| |
| |
| |
Beschryving van Nieuw Holland, Byzonder van de Oostkust, thans South Wales geheeten, waar de Botany Baay, de plaats tot eene nieuwe volk-planting bestemd, gelegen is.
(Uit het Engelsch.)
‘De Nieuwspapieren hebben ons berigt gegeeven van het oogmerk des Engelschen Staatsbestuurs, om in de Botany Baay, aan de Oostkust van Nieuw Holland gelegen, eene Volkplanting op te richten. Dit berigt wekt eigenaartig de nieuwsgierigheid op, om de gesteltdenis diens Lands te kennen; aan deeze kunnen wy voldoen, door de volgende Beschryving, welke wy in een Engelsch Werk aantroffen, en geschikt oordeelden voor ons Mengelwerk.
| |
Ligging.
Dit Land is grooter van uirgestrektheid, dan eenig ander 't welk den naam van een Vastland niet draagt; het strekt zich naamlyk uit van 11 tot 38 Graaden Zuiderbreedte, en de langte van de Oost- en Noord-Oostkust, tot een rechte lyn gebragt, is 27 Graaden, of omtrent 2000 Engelsche Mylen, zo dat de veirkante oppervlakte veel gvooter is dan geheel Europa.
| |
Grond en Gewassen.
Zuidwaards aan, van de Breedte van 38 Granden, is het Land over 't algemeen laag en vlak, verder Noordwaards heuvelagtig, doch nergens met bergen bezet; want de hoogten welke men 'er aantreft, maaken slegts een klein gedeelte uit, van de oppervlakte, met de vlakten en valeien vergeleeken. De hooge plaatzen zyn meest begroeid met houtgewas, en veele vlakten met planten bedekt; doch los zand, en een dorre grond, vertoont zich allergemeenst, als het gelaad des lands. De groei is Noordwaards min sterk, dan na het Zuiden, de Boomen vallen 'er zo groot, en de Gewassen zo veelvuldig niet. Het gras, schoon hoog opschietende, is schraal; de groote boomen zyn, van slegts twee soorten, goed Timmerhout; men vindt 'er ook boomen met een zagte schors van dezelfde soort, als men in Oost-Indien gebruikt, tot
| |
| |
het dubbelen der Schepen Men heeft 'er drie soorten van Palmboomen, en eene groote verscheidenheid van Planten, geschikt om de verzameling eens Plantkundigen te verryken; doch zeer weinige die tot spyze dienen.
| |
Dieren, Vogelen, en Visschen.
Onder de Viervoetige Dieren, is het opmerkenswaardigste, het Beest by de Inwoonders, Kanguzoo, geheeten, van grootte als een Schaap. De kop, hals en schouderen zyn dun, in vergelyking met de overige deelen des lighaams, doch de ooren zyn groot en staan steil overeinde. De voorpooten van een Jong waren slegts elf, doch de agterpooten twee en twintig, duimen lang: het loopt met groote sprongen, en meest overeinde. De huid van de Kangazoo is gedekt met kort hair, donker, muisvaal van kleur, uitgezonderd den kop en ooren, welke zeer op die van een Haas gelykon, de staart is zo lang als het geheele lyf, en loopt in 't einde toe, aillengskens smaller. Het vleesch van dit Dier, wel gereed gemaakt, is een uitmintend eeten.
Verscheide soorten van Honden vindt men in dit Land, ook een Dier tot de Opossas, of Buidelratten, behoorende, en een ander, gelykende, naar een Bonsing, door de Inboorlingen Quol genaamd, de buik van dit Dier is wit, en de rug met witte vlekken. Dit zyn de eenige Viervoetige Dieren, welke men op de kust van dit wyduitgestrekte land ontdekt heeft.
Vledermuizen, die eene middelsoort tusschen de Beesten en Vogelen opleveren, zyn 'er zo groot als Patryzen. Papegaayen, Paroquets, Cacatoes, en andere Vogels, met eene allerschoonste Pluimadie, vertoonen zirh in menigte: Duiven vliegen by geheele schoolen; Kwartels, Kraayen, Havikken en Arenden, en zeer groote Pelikaanen, doen 'er zich voor, als niede veel Zeegevogelte in Europa onbekend.
Onder de Kruipende Dieren, zyn verscheide soorten van Slaagen, Duizendpooten, Scorpioenen en Hagedissen. - Onder de Insecten, vertoonen zich zeer schoone Kapellen, Vliegen, Muggen, en Mieren; eenige deezer laatst gemelde zyn geheel zwart, en maaken hun verblyf, in den binnenkant der boomtakken, door de pit 'er uit te knaagen, bykans tot den buitensten bast toe, en egter groeijen deeze takken, als of 'er geen Insecten in huisvesten: breekt iemand zulk een bewoonde tak af, liy is oogen- | |
| |
bliklyk overdekt met millioenen van deeze Diertjes, die met geweld steeken.
De Zee verschaft den Inwoonderen, een veel grooter voorraad van voedzel dan het Land. De Visschen zyn van veelerlei soort; doch uitgenomen de Barheeleen, en eenige Schulpvisschen, is geen derzelven in Europa bekend, veele zyn goed om te eeten, eenige by uitmuntendheid lekker. Op de schorren en droogten, is eene ongelooflyk groote menigte van de beste Schildpadden, die men ergens aantreft; van verscheidenerlei Oesters, Mossclen en Krabben. In de rivieren en zoute kreeken, is eene soort van Krokodillen.
| |
Inwoonders.
Het Land is zeer schaars bewoond. De Mannen zyn van een middelbaare grootte, doorgaans wel gemaakt, rap en vlug. De huid is chokolaadverwig, doch de weezenstrekken verre van onbevallig; zy hebben geen platle neuzen, noch dikke lippen, hunne tanden zyn wit, en slaan wel geregeld, natuurlyk is hun hair zwart en lang, schoon zy het doorgaans kort assnyden: hunne baarden zyn ruw en dik gegroeid. Beide de Sexen gaan naakt, en schynen geen bezef te hebben van de onvoeglykheid, om zich zo ongedekt te vertoonen. Het voornaamste cieraad bestaat in een been, zo dik als een vinger, door het kraakbeenig gedeelte, 't welk de neusgaten van een scheidt, te draagen, het steckt dwars over het aangezigt heen, en stopt de beide neusgaten, in diervoege, dat het hun zeer in 't verstaanbaar spreeken belemmert. Zy hebben ook halssnoeren van schelpen, en armbanden van dun koord, drie of vier slagen om den opperarm gewonden, als mede eeu streng van platgevlogten menschen-hair, om den middel. Zy schilderen hun Lichaam met wit en rood: de vlakte van de borst, en de schouderen, zyn met groote vlekken rood bedekt, het wit met smalle streepen over de dyen, en met breede over het lyf, dit alles is niet zonder eenigen smaak. Op 't aangezigt ziet men ook kleine witte plekjes, kringswyze om de oogen heen getrokken. Zy hebben doorboorde ooren, doch geen cieraad in dezelve.
| |
Wooningen, Voedzel en Zeden.
Niets naar een Stad of Dorp gelykende, ziet men op de geheele kust. De Hutten aan de Botany Baay, waar men de beste aantreft, zyn maar even hoog genoeg, dat 'er een Mensch
| |
| |
overeinde in kan zitten, en hy kan 'er zich in de langte niet in uitstrekken: ze zyn gemaakt van buigzaame takken, in de gedaante van een oven, door de twee einden in den grond te steeken, en ze vervolgens met bladen van palmboomen, en groote stukken boombast, te dekken. De deur bestaat uit een groot hol, aan 't eene einde, nogthaus woonen 'er drie of vier persoonen, in zulk een jammerlyk verblyf, en onthouden 'er zich in de moeilykste gestalte. Verder noordwaards, waar de lugt warmer is, zyn deeze hutten niet meer dan vier voeten diep, en de eene zyde geheel open.
Het eenig huisraad, 't welk men in deeze slegte Wooningen ziet, bestaat uit een langwerpig vat, van bast gemaakt; aan de einden is een tak gehegt, die, afgesneeden, tot een handvatzel dient. Zy gebruiken 't zelve om water te scheppen. Zy hebben ook een kleinen zak, omtrent van de grootte als een Kukusnoot, eenigzins gemaakt op de wyze als men by ons beurzen knoopt, deeze draagen de mannen op den rug aan een koord, over het hoofd geslagen. In deezen zak hebben zy hunne verfstoffen, eenige vischhoeken, van schulpen gemaakt, lynen, en eenige punten tot pylen, en hunne gewoone cieraaden: uit dit weinige bestaat de geheele aardsche schat der ryksten onder dit Volk.
De Bewoonders deezer Landen hebben geen het minste denkbeeld van Koophandel, en de Engelschen, die hun eerst in 't Jaar 1770 bezogten, konden him niet beweegen om iets te verruilen. Zy stelden zulk eene waarde op bunne eigene cieraaden, dat zy 'er het minste niet van wilden afstaan, voor wat men hun ook aanboodt, hoe schitterend, en in 't oogloopend, het ook mogt weezen; dezelfde onverschilligheid, welke hun van ruilen te rug hieldt, maakte dat zy eerlyk bleeven.
| |
Canoes en Wapens.
De Canoes, of Vaartuigen aan het Zuidelykste gedeelte van de kust, zyn van boombast, aan beide de einden wel vast verbonden, en in 't midden opengehouden door kleine houten hoepen; drie menschen kunnen 'er in geborgen worden. Verder Noordwaards op, zyn de Canoes gemaakt van uitgeholde Boomstammen, misschien door vuur: zy zyn veertien voeten lang, en voorzien met een uitsteekend raam om het omkantelen te voorkomen. Vier menschen kunnen met dezelve vaaren; om ze voort te
| |
| |
doen gaan, hebben zy lange riemen, die met beide de handen moeten bestuurd worden. - Hoe zy de boomen, waar van de Canoes vervaardigd zyn, vellen, is onbekend. De eenige werktuigen, by hun gevonden, waren een Byl, slegts van steen gemaakt, eenige kleine stukjes mede van steen, in de gedaante van een wig of beitel, een houten hamer, eenige schulpen en stukken koraal.
Hunne Wapens zyn Speeren of Lanssen, van verscheidene soorten. Deeze werpen zy met een zo fiksche hand, dat zy zo zeker doel treffen als een welafgeregte Europeaansche Schutter. Zy gebruiken ook een Schild, omtrent drie voeten lang; en half zo breed, gemaakt van Boombast.
| |
Beslait.
Dr. haukesworth merkt op, ten voordeele van den aanwas der Bevolking, voor welken onze Aardkloot vatbaar is, dat Nieuw Holland, een Land in grootte gelyk aan geheel Europa, door deszelss ligging wonder geschikt is, en niet minder door de gesteldheid des gronds, om voorraad te verschassen, geschikt om millioenen Menschen te bevatten, en het leeven in eene geregelde Maatschappy te doen genieten, 't verblyf is van eenige weinige Wilden, zonder Kleeding, schaars van de nooddruftigheid des leevens voorzien, en wier leeven alleen draaglyk is, door dat beginzel van geluk, 't welk de Schepper allen zynen Schepzelen verleend heeft, te weeten, het bezef van Bestaan.
|
|