Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 590]
| ||||||
Heelkundige waarneming, wegens eene gelukkige genezing van eene Fractura Cranii, Concussio Cerebri, en vermorzeling van de deenleren, uitmarende de geleding van den opper- en onder-arm. Door Nicolaas Uittenbusch, Operateur en Chirurgyn, te Rotterdam.Dat het getal der Heelkundige Waarnemingen, hoe weinig gebrek men aan dezelven hebbe, nimmer te groot kan worden, indien de Waarnemer niet uit het oog verlieze, dat van derzelver opregte mededeeling den goeden of kwaden uitslag van zoortgelyke gevallen kunnen afhangen, zal door niemand tegengesproken kunnen worden. Het is, volgens dezen stelregel, dat ik dezelve aan myne Kunstöessenaren mededeel, ter herïnneringe dat in een, door hevig geweld, beledigd hoofd, in den beginne eene ruime insnyding dikwils alle verdere toevallen doet ophouden, en veeläl den Lyder een leven behouden, dat, by verzuim dezer insnyding, door geene latere in 't werk gestelde Kunstbewerkingen, gered kan worden, en de Lyder gevolglyk den dood moet ondergaan. Den 23 van Augustus 1786 werd myne hulp gevraagd by het Zoontje van N.N. alhier woonächtig, oud circa twee Jaren; welk Kind, door een op den trap openstaand Raam, op een Pothuis, en van hetzelve op de straat nederviel, met zodanig geweld, dat de glazen van 't voors. Pothuis uit hare ramen vlogen; - zynde de hoogte van het raam, waaruit het Kind viel tot aan het Pothuis, 18 voeten, en van het Pothuis tot op de straat, 3 voeten, en ruim 4 duimen, Rhynlandsche maat; dus eene hoogte van 21 voeten, en 4 duimen; waarlyk eene meer dan te groote hoogte, dan 'er vereischt werd om den dood ten gevolge te hebben. Een der Voorbygangeren nam het Kind op, hield het by de Beenen, met het hoofd naar beneden, (een gebruik, dat zeer nadeelig is, en waartoe veeltyds, by schynbare dooden, door onkundige menschen, toevlugt wordt genomen) zonder dat men eenige tekens van leven gewaar word.Ga naar voetnoot(*). | ||||||
[pagina 591]
| ||||||
Alvorens ik by het Lydertje konde komen, was een myner Leerlingen ter hulpe toegeschoten, en geene leevens beweeging gewaar wordende, appliceerde by dadelyk een Clysteer, uit melk, water, een lepel vol gemeene honig en zout samengesteld; waar op zich eene menigte drekstof ontlastte, met dat gelukkig gevolg, dat het Lydertje weder zigtbaar begon te respireeren. Na dat ik het hoofd naauwkeurig onderzogt had, kleedde ik het Kind geheel uit, en onderzogt verder het geheele Lighaam; op het hoofd ontdekte zich eene zwelling van den bovensten rand der regteröogsholte, en zich uitstrekkende over het zydelyke gedeelte van het voorhoofdsbeen en het bovenste schubswyze gedeelte des slaapbeens, tot op het midden van het regter wandbeen, denkelyk veröorzaakt doordien het Kind gevallen was op den rand van een vierkant houten gootje, op het Pothuis leggende. Geene verdere belediging aan het hoofd gewaar wordende, appliceerde ik om hetzelve Compressen; nat gemaakt in het volgende Lavement:
zo warm gemaakt als geveeld konde worden. Dit verricht hebbende, onderzocht ik den regterärm, en vond het onderste gedeelte van het opperärmbeen en de beide hoofden van het elle en speekbeen met zulk een geweld verbroken dat de gebroken beenëinden genoegzaam door de huid staken. Ik sloeg om dezelven een Compres, in 't voors. warm gemaakte Lavement bevochtigd, tot dat het Lydertje van eene behoorlyke legerstede voorzien was. Het overige van het Lighaam onbeschadigd gevonden hebbende, opende ik het Kind een ader, waar uit ik ten minsten 12 oncen bloeds ontastte; met dat gevolg, dat zyne ademhaling hoe langer hoe natuurlyker werd. Na het Kind vervolgens in eene behoorlyke legplaats | ||||||
[pagina 592]
| ||||||
bezorgd te hebben, liet ik den beledigden arm matig uiten tegenrekken, gaf aan de afgebroken beenëinden zodanige goede plaatsing, als mogelyk ware; lag een agttienhoofdige- of boekligatuur aan, en plaatste den arm regt naast het lyf, op een tamelyk groot kussen, dat ik op verscheiden plaatsen vast strikte, en beval, dat men alle stilte in acht moest nemen, en van tyd tot tyd beproeven of het Kind een slap aftreksel van thee met een weinig melk wilde innemen, voornemens zynde, om, na verloop van twee uuren, weder te komen; na verloop van welken tyd ik, met den Medicinae Doctor pruis geassisteerd, myn kleinen Lyder in de vorige omstandigheid bevond, - 't geen my deed resolveeren eene ruime insnyding te doen regt in het midden van de meergemelde zwelling aan het hoofd, waar door zich oogenbliklyk eene groote menigte bloeds onlastte, 't geen my toescheen ten deele van onder het Cranium, en ten deele uit het voorn. gezwel voorttekomen; en welk gevoelen, dat een groot gedeelte van het ontlastte bloed van onder het Cranium voortkwam, by my werd versterkt, om dat, voor eerst, de presentie van het Lydertje, na die ontlasting van bloed, zich duidelyk ontdekte, roepende oogenbliklyk om drinken; en ten tweeden, de ontdekking van eene, met den top en nagel van den vinger, gemakkelyke voelbare scheur of breuk, die zich scheen uittestrekken van het middenste gedeelte van het regter Opperhoofdsbeen, tot aan deszelfs voorsten rand of verëeniging met het Voorhoofdsbeen, en welke scheur, zo wel door den voorn: Doctor als my, gevoeld werd. Ik verbond de gemaakte wond met eene platte wiek, besmeerd met Bals. Arcei, over dezelve lag ik een Compres, in 't voorgemelde resolveerende Lavement nat gemaakt, zo warm als lydelyk was, en hier over eene wollen muts; voorts appliceerde ik andermaal eene ordinaire Clysteer, waarop eene groote ontlasting van drekstof volgde, het Lydertje in eenen natuurlyken slaap viel, en dien nacht tamelyk rustig doorbragt. Wy vonden het Kind den volgenden morgen geheel present van geest. Uit de wond was nog eenig bloed outlast, als mede uit het regter oor. Ik bleef met de voors. behandeling eenige dagen aanhouden, in den beginne dagelyks Clysteeren, tot den stoelgang geregeld geschiedde, liet den arm mede van tyd tot tyd bevochtigen, en in de bovengemelde situatie leggen, dewyl de groote zwelling en pyn geene andere behandeling toeliet. | ||||||
[pagina 593]
| ||||||
Het Lydertje werd langsamerhand vrolyker, de hoofdwonden hadden geene verdere gevolgen, de zwelling van den arm was op den agtsten dag zodanig verminderd, dat ik denzelven eene meerder gebogen gestalte geeven, en de boekligatuur styver aanhalen kon. Na denzelven, op die wys, eenige dagen behandeld te hebben, veranderde ik myne handelwys, lag om de gansche geleding eene Pleister van de Dofensivum Vigonis met een Compres en zwagtel, op zodanige wys, dat men den onderärm konde buigen en uitstrekken; welke beweeging ik daaglyksch liet herhalen, met dat gevolg, dat myn Lydertje, binnen den tyd van vier weken, volmaakt hersteld was, zonder eenig beletsel aan den arm, of elders, overgehouden te hebben. Ziet daar eene waarächtige opgaaf van gebreken, die, ofschoon nog zo wel behandeld zynde, niet altoos met eene even gelukkige Genezing bekroond worden; doch die ons tevens doen zien, dat wy ons, in hoopelooze gevallen, niet moeten laten terug houden tot in 't werk stellen van het geene, naar den aart der gebreken, van alle beöeffenaaren der lofwaardige Heelkunde vereischt wordt. De medegedeelde waarneming versterkt (zo ik vertrouw) myne voorige gezegden; dewyl het waarschynlyk, ja byna zeker is, dat het meergemelde Lydertje, by verzuim van de voors. behandeling, aan onëindige en gevaarlyke toevallen ware blootgesteld geworden, die, naar alle waarschynlykheid, den dood ten gevolge gehad zouden hebben. |
|