Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1789
(1789)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Amsterdam, in zyne Geschiedenissen, Voorregten, Koophandel, Gebouwen, Kerkenstaat, Schoolen, Schutterye, Gilden en Regeeringe, beschreven om te dienen ten vervolge op het Werk van Jan Wagenaar, Historieschryver der Stad. Veertiende Stuk. Te Amsterdam en Harlingen, by P. Conradi en V. van der Plaats, 1788. Als bezitters der uitgegeevene Dertien Stukken. In gr. 8vo. groot 301 bladz.Die het Werk van den Heere wagenaar, de Geschiedenis en Beschryving van Amsterdam behelzende, gelezen hebben, weeten, dat hy zyn verhaal van de Geschiedenissen dier Stad niet verder heeft voortgezet dan tot aan het jaar 1740, oordeelende, gelyk hy zelve zegt, dat ‘de zaaken, na dien tyd voorgevallen, nog te versch geschied waren, dan dat zy met de vereischte gegrondheid, omstandigheid en naauwkeurigheid, zouden konnen verhaald worden.’Ga naar voetnoot(*) Den liefhebberen der Vaderlandsche Geschiedenissen konde, derhalven, een aangenaamen dienst gedaan worden, door het vervolgen van het afgebroken Werk. De lotgevallen der voornaamste Stad van den Nederlandschen Staat kunnen niet missen op zichzelve belangryk te zyn voor den Leezer, en worden het nog meer door den grooten invloed, welke die Stad altoos gehad heeft, en natuurlyk moest hebben, op het algemeene Staatsbestier. 't Is hierom, zeggen de Uitgeevers in eene korte Voorreden, dat de Leezer, in de volgende verhaalen, zo wel als in de voorgaande van den Heere j. wagenaar, byzonderheden zal aantreffen, die, in den eersten opslag, geen naauwer verband scheenen te hebben met onze dan met eenige andere Stad van Holland, doch die, evenwel, by de uitkomst, bleeken, door heimelyke of openbaare bewerking onzer Regenten, bestuurd te zyn geworden, ten algemeenen beste, of ter afwendinge van gevreesde onheilen. Dit is eene zeer zekere waarheid, maar of derzelver gevolgen zo verre moeten getrokken worden, dat men van de Geschiedenissen van Amsterdam eene beknopte Vaderlandsche Historie maake, de verhaalen van Veldtochten, Gevechten en Veldslagen, daar invlechte, gelyk in dit Vervolg geschiedt, laaten wy aan het oordeel van anderen. | |
[pagina 26]
| |
De Uitgeevers merken, in hunne Voorreden, insgelyks aan, dat de Heer wagenaar, in zyne Beschryving van Amsterdam, de Geschiedenissen dier Stad niet verder brengt, dan tot den aanvang der tegenwoordige Eeuwe, of den Dood van Prinse willem den derden, in het jaar 1702. voorgevallen; en dat de berichten, welke men vervolgens ontmoet van het gebeurde tot aan het jaar 1740, meer den naam verdienen van korte aanwyzingen, dan dien van Geschiedenissen. Men heeft daarom goedgevonden dit Vervolg te beginnen met den dood van den gemelden Vorst, en dit Veertiende Stuk brengt de Geschiedenis, in Twee Boeken, tot op de Verklaaring van Frankryk's besluit, om den Staatschen bodem aan te tasten, gedaan in het jaar 1747Ga naar voetnoot(*), loopende het eerste Boek, of wel het Vierentwintigste, (want men heeft het getal der Boeken vervolgd,) tot het jaar 1719; en het Vyfentwintigste vervolgens tot het jaar 1747. Zo veel wy hebben kunnen nagaan, is dit tegenwoordige Stuk voornaamelyk byeen verzameld uit wagenaar's Beschryvinge van Amsterdam, en deszelfden Schryvers Vaderlandsche Historie. Uit het eerstgemelde Werk heeft men overgenomen de beknopte Aantekeningen, welke in het laatste gedeelte van het XXIIste en in het XXXIIste Boek voorkoomen. Het geene wagenaar, in het Tweede en Derde Stuk van zyn WerkGa naar voetnoot(†), hierendaar aante. kent, van eenige veranderingen aan openbaare Gebouwen, Stichtingen, Markten, enz. heeft men ingevoegd in de gebeurtenissen der jaaren, in welke die veranderingen gemaakt zyn. Dus is het geene bladz. 47. gezegd wordt, van de Brownisten of Bruinisten, te vinden by wagenaar IIde Stuk, bl. 174. van de Voorrechten der Burgeren, bl. 182. by wagenaar, III, 149. van de veranderingen aan de Zuider Kerk, Fransche Roomsche Kerk, en de volbouwinge van het Brantzen Hofje, bladz. 203. by wagenaar, II, 131. 211. en 355. van de Ordonnantien voor het St. Joris Hof, en voor het Veer op Bolswaard, | |
[pagina 27]
| |
bladz. 209. by wagenaar, II, 318. en 511Ga naar voetnoot(*), van de Mandemarkt, bladz. 214. by wagenaar, II, 430. De Leezer besluite hieruit evenwel niet, dat hy in dit Werk niets zal aantreffen, het geene hy niet in de twee bovengemelde van den Heere wagenaar zoude kunnen leezen. Sommige gebeurtenissen worden verhaald, van welke wagenaar of zwygt, of veel kortere melding maakt. Van dien aart is het geene op bladz. 221-229 geboekt is, raakende de onlusten op Curaçao, in het jaar 1740, waarvan wy niet weeten by den laatstgemelden Schryver iets gelezen te hebben. Het verslag, welk deezeGa naar voetnoot(†) geeft van den opstand en moord der Chineezen te Batavia, is ook merkelyk beknopter, en verzeld met minder omstandigheden, dan het geene hier voorkoomt van bl. 229. tot 241. De Heer. wagenaar spreekt in zyne Beschryvinge van AmsterdamGa naar voetnoot(§), met weinige woorden, van een kostbaar Vuurwerk, ter gelegenheid van het sluiten van den Vrede, tusschen Rusland en Zweeden, in den jaare 1721, door den Heere van brandtz, afgesteken: maar hier vindt men van bl. 122. tot bl. 132. eene uitvoerige beschryving van dat Vuurwerk, met al de Decoratien, Opschriften, enz. daartoe behoorende, nevens de aanmerking, ‘dat de Heer van brandtz, zo aan het Hof van Rusland, als hier te Lande, met dit alles, geene geringe eer behaalde.’ Van het Spiegelgevecht te water, het geene op den 21sten April 1717, ter eere van hunne Czaarsche Majesteiten, te Amsterdam gegeven werd, zullende spreeken, heeft onze Schryver den Zeinbrief voor de beide Esquaders geboektGa naar voetnoot(‡), welke by wagenaar ontbreekt. Somtyds verschilt ook het verhaal des Schryvers eenigzins van dat van zynen Voorganger. By voorbeeld, hier leest men, dat de Prinses Weduwe van jan willem friso het zo evengemelde Spiegelgevecht hebbe bygewoond, terwyl wagenaar zegt, dat zy tegenwoordig zy geweest by een ander diergelyk vermaak, het geen in de maand | |
[pagina 28]
| |
Augustus deszelfden jaars gegeven werd, op verzoek van Czaar peter, die ook zelve het eerste niet gezien hadGa naar voetnoot(*). - De komst van den Prins van Oranje, en die van den Afgezant van Marocco, te Amsterdam, worden hier, bl. 188, 189, geplaatst op het jaar 1729: by wagenaar, bl. 739, op het jaar 1730. Eenige andere verschillende verhaalen, maar van weinig aanbelang, meenen wy onder het leezen opgemerkt te hebben. De Uitgeevers belooven in hunne Voorreden, ‘dat de Geschiedenissen zullen vervolgd worden tot op de omwenteling, in den voorleden jaare voorgevallen.’ Het zal hun gewisselyk niet aan stoffe ontbreeken, om nog eenige Deelen te leveren, ter vervullinge van die belofte. Amsterdam heeft, vooral in de laatste jaaren, eene zo aanzienlyke, zo veel geruchts maakende, en op verschillende tyden, zo verschillende rol gespeeld op het tooneel der Staatkunde, dat ieder beminnaar des Vaderlands en der Geschiedenisse moet wenschen, het gedrag dier Stad, naauwkeuriglyk en met onpartydigheid, door eene bekwaame hand beschreven te zien. De vraag is, of het schryven van Geschiedenissen, zo zeer na aan den tegenwoordigen tyd, niet te moeilyk, en, zo 't onpartydig en naar waarheid geschieden zal, wel zonder gevaar is? Wagenaar, ten minsten, werd door die bedenkinge, van het vervolgen zyner Vaderlandsche Historie, afgeschrikt, gelyk hy zelve betuigt in het Berigt, geplaatst voor derzelver XXIste Deel. Wy moeten den Leezer nog berichten, dat de Uitgeevers belooven het Werk met een goed aantal van Plaaten of Prenten te versieren, en dat het zo wel in groot en klein folio, als in octavo, is gedrukt, ten einde de Bezitters der onderscheiden formaaten des Werks van wagenaar gelegenheid te geeven, om dit Vervolg by hetzelve te kunnen voegen. |
|