De Tooneelsluiting, met Choorzangen en Dansen, door P.J. Kasteleijn. Te Amsterdam, bij J. Helders en A. Mars, 1788. In 8vo. 24 bl.
De jaarlijksche gewoonte, om bij de sluitinge van het Tooneel des Amsteldamschen Schouwburgs, van wegens de Acteurs en Actricen, eene gepaste aanspraak door één hunner te doen, gaf den Acteur Passé aanleiding, om den Dichter van dit stukje voortestellen: zodanig eene Aanspraak in eene welvoeglijke handeling te plaatsen, ten einde dezelve, dus doende, eene meerdere bevalligheid bij te zetten.
Dit Allegorisch Spel, waar in Schouwburg, Melpomené, Thalia, Euterpe en Terpsichore de Handeling volvoeren, is een gevolg dier vraage; terwijl men het, op des Dichters verzoek, zeer wel kan beschouwen, als een blijk zijner goedwilligheid, om het Tooneel nuttig te zijn; al ware het ook, dat men bevondt, dat de kortheid des tijds, in welken de Dichter zijn werk moest volbrengen, in meer gevallen haaren invloed deedt gevoelen, dan in de keuze der Choorzangen, welke laatste hij daar mede verdeedigd. Wenschlijk ware het, indien de vier volgende versen van Melpomené, dikmaals door Schouwburg, aan welken zij gericht zijn, geraadpleegd wierden:
Vermaak met nut gepaard moet steeds uw doelwit blijven.
Nooit schittre hier vernuft, ten koste van het hart.
Elk booswigt vinde een hel, zelfs in zijn vreugdbedrijven.
Elk brave zielenkalmte, ook in zijn boezemsmart.