbank; van de Oprigting van het Vaderlandsch Fonds tot den Zeedienst; van het verzeilen des Schips, gevoerd door Capt. a. de bruin; van het uitstellen des Convoys; van de verrigtingen der Nederlandsche Kaaperschepen; van het zeilen onder vreemde onzydige Vlaggen, en het gebeurde aan de Koopvaardyvaarders daar onder, door een Zweedsch Fregat begeleid. Onze keuze, om iets uit dit Deel over te nemen, bepaalt zich, om iet zamenhangends te geeven met het geen wy uit het IIde Deel plaatsten, tot den Uitslag van 't Verbond der Gewapende OnzydigheidGa naar voetnoot(*). Doch geheel te lang zynde, zullen wy het voornaamste byeen trekken. ‘Tegen zo veel leeds, als den Staat door den verklaarden Oorlog trof en dreigde, meenden 's Lands Vaders een bescherm- en redmiddel te zullen vinden, in het aangegaane Verbond der Gewapende Onzydigheid, volgens 't welk zy de hulp der Noordsche Mogenheden konden inroepen, gelyk zy deeden in een Staatsbesluit, den twaalfden van Louwmaand genomen, volgens 't welke der Staaten Afgezanten, aan de Hoven van Petersburg, Stokholm en Koppenhagen, moesten aandringen, dat het Gemeenebest zich in 't geval bevondt, om de voordeelen van die Verbintenis te trekken. Hun Hoog Mogenden vertrouwden, dat, schoon in het Manifest van zyne Grootbrittannische Majesteit, waar by hy zyn oogmerk verklaarde, om de Republiek als Vyand aan te merken, van het Verbond der Gewapende Onzydigheid niet wierd gesprooken, egter, uit de gantsche handeling des Staatsdienaarschaps van zyne Groetbrittannische Majesteit, en den tyd wanneer, en de wyze waar op, dit Manifest in de wereld werd gebragt, genoegzaam bleek, dat de haat tegen of over die Verbintenis, het beweegrad was van het uitbarsten des ongenoegens tegen het Gemeenebest, door het doen neemen van een zeer groot getal Schepen, aan de Ingezetenen van 't zelve toebehoorende, en ook van 's Lands Schepen van Oorlog, als in een openlyk verklaarden Oorlog. Dat het Manifest zelve het beginzel van haat, wegens de Verbintenis met haare Rus-Keizerlyke en Koninglyke Majesteit, hoe zeer men het om Staatkundige redenen hadt zoeken te vertraagen, ontdekte. Hier | |
[pagina 149]
| |
door waren haare Keizerlyke en Koninglyke Majesteiten ook aangetast, alzo dezelve, aan wien de Tractaaten tusschen Grootbrittanje en de Republiek bekend waren, niet geoordeeld konden worden, zich in een Verbond van Onzydigheid te hebben kunnen inlaaten, met die zy oordeelden niet wettig Onzydig in den Oorlog te weezen. Der Staaten Gezant aan het Hof van Zweeden, Jonkheer d.w. van lynden, gaf, overeenkomstig met dien last, een Vertoog ten dien Hove over, en kreeg, van wegen den Koning, ten antwoord, dat de Inhoud zo gewigtig was, dat dezelve tyd van bedenking en ryp beraad vorderde. - De Heer bose de la calmette, Gezant aan 't Deensche Hof, deedt mede den hem opgelegden aanzoek om hulpe, overeenkomstig met den inhoud van 't Verdrag, waar op hy zich beriep. Dezelve bleef onbeantwoord, alleen werd, op een bygevoegd Vertoog, hoedanig 'er ook een aan het Zweedsche Hof gerigt was, wegens de veiligheid der Havens en Reeden hunner Noordsche Majesteiten, en het in Zee houden van een voegelyk getal Oorlogschepen, tot voorkoming van geweldenaaryen, beloofd, dat 'er zorg gedraagen zou worden, dat aan de Hollandsche Schepen, in de Deensche Havens, geen hinder of vyandlykheid van de Engelschen zou wedervaaren, als mede dat eenige Schepen in de Zond zouden gezonden worden, tot beveiliging van de Scheepvaard. Ondanks dit werden 'er twee Hollandsche Schepen door de Engelschen, in de nabyheid van Deensche Havens, genomen. Van de geheele Vaard op de Oostzee stondt niets te wagten, indien het Verdrag der Gewapende Onzydigheid, ten onzen aanziene, werkloos bleef, of men geen anderen raad wist te schaffen, om de beraamde belemmeringen af te weeren: dewyl, niettegenstaande het Verbod des Konings van Engeland, om de Oostzee, als een eigendom der Noordsche Mogenheden, te ontzien, eene Engelsche Vloot voor de Zond, en een ander Smaldeel voor den Hollandschen Wal, zou kruissen. Het Deensche Hof betoonde zich den Staat ongenegen: in stede van een vriendelyk en gunstig antwoord, op de gevraagde Voldoening aan het Verbond der Gewapende Onzydigheid te geeven, haalde de Staatsdienaar van 't zelve in den Haage oude klagten en geschillen op, wegens eene en andere Post, op de Kust van Guinca, door de Nederlanders ingenomen en versterkt, welker bestaan met | |
[pagina 150]
| |
die der Deensche Bezittingen onbestaanbaar geoordeeld werd, en over welker ontruiming de Deensche Afgezant dringende, zo geen dreigende, taal voerde. Deedt 'er zich dus weinig hoops op, om van Zweeden of Deenemarken de beoogde hulpe te erlangen, men voedde alle hoop op die der Keizerinne, de eerste Aanlegster van het Verbond der Gewapende Onzydigheid. Veelen sloegen geloof aan de loopende gerugten, zo over Oostende als Duinkerken, hier te Lande verspreid, dat de Russische Afgezant het Hof van Londen, zonder afscheid te neemen, zou verlaaten, en dit teken van eene op handen zynde Vredebreuke tusschen Engeland en Rusland gegeeven hebben. De beledigingen haarer Vlagge aangedaan, het vergeefsch aanhouden om eene volledige voldoening, en de verontwaardiging dier Vorstinne, over de mishandelingen der Engelschen, zetten schyn by aan deeze nieuwsmaare. - Anderen twyfelden met reden aan deeze voor ons zo gunstige tydingen, en leenden veeleer het oor aan die volstrekt deeze gebeurtenis ontkenden, en, integendeel, verzekerden, dat die Staatsdienaar, uit naam van zyn Hof, alle mogelyke middelen aanwendde, om den Vrede, tusschen onzen Staat en Grootbrittanje, te herstellen. - Zeer verschillend waren de denkbeelden der geenen, die deeze loopende gerugten in 't midden lieten, over 't geen men van Rusland te wagten hadt. Eenigen beweerden, dat dit Ryk met Engeland zou breeken, alleen wegens den trouwloozen aanval op dit Gemeenebest. Anderen, dieper de gewoone handelingen der Mogenheden inziende, en de Geschiedenis tot Leermeesteresse gebruikende, konden tot dit besluit niet komen, aangemerkt de Mogenheden zeer zeldzaam zo edelmoedig zyn, dat zy hunne Schatkisten uitputten, hunne Landen en Onderdaanen aan het vuur en alle de onheilen des Oorlogs bloot stellen, alleen om eene andere Mogenheid by te springen, indien zulks niet hoofdzaaklyk strekt tot bevordering van hun eigenbelang, dat zwaar en bykans altoos overweegend gewigt ten Hove. - Hoe veel zommigen vertrouwden op het aangegaan Verbond der Gewapende Onzydigheid, buiten 't welk deeze Staat niet dan met de grootste trouwloosheid kon geslooten worden; dewyl het Gemeenebest daarin was aangenomen vóór dat wy met Engeland in Oorlog geraakten, hielden anderen zich verzekerd, dat, schoon, gelyk 's Lands Vaders op goeden | |
[pagina 151]
| |
grond hadden aangemerkt, dit Verdrag, buiten twyfel, de voornaamste Oorzaak was der Oorlogsverklaaring van Grootbrittanje, en zulks by de Noordsche Mogenheden, uit al het voorgevallene, niet onbekend kon weezen, deezen niet naar de geheime oogmerken van Engeland zouden handelen; maar zich houden aan de Letter van het Manifest des Konings waarin zorgvuldig alles vermyd was, wat eenige betrekking hadt op dit Verdrag; en moest zulks, naar luid van het achtste Artykel des Verdrags, plaats hebben. Eerlang bleek, dat zy, die zich het minst beloofden van het meergemelde Verdrag, de zaak aan 't rechte einde gevat hadden. Met het begin van Lentemaand leverde de Prins van gallitzin, Russische Gezant by deezen Staat, een Vertoog in, 't welk geen woord van 't Verbond der Gewapende Onzydigheid repte, alleen vermeldende, dat haare Rus-Keizerlyke Majesteit, zints de ontvangene kundschap van het verhaast vertrek des Engelschen Afgezants uit den Haage, met betrekking tot de gevolgen, welk zodanig een gerugtmaakende stap, ten opzigte van Engeland en den Staat, zou hebben, te Londen de dringendste voorstellen hadt laaten doen, om dat Hof te rugge te houden, van, zo 't mogelyk ware, tot daadlykheden over te gaan, en 't zelve te overreeden tot eene bemiddeling, waar toe zy wilde medewerken. Hier toe wilde zy ook den Staat beweegen, en hadt de Gezanten te Petersburg laaten zeggen, dat het Gemeenebest, in allen gevalle, zich in een behoorelyken staat van tegenweer moest stellen, en 't niet alleen op de hulp van anderen laaten aankomen. - Hoe weinig beantwoordende aan de verwagting deeze taal der Keizerinne mogt weezen, was het nogthans 'er verre af, dat zy, gelyk voorloopige gerugten wilden, 's Lands Vaders zou verzogt hebben, nog eenigen tyd, en wel tot het einde van Zomermaand, te wagten, eer zy eene Vloot in Zee zonden, om Engelands geweldenaaryen kragtdaadig te keer te gaan, terwyl zy zich alle moeite zou geeven, om Engeland tot een loflyken Vrede met ons Gemeenebest over te haalen, en dat zy, daar in niet slaagende, naa dien tyd, met vereenigde kragten dat Hof daar toe zou noodzaaken. De onwaarschynlykheid en belachlykheid van zulk een Voorslag moest elk in 't oog loopen. Hun Hoog Mogenden den Voorslag en het Aanbod | |
[pagina 152]
| |
der Keizerinne van Rusland beantwoordende, lieten het Verbond der Gewapende Onzydigheid, gelyk zy, niet onaangeroerd; maar beriepen 'er zich op in den sterksten zin. - Engeland kende maar al te wel onze zwakheid, door de gezaaide en steeds besproeide zaaden van tweedragt nog vermeerderd; steunde te zeer op de Vrienden in de Vyandlyke Staaten en Ryken, als mede op den invloed in de Onzydige, op eene gansch onloflyke wyze verkreegen, om de aangebodene bemiddeling der Keizerinne aan te neemen; deeze werd gevolglyk afgeslaagen, en teffens van Engelands zyde verzekerd, dat dit Ryk geene Onderhandelingen tot Vrede wilde aangaan, of zy moesten een Algemeenen Vrede ten voorwerp hebben, en ook de Keizer daar in gekend worden. - Wanneer dies dezelve gebeuren mogt, beloofde haare Majesteit vooruit, aan de Republiek alle Hulp, die van haar zou afhangen, op dat de Republiek ten eersten wederkeere tot den Staat van eene Onzydige Mogenheid, en daar door weder onbegrensd konne genieten alle de regten en voordeelen, welke derzelver Toetreeding tot de Verbintenisse, tusschen haare Keizerlyke Majesteit en de Koningen, haare Rondgenooten, haar moest verzekeren. Zo verdween in ydelen rook eene Verbintenis, waar van men zich alles beloofd hadt, en alles hadt moeten belooven, indien dezelve tydiger aangegaan ware, of, door de ingeworpen hindernissen der Vyanden van 's Lands Welvaard, die ten Russischen Hove de meerderheid kreegen, niet verkragt was geworden.’ |
|