Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 600]
| |
Verslag wegens den vuurberg op het eiland Tanna.(Uit de Reize van Capt. Cook.) Aan de Heeren Schryveren der Nieuwe Algemeene Vaderlandscht Letteroefeningen.
myn heeren!
‘Toen ik onlangs, UL. eene Lyst toezond der thans daadelyk brandende Vuur-Bergen in de vier Waerelddeelen, heb ik my, in de schuld gestooken om UL. het zeer leezenswaardig Verslag van Capitein cook, wegens den Vuurberg op het Eiland Tanna, te zullen vertaalen, en het UL. toe te schikkenGa naar voetnoot(*). Misschien hebt gy, gunstig dit myn aanbod aanvaardende, reeds eenigen tyd dit stukje te gemoet gezien; ontvang het hier nevens; plaats behoeft hy 'er niet voor te zoeken, die zich meermaalen tekende, en nu ook noemt’.
ul. begunstiger. Aan het Eiland Tanna, een der Nieuwe Hebrides, of Groote Cycladen ten Oosten van Nieuw Holland liggende, zagen wy 's nachts een Vuurberg, omtrent vier mylen westwaards van ons Schip gelegen, branden, en een groote menigte tooks en vlammen uitwerpen; de vlammen verhieven zich boven een Berg tusschen ons schip en den Vuurberg gelegen. By elke uitbarsting maakte dezelve een langduurig rommelend geluid, gelyk dat des donders, of het springen van een groote myn. Een hevige stortregen, ten dien tyde vallende, scheen het geweld des Vuurbergs te doen toeneemen; de wind uit dien zelfden hoek opblaazende, werd de lugt met asch belaaden, welke zo dik nederviel dat alles daar mede overdekt was: deeze asch bestond uit eene soort van fyn zand of steen, tot poeder vermaalen of verbrand, en was den oogen zeer hinderlyk. Zomwylen volgden de uitbarstingen elkander om de drie of vier minuuten; eens zagen wy zwaare Steenen hoog in de lugt opwerpen. | |
[pagina 601]
| |
De Heer forster ging met eenige anderen na den Berg aan den Westkant der Haven, waar hy drie plaatzen vondt, uit welken Zwavelagtige rook opsteeg, uit spleeten in de aarde. De grond was daar omstreeks zeer heet, en geschroeid of verbrand; deeze Dampuitbarstingen scheenen gelyk te werken, met de Vuuruitbarstingen des brandenden Bergs; want, by elk deezer laarste, nam de hoeveelheid van rook zeer toe, en drong 'er uit in kleine kolommen: welke wy van het Schip gezien, en voor rook van vuuren, door de Inwoonderen ontstooken, gehouden hadden. Aan den voet deezes Heuvels zyn bronnen van heet water. Eenige Officieren vergezelden den Heer forster na de heete plaatzen, tot hot doen van nadere proeven. Een Thermometer gezet in een klein gat op een derzelven, rees van 80o, op welken hy in de open lugt stondt, tot 170o. Verscheide andere gedeelten des Heuvels wierpen den gantschen dag roos uit, de Vuurberg woedde sterker dan naar gewoonte: de lugt was met de uitgeworpen asch vervuld. De regen, ten dien tyde vallende, be stond uit water, zand en aarde; zo dat dezelve een bemestende regen mogt heeten. Uit welk een hoek de wind waaide, wy vonden ons geplaagd door de asch: of dezelve moest sterk in een tegenovergestelde rigting opblaazen. - Niettegenstaande de Inwoonders van Tanna redelyk voldaan scheenen, over de weinige bezoeken door de onzen hier en elders in de nabuurschap onzer Ankerplaatze afgelegd, wilden zy niet gaarne gedoogen, dat wy verder gingen. Ten blyke hier van strekte, dat, wanneer eenigen aangenomen hadden, zommige Heeren te geleiden op eene plaats, waar zy den mond des Vuurbergs konden zien, zy, hoe gereed ook in 't aanvaarden van den voorslag, him omleiden, en weder aan de haven bragten, eer deezen het bedrog ontdekten. Wy gingen vervolgens op nieuw aan land, om te beproeven of wy geen beter en nader gezigt van den Vuurberg konden krygen, en langs een dier beete rookende plaatzen een gat, in die ons heetst voorkwam, geraaakt hebbende, staken wy er een Thermometer van farenheit in; die thans tot 100o klom. Twee en een halve minuut 'er in geweest zynde, bemerkten wy noch ryzing noch daaling. De aarde, rondsom deeze plaats, was eene soort van witte klei, hadt een zwavelagtige reuk, (was zagt en vogtig) de oppervlakte alleen uitgezonderd, waar over een dunne korst lag van zwavel, en een vitrioolagtige zelf- | |
[pagina 602]
| |
standigheid, smaakende als aluin. Deeze heete plaats was niet groot van omtrek, en digt by dezelve stonden eenige Vygenboomen, die derzelver takken 'er over uitbreidden, en wel tierden. De Heer forster vergezelde my eens na den anderen kant van de Haven: en met fahrenheit's Thermometer, de hette van een der heet watersprongen onderzoekende, bevonden wy dat de Kwik tot 190o rees. Ten deezen tyde hadt de vloed het water tot twee of drie voeten van de heet waterbron doen ryzen, waarom wy oordeelden, dat de hette hier door eenigzins bekoeld zou weezen. Wy hadden hier in, nogthans, mis; want den volgenden morgen de proeve herhaalende, toen de vloed af was, rees de Kwik met hooger dan 187o: maar in een andere bron, waar het water uit het zand borrelde, kiom de Kwik in denzelfden Thermometer tot 2021o, een weinig minder dan de hette van kookend water. De heete plaatzen van welken wy zo even gewaagden, zyn omtrent drie of vier honderd voeten rechtstandig boven deeze heet waterbronnen, en in 't afhangen van dezelfde berg-keten, waar op de Vuurberg gevonden word: ik wil hier mede zeggen, dar 'er geen valeien tusschen dezelven zyn, dan zodanig als de bergketen zelve vormt: ook is de Vuurberg niet op het hoogste van deeze berg keten, maar aan de Zuid Oost zyde van dezelve. Dit loopt, zo men my berigt, aan tegen het algemeen gevoelen der Wysgeeren, die staande houden dat men de Vuurbrandende Bergen moet zoeken op de toppen der boogste. Doch dit is zo verre van het geval op het Eiland Tanna te zyn, dat zommigen van de Bergen meer dan tweemaal de hoogte hebben van den Vuurherg, en 'er zeer naby liggen. Over 't algemeen namen wy waar, dat, by vogtig weer en regen, de Vuurberg het sterkste woedde. Deeze verschynzels der Natuur geeven aanleiding tot Wysgeerige Bespiegelingen over dezelve; doch dit moet ik anderen overlaaten, en my alleen vergenoegen met de zaaken beschreeven te hebben, zo als ik dezelven vond. |
|