om deze of gene zonde te bedryven, als God hem Zyne wederhoudende Genade onthoud: welke onthouding ik egter niet altoos als alleen vrymagtig, maar ook dikwyls als een noodzaakelyk uitvloeisel van de Goddelyke Regtveerdigheid en Heiligheid beschouw.
2. Dat ik wel toestaa, dat de zonde ook gelegen is, in een goeds ontbering, maar dat ik daar en boven ook in de Zonde erken een Wezenlykheid (realiteit) een wyziging, inzonderheid in de Zonden van bedryf, en allerbyzonderst in zulke daden, die, stoffelyk en vormelyk beschouwd, stryden met de Goddelyke Wet.
3. Dat ik de Mensch in alles wat hy bedryft, strydig tegen de Goddelyke Wet, alleen werksaam beschouw, zonder dat ik God als Medewerkmeester daarin erken.
4. Dat ik egter niets der Goddelyke Voorzienigheid onttrek, doch daar ik de Godheid beschouw als niet werksaam in 't geen eigentlyk Zondig is, ik hem op een hem betamende wyze altoos, met Zyne bestierende Voorzienigheid, Werksaam beschouw omtrent de Zonde.
5. Dat of schoon myn stelsel medebrengt, dat door de Mensch, overeenkomstig zyne destinatie en Natuur (realiteiten) zakelyke wezenlykheden kunnen worden voortgebragt, ik nooit de Mensch onafhankelyk, of als een éérste beginzel beschouw.’
‘Het zy my vergund, (vervolgt de Autheur,) deze dingen nog wat nader op te helderen, als mede iets te melden, van de aanminnige Majesteit, die, volgens myne maniere van denken, van de Godheid afstraald in zyne gangen met de Menschen, en dit zal dan ook dienen, om onze maniere van werken, met betrekkinge tot onze afhankelykheid van 't Opperwezen, aan te wyzen.’
De Autheur heeft, zo als 't ons voorkomt uit den inhoud van dit Geschrift op te kunnen maken, alles aengewend, wat in zyn vermogen was, om zyne denkbeelden te ontvouwen en die te staven; mitsgaders om zichzelven bestendig gelyk te blyven; maer wy hebben 'er niets nieuws of iets byzonders in ontdekt, dat de Liefhebbers der Geschilbehandelende Godgeleerdheid juist uitlokt, om 's Mans denkwyze bepaeldlyk te onderzoeken; dat echter één der oogmerken van zyn schryven schynt geweest te zyn; daer hy zo uitdruklyk op den Tytel zegt, dat hy deze zyne Bedenkingen in 't licht geeft, niet om ze iemand op te dringen, maar op dat ze getoetst en Beoordeeld zouden worden.