Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBedenking wegens de verklaaring van michaëlis in zyn Mosaisch regt, over Lev. XIX: 19.Aan de Wel Edele Heeren Schryveren der Nieuwe Algem. Vaderl. Letteroef. De gewigtige redenen op te spooren van die Inzettingen, welke Jehovah, als opperste Bestierder van den Israëlitischen Staat, door Moses beschryven liet, is eene bezegheid, welke de grootste nuttigheden geeft; en de beroemde Ridder michaËlis heeft hier toe in zyn onschatbaar werk over het Mosaisch Regt zo veel by léén gebragt, dat Hy niets meer dan deeze arbeid nodig zou gehad hebben, om als een allernuttigst Geleerde by het laatste nageslagt in achting te blyven. - 'Er is echter in dit vak nog Stof tot naleezingen overgebleven, en ieder uitlegger der gewyde bladeren is verpligt het zyne daar toe by te brengen. - Ik heb onlangs iets gevonden, dat hier toe misschien behoort, en het welk, hoe gering ook, aan anderen gelegenheid geeven kan, om de wysheid van een wet van Moses, waar van de reden nog niet genoegzaam bekend was, te verdeedigen. - Wy vinden Levit. XIX: 19 dit verbod, ‘Gy en zult geen tweeërley aart uwer beesten laaten | |
[pagina 449]
| |
te zamen te doen hebben,’ - MichaËlis erkent, dat hy vsn het oogmerk van deeze wet minder weet te zeggen, dan van die welke 'er onmiddelyk op volgt. ‘Misschien, zegt Hy,Ga naar voetnoot(*) was hun dit verbooden, om hun zo veel te grooter afkeer van de onnatuurlyke vuilheid met Vee gepleegd, die in Zuidlyke landen zo gewoon is, in te boezemen; immers om hun nimmermeer een voorbeeld te geeven van zulk een onnatuurlyke vermenginge, zelfs niet in gevallen, waarin 'er geene zedelyke plichten door kunnen overtreeden worden.’ - Die reden is buiten twyffel gewigtig; maar 'er kan mogelyk nog iets worden bygevoegd. In de Scholia op homerus, die onder den naam van didymus gaan, vindt menGa naar voetnoot(†) de gedagten van eenige oude Wysgeeren over de vraag, waarom de pest, die het Grieksche Leger trof, eerst de Muilezels aantastte, en onder dezelve deeze aanmerking, dat Dieren, welke uit de vermenging van verschillende zoorten gebooren zyn, ligter voor Contagieuse Ziekten vatbaar zyn, dan andere. - Ik weet tot myn leedwezen weinig van de Natuurlyke Historie, en kan dus niet beslisten, of die aanmerking met, de waarheid overeenkomstig zy dan niet. En ik verzoek daarom de plaatzing van deezen Brief in uw Maandwerk, om daar door aan kundigen aanleiding te geeven, of tot staaving, of tot wederlegging, van deeze byzonderheid, welke, indien zy bewezen kan worden, zekerlyk de wysheid van de gemelde Instelllng in een nieuw licht zal plaatzen. - Ik ben
Almeloo, 29 Aug. 1786. weledele heeren! Uw Dienaar
j. kantelaar. |
|