gevoelen en handelen even goed uitdrukt, dit zal by hun, die op geen woordenstryd gesteld zyn, geene zwaarigheid baaren. In den opgemelden zin, duidt net woord iets goeds, groots en loflyks aan; en zou het die eerwaardige betekenis behouden hebben, ware het niet dat eenige Schryvers, op verre na niet van den besten stempel, het woord Sentimenteel en wat daar toe betrokken wordt, niet ontheiligd, en het Sentimenteel Character zomtyds ingevoerd hadden, om zeer gevaarlyke stellingen voor de Zedelykheid in te boezemen; door een behaagelyk voorkomen by te zetten aan in zich zelven misdaadige bedryven, door, met één woord, de Ondeugd het kleed der Deugd aan te trekken, en het ligt gevoelig hart der Jeugd op eene allerverleidelykste wyze te verleiden.
Het Romaneske Character, zo by Mannen als Vrouwen, mag beschreeven worden, als ontstaande uit een geweldige neiging tot eenige Deugden, tot een top gevoerd, die alle andore Pligten verwaarloost of zelfs met schennis daar van gepaard gaat. De Romaneske geeft altoos den voorrang aan het schittereude boven het nutte; hy zoekt hachlyke leevensomstandigheden op, en versmaadt alle lessen van bedagtzaamheid en voorzigtigheid. - Overgegeevenheid aan dit Character is altoos voor de Jeugd gevaarlyk - hoogst gevaarlyk voor de Jufferschappe, die zich daar door blootgesteld vindt aan veelvuldige verleidingen der listigen, onder de Mannen: daar de Romaneske Deugden van onuitoogbaare Edelmoedigheid, en eeuwige standvastigheid in liefde, loutere harsenschimmen zyn. Het slegtste gedeelte van het Romanesk Character is het heerschende; de zugt om avantuuren op te zoeken, een overblyfzel van de Doolende Ridderschap, verandert in Liefdens aanslagen; en de versmaading der lessen van voorzigtigheid loopt uit op eene volslaagene veragteloozing aller voorschriften van Rede en Pligt.
Dan hier mogen wy aanmerken, dat het Romanesk Character thans zelden gezien wordt onder de heerschende dwaasheden der Eeuwe. Lang is het door het Verstand gewraakt, door 't vernuft gegispt, en een voorwerp van belachlykheid geworden. Een geheel andere wending hebben maar al te veel Characters van deezen tyd genomen. Dartelende vrolykheid, vermaakneeming, en een smaak voor onbereekende uitgaven, beneemen alle vrees, dat de Jeugd, van beiderlei Sexe, de voorschriften zal volgen van Verbeelding of Verbintenissen aangaan naar de inboezemingen van enkel Romaneske Aandrift. Zy belacht het Romanesk Character in haare losse vrolykheid, op daadlyk genot gesteld, to zeer als de ernsthafte ouderdom het met een gefronst voorhoofd kan wraaken.
De Verfyning, van welken wy hier boven spraken, als het Sentimenteele in den goeden zin diens woords uitmaakende, heeft