Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve over het staatsbestouk; door den heer G. gregory.Aan de Heeren Schryveren der Meuwe Algemeene Vaderlandscht Letteroefeningen. myne heeren! ‘Terwyl ieder bykans, in deeze dagen, hier te lande, meer dan ooit, op zyne wyze, een Staatkundige is, en verschillende stelzels beweerd en bestreeden worden; vond ik my, de Essays Historical and Moral, van den Heer g. Gregory, leezende, opgewekt tot de Vertaaling van de hier nevensgaande Proeve, dezelve ter plaatzing in uw Mengelwerk aanbiedende; ik hoop GL. zult dezelve niet weigeren, schoon het Staatkundige anders niet zeer in UL. vak valle. Verandering behaagt. En smaakt deeze, het zal my aanspooren, om nog eene en andere Proeve, over andere onderwerpen, myns oordeels, voor UL. Mengehlwerk geschikt, in Nederduitsch gewaad te kleeden. - In 't eerts meende ik, op verre naa niet altoos met den Schryver instemniende, aanmerkingen daar by te voegen; doch zulks zou het Stukje te groot hebben doen worden. In 't algemeen straalt 'er de Engelschman, met de Regeeringswyze zyns Lands ingenomen, in door; doch dit zal men hem ligt te goede houden, en zyn voordeel kunnen doen met de byzondere aanmerkingen, wejke daar buiten om loopen. Hoe 't zy, ik waag het Stukje, aan UL. oordeel, ter plaatzinge. En blyf. & | |
[pagina 482]
| |
Schoon de bewyzen, ter begunstiginge vnn de oudheid en algemeenheid der Dwinglandsche Staatsbestuuren, talryker en gewigtiger waren, dan ze met de daad zyn, zy zouden niet genoegzaam weezen, om te bewyzen, dat zulk eene zoort van Staatsbestuur natuurlykst voor den Mensch is. De bespiegelende Staatkundigen der jongst verloope Eeuwe hielden hunne Leerlingen op, en miskidenze door drogredenen, ontleend van het Aartsvaderlyk stelzel: en zints den val van dreze groote Kettery in de Staatkunde, heeft het der Vyanden van de Vryheid aan geen vlyt, en tevens aan geen gelukkigen uitslag, ontbrooken, om, met boveunatuurkundige schendnnigheden, het Verstand te verwarren. Men beweert thans, met veel ernst. Dat 'er in den Mensch een aangebooren trek tot het Oppervorstlyk Staatsbestuur huisvestGa naar voetnoot(*) als mede Dat de Menschen, onder welk een Staatsbestuur zy ook gebooren zyn, daar aan ondenworpen moeten blyvenGa naar voetnoot(†). Deeze vernuftige veronderstellingen (want ik kan ze geen hooger naam geeven,) zullen even min der Dwangregeeringe te baate komen als eenige voorgaande. Indien eenig ding den Mensch is aangebooren, 't is het beginzel van Zelfbehoudenisse: wanneer, derhalven, de meerderheid van eenig Volk overtuigd is, dat haare veiligheid en geluk beter bezorgd zou weezen, onder het eene Staatsbestuur, dan | |
[pagina 483]
| |
onder het ander, heeft dezelve zeker een regt, om het bestgekeurde aan te neemen. Uit deeze stelling volgt egter niet, dat 'er geene zekere beginzels in de Natuur zyn, waar uit een waar Bespiegelend stelzel van Staatkunde kan worden asgeleid; het volgt niet dat de grilligheid, of de vooroordeelen van een Volk, alleen moeten geraadpleegd worden. 'Er is een punt van volmaaktheid in alle Menschlyke Kunsten; ter zyde, en verder dan 't zelve, ligt het ryk der dwaalinge; dit punt kan alleen ontdekt worden, tloor ondervinding, en eene nauwlettende opspeuring der Natuure en Waarheid. In de Staatkunde, zo wel als in alle andere Weetenschappen, hebben Mannen, die zich alleen op de bespiegeling bevlytigden, steeds gearbeid, om die eenvoudigheid te verbannen, welke Natuur en Rede, als naast aan de volmaaktheid, aanwyzen: en door eene overmaatige bezorgdheid, tegen de Dwinglandsche Heerschappy van éénen, heeft het Menschlyk vernust, dikwyls, een zo zamengeeteld Staatsbestuur uitgedagt, dat het alleen kon gaande gehouden worden, op beginzels zo willekeurig, als de grondstellingen der Dwinglandy. In verscheide hedendaagsche Gemeenebesten, is het blykbaar, dat het zamengestelde werktuig van veele onderscheide Raderen alleen dient, om die Eigendunkelyke Regeering te bedekken, welke de dryfveer is van 't geheel. Indien de Menschen de natuur en einden van het Staatsbestuur onpartydig konden overweegen, zonder hun geheele aandagt te vestigen op een van derzelver misbruiken, zouden, ongetwyfeld, de waare beginzels dier Weetenschap veel gemaklyker ontdekt worden. Het algemeen oogmerk des Staatsbestuurs geen ander zynde, dan het Geluk des Volks, zyn de onmiddelyke voonverpen - voor eerst. De verdeediging van den Staat, als een geheel, tegen van buiten aankomende onheilen en aanvallen, - En ten tweeden. De inwendige en huislyke regeling, als bestaande uit byzondere Leden, ten opzigte van hun gedrag jegens elkander. Deeze maaken de twee onderscheide deelen des Staatsbestuurs uit, welke ik, ter onderscheidinge, staatkundig en burgerlyk zal noemen, of deeze benaamingen geheel juist zyn, laat ik daar. De Staatkundige belangen van een Staat zouden, zonder eenige bepaaling, kunnen aanbevolen worden, aan 't Bestuur Van éénen, of aan eenige weinige verstandige en kundige Mannen, hun eigen belang met het belang van den | |
[pagina 484]
| |
Staat zo nauw verbonden zyndeGa naar voetnoot(*), ware het niet, dat zulks hun noodzaaklyk, tevens zodanig eene maate van Magt zou geeven als him in staat stelde, om op de regten hunner Medeburgeren gemaklyk indragt te maaken. De verschillende gevoelens der menigte verhinderen en verwylen Staatkundige Bedryven; en eene Volksvergadering is geene bevoegde Oordeolaaresse over de ingewikkelde en meest altoos ondoorzienbnare betrekkingen, waar uit de Staatkundige voorvallen bestaan en zamenhangen. De Staat, als een geheel, wordt voegelyk, door een enkel Persoon verbeeld. De noodzaaklykbeid tevens van geheimhouding en spoed doet het mattig worden, dat de Staatkundige belangen vaa een Staat in weinig handen berustenGa naar voetnoot(†). Zeer veel verschilt de zaak, ten opzigte van de Purgerlyke of Huislyke schikking van den Staat. Het Volk is altoos hevoegd, om over de algemeene beginzels, van billykheid en rectvaardigheid, te oordeelen. By dezelve, heeft ook elk. hoofd voor hoofd, een onmiddelyker belang; en over de uitwerkzels der Wetten kan niemaxd zo eigenaartig oordeelen, als zy, voor wien, en ten opzigte van welken, zy gemaakt worden. De eenige kragtdaadige borstweering tegen Verdrukking is, derhalven, dat, by het maaken van Wetten, geraadpleegd worde, met zulk een aantal Burgeren van verschillende Rangen, dat de algemeene gevoelens des Volks ten dien opzigte voegelyk worden opgenomen. In wyduitgestrekte Ryken is het raadzaam gevonden, het Wetgeevend Lichaam te beperken, en, in stede van het geheele Volk zamen te roepen, een genoegzaam getal uit te kiezen. Behalven de ongelegenheid, welke 'er ontstaan zou, in elk hoofd voor hoofd op te ontbieden, om Wetten | |
[pagina 485]
| |
te helpen maaken, zyn de bezwaarlykheid in de stemmen op te neemen, en de meerdere werkzaamheid, van een uitgekoozen getal in vergelyking met eene ontelbaare menigte, bykomende redenen voor deeze schikking. Wanneer 'er zorge gedraagen werdt, dat de benoeming van dit Vertegenwordigend Lichaam niet van den Vorst afhange, ('t geen stryden zou met de eerste beginzelen deezer Bespiegeling van Staatkunde); of dat dezelve niet beruste by eenige Party, ('t welk, in zommige gelegenheden het middel zou weezen, om het Staatsbestuur het onderstboven te keeren), zie ik niet dat de wyze van verkiezing veel te beduiden hebbe. De waarheid der zaake is, dat, hoe ook de verkiezingen bestuurd worden, en de kiezers en de verkoorenen blootstaan voor omkooping. In de voorbeelden, welke onze eigene ondervinding oplevert, vinden wy niet, dat, op de plaatzen, waar de verkiezingen 't meest Volkswyze geschieden, of de Aanstellers of de Vertegenwoordigers wyzer of braaver zyn, dan elders. De Handhaving der Wetten en de Regtsvolvoeringen zouden, 't is waar, gesteld kunnen worden in andere handen, dan die de Staatkundige Belangen van den Staat bestuuren. Maar, behalven dat, in eenige gevallen, de Staatkundige en Burgerlyke zaaken met elkander verbonden zyn, zou zodanig eene schikking, twee magtige Partyen in den Staat doen opstaan, wier twist zomtyds geheel verderslyk, en altoos nadeelig, zou weezen. De eenigheid des Staatsbestuurs wordt volkomener bewaard, door aan denzelfden Persoon de geheele uitvoerende Magt, in het Burgerlyke en Staatkundige, toe te vertrouwen, met het regt, om de mindere Staatsbedienden aan te stellen. Dit toevoegzel van magt vermeerdert grootlyks den luister des hoogsten Gezags, en maakt het Volk afhanglyker; doch, zal zodanige bepaalingen toelaaten, als kragtdaadig strekken, om alle vrees voor gevaar buiten te sluiten. Dit is, myns bedunkens, de waare grondslag van het Staatsbestuur. 't Gezag, in de daad, 't geen dus wordt toevertrouwd aan de hoogste en werkzaame Magt van den Staat, schynt in den cersten opslage verbaazend; doch, de beginzels, reeds te neder gesteld, brengen van zelve zekere heilzaame voorbehoedzels en bepaalingen mede, waar door, zonder den loop des Regts te stremmen, of den Staat in gevaar te brengen, de rust en veiligheid der Ingezetenen genoegzaam bezorgd, en de buitenspoorigheden van Magtbetoon kragtdaadig gafmulkt worden. | |
[pagina 486]
| |
I. In de voorgaande Schets van Staatsbestuur, is het welzyn en de goede orde van den Staat in 't oog gehouden, door het Bestuur der openbaare zaaken, in de handen van één of van weinige Persoonen te stellen: en de eenige zekerheid, welke het Volk heeft, voor het ongestoord genot van Bargerlyk heil en vryheid, is het voorregt, van geregeerd te worden door Wetten - Wetten die zy zelve gemaakt hebben, of gemaakt zyn door Persoonen uit het midden des Volks gekoozen, even het zelve belang hebbende by de bandhaaving der Volksregten en Vryheden. Dewyl het, egter, niet voegelyk of noodig is, dat eene Volks-wetgeevende vergadering onasgebrooken zitte, zal 'er zeker byzonder gezag vereischt worden, om by gelegenheid die raadpleegingen op te schorten, de Leden zamen te roepen, en de werkzaamheden daar van te bestuuren; om de eenigheid des Staatsbestuurs te bewaaren, kan dat voorrecht toevertrouwd worden aan de hoogst uitvoerende Magt. - Hot stuk, derhalven, van het meeste aanbelang voor de Volks-vryheid is, voor te komen, dat de Uitvoerende Magt de Wetgeevende Magt zich niet aanmantige: een stap tot dit misbruik zou weezen, het zamen roepen der Volks wetgeevende-vergadering na te laaten. Indien de Uitvoerende Magt. ten opzigte om haar bestaan en middelen, van de Wetgeevende af hange, loopt de noodzaaklykheid dier zamenroeping van zelve in 't ooge; en doet de laatstgemelde, in dit geval, niets meer dan 't geen aan dezelve toekomt, en bestaanbaar met de Bespiegeling in deeze Proeve. Eene Wet te maaken, wegens het heffen van schatting des Volks, is even zeer een tak der Wetgeevende Magt, als het vaststellen van eenige Inrigting, hoe genaamd: en dit is, weezenlyk, het eenig voordeel 't geen het Volk van Engeland trekt, van dat bestuur over de Geldmiddelen, 't peen de Volksvertegenwoordigende vergadering in handen heeft; niet dat de openbaare lasten minder zyn, of de Landspenningen, over 't algemeen, beter te "raade gehouden worden, in vrye dan in oppermagtige Staatsbestuuren. II. Onmiddelyk verknogt aan dit beginzel. en even zeer voortvloeijende uit onze Bespiegelende Staatkunde, is de gewigtige grondles, Dat geen Magt onafhangelyk van de vastgestelde Wetten kan handelen. In de daad, ik weet geene betere bepaaling van Dwinglandy, dan dat het een Staatsbestuur is naar Willekeur, in tegenstelling van een | |
[pagina 487]
| |
Staatsbestuur votgens WettenGa naar voetnoot(*). Wanneer plato, in zyne gouden Eenw, het Menschdom verbeeldde als bestuurd door hooge Weezens op aardeGa naar voetnoot(†), valt uit zyn schryftrant de zinspeeling ligt te ontwaaren, en te begrypen, dat hy door het Bestuur der Goden niet anders meent dan een Bestuur, overeenkomstig met de onveranderlyke beginzelen van Billykheid en Waarheid. 't Is de grondregel der Platonische Schoole, dat Rechtvaardiheid niets anders is, dan Zedelyke Waarheid: alle Waarheid daalt af van god, en derhalven mag een Volk, naar die grondregelen bestuurd, gerekend worden, te staan onder het onmiddelyk Bestuur van het Opperweazen. Het moge, in den eerste opslage, de Burgerlyke Vryheid schynen te begunstigen, een wyduitgestrekt Lichaam van Menschen met het Regterlyk gezag te bekleeden; doch, wel beschouwd, kan niets de Regten van byzondere Persoonen meer krenken. Wanneer de schandelykheid van een onregtmaatig Bestuit veelen betreft, vermindert de veelvuldigheid der deelgenooten in boosheid de vrees voor beftraffing, en Elk voor zich zelven heeft een Character te verliezen: en waar de Regten, in eenig geval, niet talryk zyn, en de Regtshandelingen openbaar geschieden, is het bykans onmogelyk, onregtvaardig te weezen. - Dat het geheele lichaam des Volks, veréénigd, het Regterlyk gezag oefende, was een groote vlek in het Staatsbestuur van Athene en Rome, en mag, met rede, geteld worden onder de voornaamste oorzaaken van derzelver bedert en val. III. Men bedenke dus, dat, volgens de thans medegadeelde Bespiegeling, het Oppergezag aangemerkt wordt als een toevertrouwd Pand, niet als een Regt. Elke toevertrouwing nu sluit verantwoordelykheid in, doch eene beroeping op het geheele Volk zou, in dit geval, met dezelfde ongelegenheden vergezeld gaan, als in de zaaken der Wetgeeving. Om het gevaar en de ongerymdheid van twee onderscheidene Volksvertegenwoordigende Lichaamen te vermyden, is het veiligst deeze bedwingende magt te laaten huisvesten, in dat Lichaam, 't welk zamengeroepen wordt, met oogmerk om Wetten te maaken: en dit weegt, eenigermaate, op, de verregaande voorregten, door ons aan de Uitvoerende Magt toegekend. | |
[pagina 488]
| |
't Is, egter, nuttig, dat de Persoon der hoogste Overheid eenigermaate als heilig aangemerkt worde: en daar de zo zeer zamengestelde bezigheden, over het Staatsbestuur, verscheide mindere Persoonen vereischen, tot het asdoen van zaaken, heeft de wysheid des Engelschen Staaubestuurs de Regtsvervolging bepaald in dat byzonder Deel, waar de misdaad eigenlyk huisvest: dat is, tot elk Dienaar van de Kroon, die in eenig misdryf zich inwikkelde: en in zodanig een maatregel kan geen onregt schuilen; naardemaal, in een vryen Staat, niemand gedwongen kan worden, om, tegen zyn eigene overtuiging aan, eenig Ampt waar te neemen.Ga naar voetnoot(*) Onlangs heeft men hier een vraagstuk voorgesteld. Of de Uitvoerende Magt de Wetgeevende behoort te raadpleegen, in het aanstellen der mindere Bedienden? Indien de Bespiegeling, in deeze Proeve beweerd, op goeden grond steune, zou het der Kroone het voorregt te ontneemen om haare eigene Bedienden aan te stellen, de twee takken des Staatsbestuurs, die onderscheiden moeten gehouden worden, venwarren: of liever een derzelver tot een enkele vertooning maaken, zonder kragt, zonder verautwoordelykheid. Uit een ander oogpunt beschouwd, zal, indien het Ministerie door iemand anders dan door de Kroon aangesteld word, die eenigheid vernietigd raaken, welke in alle Staatkundige onderhandelingen behoort te heerschen; het vertrouwen, 't geen de Vorst op zyne Staatsdienaars behoort te hebben, zou verdwynen, en veel verwarring in het bestuur der openbaare zaaken opryzen. 't Is, derhalven, veiliger voor de Verregenwoordigers des Volks, zich te vrede te houden met het geen hun wettig toekomt, om de Bedienden der Kroon, wegens wanbedryf, ter verantwoording te roepen, dan te staan na derzelver aanstellinge. IV. Naar dit alles, is het in alle Staaten, waar het geheele Lichaam des Volks niet geraadpleegd wordt, in het opstellen der Wetten noodig, dat 'er zekere bedwingende of beoordeelende Magt by 't geheele Volk plaats hebbe. | |
[pagina 489]
| |
Onmiddelyk hier aan verbonden, is het Regt om vrylyk over Staaatszaaken te spreeken en te twistredenen. Zeker is het, dat de Volksbezwaaren nooit zo goed kunnen gekend of verholpen, of verbeteringen, in de Regtszaaken eens Volks, zo gereed ingevoerd worden, waar men het Volk de vryheid van spreeken, en de vryheid der Drukpersse, belet. De vrees voor berisping is, zo in het Burgerlyk als in het Staatsmans leeven, een der kragtigste beschermmidoelen der Deugd. Wy hebben eene Proof in Engeland, dat deeze vergunning aan het Volk weinig kwaads kan baaren. Zeker is 'er minder neiging tot opstand, minder daadlyk geweld, ik most bykans zeggen, minder weezenlyke werkzaamheid, ten opzigte van Staatkundige belangen, by het Volk in Engeland, dan by eenig ander Volk, en dat (hoe wonderspreukig het moge klinken) is voor een groot gedeelte het uitwerkzel van de onbepaalde vryheid, welke het zelve bezit, om alle openbaare belangen na te gaan, in te zien en te beoordeelen. Hun Yver ontlast zich in woorden; hunne Begeerte ontvangt voldoening, door het botvieren aan de verbeelding: zy voeren denkbeeldige stryden, en brengen denkbeeldige Staatsomwentelingen te wege. De zelfde oorzaak verwekt veranderlykheid en oneenstemmigheid in hunne begrippen. Zy zyn niet hartlyk met elkander vereenigd, en iets met de daad te volvoeren, of daar in standvastig, gelyk zy zeker zouden weezen, indien de strengheid der Staatsbestuuring hun noodzaakte geheimer in hunne verrigtingen te weezenGa naar voetnoot(*) - De Drukpers staat ook gereed voor beide de Partyen; en dewyl geletterde Lieden, niet zelden, zich in bekrompen doen bevinden, staat de balans, in 't stuk van vernuftige en wel opgestelde Schriften, doorgaans aan de Hofzyde over. En, in gevalle de Schryvers ten voordeele der Staatsdienaaren niet overtuigen, maatigen zy doorgaans de heftigheid der Party. Waarlyk hoe veele zyn 'er niet, die het houden met die het laatste woord heeft. Ik mag hier byvoegen, dat de hebbelykheid om zaaken | |
[pagina 490]
| |
van Staat te wikken en te weegen, veelen overhaalt tot het bedaarde en gemaatigde besluit om beide de Partyen te hooren; het voorwerp is dikwyls uit den weg gernimd, of de haat der partyschappen geleenigd, eer zy tyd hebben om tot een besluit te komen. In deezer voege is de eigenste omstandigheid, welke zwakke Vorsten altoos geneegen geweest zyn aan te zien, als hinderlykst voor hunne Magt, voor de Koningen van Engeland het beste plegtanker van vrede en veiligheid. Op den grondslag, dat een afgevaardigde Wetgeeverschap in alle opzigten het Volk vertegenwoordigt en in plaats van 't zelve staat, wordt het Regt van Wederstand bieden aan het Parlement ontkend; maar, op het beginzel, dat alle Souveraine en Wetgeevende Magt van het Volk herkomstig is, om alleen tot 's Volks welzyn geoessend te worden, kan 'er omtrent het Regt van wederstand geen twyffel vallenGa naar voetnoot(*). 't Is nogthans een Regt, 't welk geen braaf Man ooit zal wenschen te zien gelden: en, gelukkig voor dit Land, is de Ryksgesteltenisse zo lang op-de billykste gronden gevestigd geweest, dat de gelegenheden, waar in deeze wederstand Wettig kan weezen, zeer weinig zyn. Niets minder dan eene Verandering der vastgestelde Regeerings-gesteltenissse kan een genoegzaame grond opleveren om der Wetgeevende Magt deezer Koningryken het hoofd te bieden: en dan nog moet het klaar blyken, dat die Verandering aanloopt tegen de toestemming van de Meerderheid des Volks. Wanneer, in zulk een geval,op eene minzaame aanmaaning, herstel geweigerd wordt, is de Wederstand zeker te regtvaardigen. Indien ik, ten opzigte van een zo afgesleeten onderwerp, slegts weinig nieuws heb kunnen zeggen, zal het egter eene genoegzaame verdeediging weezen, dat ik het heb durven waagen, my in den drom te begeeven der Staatkundige Schryveren. Voorheen heeft men op de hoofdzaaken deezer Proeve menigmaal stil gestaan; doch, schoon zekere beginzels van Staatsbestuur zo lang door de ondervinding goedgekeurd zyn, heb ik de redenen daar van niet opgespeurd gezien. Dat Volken, in zo ruuw een staat als onze Noordsche Voorvaders, een stelzel van Staatsbestuur omhelsd hebben, 't geen, naa 't verloop van eeuwen, zo wys en heilzaam bevonden is, heeft men tot hier toe | |
[pagina 491]
| |
voor een onverklaarbaar verschynzel gehouden. Uit de thans voorgestelde Bespiegeling, zal de Leezer waarschynlyk ontdekken, dat de gedaante des Staatsbestuurs, door hun verkozen, enkel het eenvoudig voorschrift was van Rede en Natuur, 't Gezond verstand maakte den tomtrek; verder voorkomende omstandigheden hebben 'er volgende verbeteringen aan toegevoegd. Welk Staatsbestuur eenig mengzel van Vryheid in zyn gesteltenis beeft, dat is elk wettig StaatsbestuurGa naar voetnoot(*), moet grootendeels volgens dit rigtsnoer gevormd zyn. Ik zal het overzulks waagen een weinig af te wyken van de onderscheidingen in de Regeeringsvormen, door aristoteles en montesquieu aangenomen, en alle vrye Staatsbestuuren tot twee boofdzoorten brengen: te weeten, Monarchien, of Staatsbestuuren waar de geheele uitvoerende Magt aan één Persoon is toevertrouwd; en republieken, of die Staatsbestuuren, waar in de verschillende takken van het uitvoerend Bestuur (in naam ten minsten) onderscheiden, en in verschillende handen zyn. Monarchien kunnen Verkieslyk en Erslyk weezen; de Bestuuring der Republieken kan desgelyks Verkieslyk of Erslyk zyn; dit laatste wordt heden ten dage doorgaans Aristocracy geheeten. |
|