Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNader bericht, wegens het geneezen van kwaadaartige verzweeringen in het aangezicht; na een korstmaakend middel van wit rattekruid; Door Johannes Bolsius, ❘Heelmeester te 's Bosch;❘❘ met aanmerkingen daar over,
| |
[pagina 414]
| |
het gebruik van een korstmaakend middel, uit wit Rattekruid, door frere bernard opgegeeven, en door den Heer van der haar in dit WerkGa naar voetnoot(*) vertaald. Zedert dien tyd, bleef ik steeds begeerig, meer voorbeelden van dien aart te mogen zien, en hier toe kreeg ik, door de goedheid van den Hr. van der haar, den 23 Octob. 1785, gelegenheid. I. Geval. Op dien dag, zond gem. Heer een Boer, vier en vyftig Jaaren oud, by my, die ik reeds voor drie Jaaren, een geruimen tyd, dog vrugteloos, gepoogd had, eene Verzweering op de Neus, die nu tien of elf Jaaren oud was, te geneezen. Ook hadden veele anderen, zoo voor als na my, daar aan mede vrugteloos gearbeid. Hy verhaalde, dat deeze Zweer, na eene ruwe afscheuring van de huid der Neus ontstaan, zedert tien Jaaren niet merkelyk vergroot, maar nu, na esne nieuwe kwetzing, zints vier maanden, verslimmerd was; de zelve zat ter zyde de Neus, ter grootte van een dubbeltje, dog ongelyk, hoekerig, met een harden en verheven rand bezet. Dien eigen dag besmeerde ik (door een penceel) de Zweer en deszelfs rand, ter dikte van een dubbeltje, met het reeds bekende Middel; bedekte dit met een weinig natgemaakt linnenstof, en na, daar op gedroogd zynde, met eene kleevende Plaaster; waar mede hy naar zyn Dorp ging. Den volgenden dag, was zyn halve Aangezicht en Neus een weinig (zoo als gewoon is) gezwollen; dan dit beletten niet zyne gewoone bezigheden te verrigten; maar den vierden dag, had de ruwe Knaap het gantsche bedekzel van de Zweer afgetrokken. - De Zweer zag 'er toen, getergd, zwart en slinkende uit, dan dit, na vier dagen bedaard zynde, bedekte ik dezelve wederom met hetzelfde smeerzel, en had het genoegen, dat deeze korst 'er zestien dagen opbleef, waar na de Zweer vuil, stinkende, vergroot, en niet slegts van gedaante, maar ook van aart, veranderd scheen. - In de eerste acht dagen, na de aanlegging, was de Lyder, (behalven de Zwelling van 't halve Aangezicht) eenigzints pynlyk geweest, hetwelk daarna in ligte scheuten veranderde. - In de eerste dagen, na het afvallen der korst, wierd de Zweer met zuiverende, daar na met verkoelende en droogende, middelen behandeld; dan de bevelling ging langzaam voort, hetwelk ik voornaamlyk toeschreef, aan zyn eigen ruwe | |
[pagina 415]
| |
handelwys, wyl ik hem om den vierden of vyfden dag, (wanneer hy een uur ver, met eene koude blaauwe Neus, by my kwam) zag. - Zedert zes Maanden, is hy met een wel gevormd Lidteken geneezen. II. Geval. Den 20 Maart 1786, vertoonde zich de Wel Eerw. Heer N.N. twee en zestig Jaaren oud, dezelve had, zedert vyftien Jaaren, op de regte zyde der Neus, eene Verzweering, dog veel groot- diep- en ongelyker dan de voorgaande, die door een sterkdrukkende Bril was veroorzaakt. Meest alle de bekende Kunstmiddelen waren, ter herstelling deezer Zweer, door een groot aantal Heelkundigen, reeds vrugteloos aangewend, ja zelfs had men eenmaal de Zweer door 't Mes trachten uit te roeijen, het Kraakbeen afgeschraapt, en hem vervolgens geraaden, daar aan nimmer iet meer te doen. - Dien zelfden dag, appliceerde ik, onder het oog van den Heer van der haar, het smeerzel, als in het voorgaande Geval. In de twee daar aan volgende dagen, was het Aangezicht daar door vry wat ontstoken en gezwollen, dan dit belette niet, dat de Heer lyder, den volgenden dag, zeven uuren verre, en naar zyn Huis, ging. - Ik gaf hem een weinig Lintwerkers-stof, en een verkoelende Lood-zalf mede; om, wanneer de korst 'er afviel, een weinig van het eerste, met een Plaaster van het laaste, op de Zweer te leggen. - Dertien dagen na deezen aanleg, viel de korst geheel weg. Niets anders, dan dit gemelde gebruikt hebbende, is deeze vyftien jaarige Zweer, in iets meer dan een Maand, met geen zeer lelyk Lidteken geneezen; hetwelk heden, tien weeken geleden, alle tekenen van bestendigheid vertoont. Om dat deeze Heer, als ook de Man in 't voorgaande Geval, dagelyks met vreemde Menschen moest omgaan, heb ik over het gedroogde Linnenstof, een kleevende Plaaster gedaan, maar het is best dit na te laaten, en de korst niet, voor dat ze los is, weg te neemen. III. Geval. Eene allezins zwakke Vrouw, met scrophuleuse Oogleden, ruim drie en zeventig Jaaren oud, had, zedert drie Jaaren, dergelyk eene Verzweering aan de regte zyde van 't Voorhoofd, en zints acht Maanden, eene tweede aan de linkerzyde der Neus; zonder eenige oorzaak daarvan te weeten. - De een en ander had de grootte van een groote witte Boon, met eenigzins verharde randen. Die, welke op het Voorhoofd zat, bloedde dikwyls, wanneer 'er de korst onvoorzigtig afraakte, dog | |
[pagina 416]
| |
had naauwlyks eenige diepte; de andere was een weinig boven de Huid uitgegroeid: - Beide deeze Zweeren, poogde ik eerst door de gewoone (genoeg bekende) Heelmiddelen te geneezen, maar vrugteloos. Schoon de Heer van der haar (om de hooge Jaaren, en ongunstigen staat deezer Vrouw) eenige bedenkingen had, appliceerde ik echter, den 25 April van dit Jaar, het bewuste smeersel op beide de Zweeren, zoo als in de twee voorgaande Gevallen. In de eerste drie dagen, zwol het Hoofd en de Neus vry sterk; maar, na den achtsten dag, liep 'er steeds een menigte dun vocht, van onder de korsten, weg, (iet, hetwelk by de twee voorgaande Gevallen ook gebeurd is, en waar na de prikkelingen verminderden.) Den zes en twintigsten dag, na den aanleg, scheenen beide de korsten los, althans ik nam ze toen gemakkelyk weg; en vond beide Zweeren zuiver, en, gelyk ook de korsten met witten Etter bedekt. Vervolgens niets dan dun Linnenstof, met een verkoelende dekplaaster, gebruikende, was zy, veertien dagen daar na, geneezen. IV. Geval. Den 1 Juny 1786, vertoonde zich aan den Hr. van der haar en my, eene Jufvr. van drie en vyftig Jaaren, met een dergelyke doch kwaadaartige Verzweering, die zedert ruim vier Jaaren was ontstaan, en nu de grootte van een schelling had; dezelve besloeg byna de geheele zyde der Neus, gaande over derzelver punt en linker vleugel; waarvan zy reeds den rand eenigzins boogsgewys had weggevreeten, en zich zelve tot in de Neus verspreid. Een geruimen tyd, na dat deeze Zweer, uit een klein beginzel ontstaan, zich vertoond had; had 'er zich, zonder eenige bekende oorzaak, op de Wang, ruim een stroo breedte van de eerste, nog eene tweede, ter grootte van een duit, vertoond. - Beide deze Zweeren waren Sponsaartig, hoekerig, en de laatste gepaard met eene roosige ontsteeking tot onder het linker Oog. Hier by had zich, zedert eenige maanden, nog eene derde, doch kleiner, Verzweering, ter grootte van een stuiver, op de regter Wang opgedaan; die, om dat ze onbedekt was, met eene geele korst was bekleed. - Buiten dit scheen de Lyderesse welvaarende. Dien eigen dag (den 1sten Juny), na dat de korsten weggenomen en de Zweeren wel asgedroogd en gezuiverd waren, besmeerde ik ze alle drie, met het bewnste smeerzel; en na dat het linnenstof, daar op mede gedroogd en vast zat, vertrok zy (met de Schuit) naar Huis. - In de | |
[pagina 417]
| |
eerste dagen daar na, was (volgens berigt) haar geheele Aangezicht vry sterk gezwollen, en zy zelf zeer koortzig geweest; dan, na het gebruik van verkoelende Dranken en Laxeeerende middelen, maar vooral, na eene ruime ontlastinge van dun vocht, het welk van onder de korsten asliep, was dit (na eenige dagen) wederom bedaard. - Den achtsten dag was de kleine korst van de regter Wang afgevallen, en, in nog even zo veele dagen, door het bedekken met een koele plaaster, de Zweer geneezen geworden. Den twee en twintigsten dag na onze eerste visite, zagen wy de Lyderesse voor de tweede maal; - zy zag 'er toen frisch en beter uit dan voorheen. - De beide korsten van Neus en Wang waren in één geloopen, en overal (behalven van onderen) nog vast. Ik besmeerde dezelve toen, met eene weekmaakende zalf, leidde daar over eene zachte kleefplaaster; en had, na twee dagen, het genoegen, beide korsten tevens te konnen wegneemen. - De Etter, onder de korst der Neus, scheen beter en witter dan die der Wang. - Vier dagen daar na, deed de beroemde Haagsche Hoogleeraar velzen nevens de Heer van der haar, ons de eere dees Patiente te zien, en hun genoegen daar over te betuigen. - Beide deeze Zweeren wierden als de vier voorgaande behandeld: - Die der Neus etterde sterk, en ontlastte eenige fyne witte vezeltjes, die van het gedeeltelyk ontbloot kraakbeen scheenen voorttekoomen; en genazen vervolgens (te weeten na het wegneemen der korst) in twintig dagen. De Heer van der haar (aan wiens nutte lessen ik, zederd veele jaaren, veel verschuldigd ben) heeft my het genoegen gedaan, deeze Lyders van tyd tot tyd te zien, en wel willen (op myn verzoek) agter deeze gevallen voegen, de volgende ohelderende | |
Aanmerkingen:Voor twee Jaren heb ik, in eene aantekening op het door my Vertaalde Stukje van Frere bernard, aangemerkt, dat ik by deze zogenaamde aangezigts of huid - kanker, hoe groot of verouderd dezelve ook waren, nimmer eenige Zwelling of Verharding in de Klieren van de Kaak, de Ooren enz. had waargenomenGa naar voetnoot(*). - Sedert dien tyd heb | |
[pagina 418]
| |
ik, als ook de Hr. bolsius met my, by vier Mannen en twee Vrouwen met verouderde gevallen, dit mede niet gezien, schoon by het eene, behalven de Verzweering op de Neus en de Koon, het eene Oog reeds weg en deszelfs beenrand mede bedorven was; al het welk by de ware Kanker der Lippen enz. anders vry gemeen is: - Ook heb ik twee lyders met dit ongemak, alleen door een aanhoudend drukkend verband, zien genezen; en verscheiden andere, door het bedekken met een verslapt Acetum Lithargyr. ten minsten voor eenigen tyd, volmaakt genezen gezien; en ik meen dat deze bewyzen, ten minste eenigzins, toonen, dat deze verzweeringen, hoe hardnekkig ook, geenzins onder de ware Kanker of het uitwas der Klieren, behoren geteld te worden; zo als dikwyls uit onkunde, of, het geen erger is, uit grootspraak, of geldzugt, geschied. Ja, ik meen zelf dat de Hr. bolsins, in dit en in zyn voorgaand berigt, zig te sterk uitdrukt met deze verzweeringen kwaad-aartig te noemen, wyl dezelve als een enkel Locaal of plaats-gebrek, meest, zo veel ik weet, door uitwendige oorzaken voortgebragt, en, by alle zoort van Menschen, zonder merklyke pyn of hinder, veele Jaren duurende, naar myn inzien, slegts alleen verdienen hardnekkig genaamd te worden: - al het welk wederom, ten aanzien van de ware Kanker, een onderscheidend kenmerk uitlevert, en de hoop der herstlelling kan vermeerderen. Gaarne beken ik, dat eenige van deze huid-verzweeringen, op het uitwendig aanzien, zig, op een jammerlyke en verbazende wyze, uitbreiden, het halve aangezigt, de Neus, nevens het eene Oog, verteren, ja, de beenderen, gelyk wy gezien hebben, zelf aantasten; en in dit opzigt, als ook in ongeneesbaarheid, met de ware kanker, volmaakt schynen gelyk te staan, ja ook daar van den naam gekregen hebben. - Maar, wanneer men in aanmerking neemt hoe veele Jaren 'er veelal verloopen eer deze Verzweeringen tot zulk eene grootte komen; - | |
[pagina 419]
| |
hoe veele verwaarlozing, en welke nutteloze, ja tergende hulpmiddelen, daar tegen, somwyl, zonder een goed en welsteunend verband, waar van zo veel heils afhangt, worden aangewend; - is het dan wel te verwonderen dat deze zweeren, zelf in de gezondste Menschen, tot zulk eene grootte, en zelf den naam van Kanker, bekomen? - Meermalen heb ik zulke Verzweeringen, die meer dan 20 Jaren oud waren, gezien, by welke de lyders eene bestendige gezondheid genoten: - maar ook, hoe zeldzaam konnen huid-verzweeringen in de beenen en op andere plaatzen, met harde randen, zonder een drukkend en welsluitend verband, genezen worden? en hoe menigmalen volgt ook daar op bederf in de beenderen, zonder de naam van Kanker of kwaad-aartig te bekomen? - Immers, alle goede Heelkundigen zullen gaarne erkennen, dat het wel genezen, van veele gebreken, meer van hunne goede verbanden, dan van de aangebragte middelen, afhangt; schoon maar weinigen dit te regt bezessen. - Maar, men onderstelle, slegts voor een oogenblik, eens; - het middel van Frere bernard ware, tegen deze zweeren, een byna zeker hulpmiddel; - zouden zy dan den naam van Kanker, kwaad-aartig enz. niet verliezen, en deze namen, veel eer aan onze onwetenheid moeten worden toegekend? Maar dat ook zoortgelyke groote, meer uitgebreide, veel kwaad-aartiger, Verzweeringen in net aangezigt, door inen uitwendige middelen, en door een wel aangebragt verband, zomwylen, konnen genezen worden, heeft de beroemde Amsterdamsche Heel-en Hand-Arts, de Hr. van wy, nog onlangs met twee zeer schoone voorbeelden, getoondGa naar voetnoot(†); maar wy vreezen, dog verlangen naar bewyzen, dat dit mede by de ware Kanker plaats heeft. De genezing van dit ongemak, door een korstmakend middel van Rattekruid, behoort ook, naar myn inzien, geenzins zo gereed, nog alleen aan de Specifique kragt des Rattekruids, toegekend; - nog ook daar uit zekere gevolgen getrokken te worden, even als of, in het uit- en inwendig gebruik daar van, een byzonder vermogen, tegen de ware Kanker, berustte; gelyk dit van eenigen word vermoed, maar nader moet bewezen worden. - Het schynt my, dog zonder ervarenis, toe, dat een ander zoortgelyk korstmakend middel, het welk twee of | |
[pagina 420]
| |
drie weken bleef vastzitten, de harde randen verteerde, de Zweer zelf van natuur of aart veranderde, en even zo lang voor de lucht bevrydde, ook van dezelfde goede uitwerking zou kunnen zyn. - Misschien is een Poeder van Lapis infernalis, de roode Praecipitaat met gebrande Aluin, of de witte Vitriool, met wit van een Ei, of iet meer kleevende, gemengd, en, in naarvolging van bernard, met een Penceel op en om de Zweergesmeerd en gedroogd, daar toe even zo bekwaam; en, ten aanzien van het Rattekruid, minder te vreezen: - Nieuwe proeven kunnen dit beslissen. - Eene verwaarloosde, mishandelde, of veréélte, Zweer geneest veel-al gemaklyk na dat de veréélting, door een lang vastzittende korst, is weggebragt; en deze laatste eigenschappen munten in het middel van de Hr. bernard byzonder uit, en is ook daarom, als nog, voor andere verkiesbaar: - ook zegt hy dit zelfde middel by hardnekkige Verzweeringen in de beenen te gebruiken, maar ik geloof dat zy niet dieper dan de huid behoeven te gaan. Ik kenne een Hand-arts; meer stout dan kundig, die dit kleine ongemak, gelyk ook veele andere, doorgaans ruimschoots Kanker noemt, en veel-al ongelukkig wegsnydt: deze sneed, voor eenige Jaren, dergelyk eene kleine Verzweering uit het aangezigt van een jeugdig Man, die als nog ongenezen is: by eene tweede is het zelfde gebeurd. - De wegsnyding schynt wel de oude Zweer van gedaante, maar niet van zynen voorgaanden Aart, te veranderen, zo als dit, door een korstmakend middel, en door de daar door veroorzaakte pyn, rozige ontsteking en Zwelling word te weeg gebragt; en ik meen dat dit laatste gewaande kwaad al het goede ter genezing voortbrengt. - My dunkt, dat denkende Heelkundigen hier uit genoeg konnen zien, waarom Locaal of plaats gebreken met ont-aarting, niet in de vogten maar in het Vaat-gestel, na geen gewone of gemene, uit- of- inwendige middelen, konnen luisteren? - het plaats-gebrek dient veranderd of weggenomen te worden. Dat nu de genezing na een lang vastzittende korst, door de Zweer zelf voortgebragt, zomwyl van zelf volgen kan, is, dunkt my, uit het volgende zeldzame voorbeeld te zien: Eene Juffrouw, van ruim 70 Jaren, had, zedert een geruimen tyd, zulk eene Huid-verzweering op de Neus en tusschen de Wenkbrauwen, die telkens met eene dikke | |
[pagina 421]
| |
korst begroeid, maar ook altoos en onverhoeds 'er weder afraakte, waar door de Zweer, getergd, bloedig en grooter wierd. - Wetende dat de meeste plaasters, zonder een drukkend verband, daar aan weinig goeds deeden, gaf ik haar, om hare hoge Jaren, den raad, daar aan volstrekt niets te doen, maar tog vooral te zorgen dat de korst niet te vroeg, onvoorzigtig of op eene ruwe wyze, wierd losgemaakt, wyl daar door haar ongemak, zo als zy reeds dikwyls gezien had, telkens zoude verergeren: zy volgde, dog wat ongenoegd, myn raad. - De korst groeide eerlang byna een duim dik en in grootte van een Schelling: dezelve viel, naar een geruimen tyd aldus vastgezeten te hebben, onverwagt en van zelf af; nalatende een vast diep lidteken, het welk, met eene witte dunne huid bedekt, 'er even zo uitzag als of het door een korstmakend middel van Frêre bernard genezen was; en het welk eenige Jaren, en tot aan haren dood, stand hield. - Was dit geval onder een in- of- uitwendig gebruik van zogenoemde opregte Oostenryksche Cicuta of van Rattekruid gebeurd, wie zou aan de Specifique kragt dezer middelen, wegens eene gewaande Kanker-genezing, getwysseld hebben? - want, wat is tog thans gemener, dan dat de heilzame uitwerking der natuur veel-al aan gewaande hulpmiddelen word toegezwaaid? Uit deze vier, als ook uit het voorheen gemelde vyfde geval, door den naarstigen Heel-arts bolsius, zo getrouw opgegeven, en onder myne oogen gebeurd, dunkt my vry billyk te mogen besluiten, dat het middel, door den Hr. bernard bekend gemaakt, een byna zeker hulpmiddel tegen deze kleine, dog hardnekkige, Verzweeringen van de huid des aangezigts zy. - By myne Vertaling daar van stond ik reeds in het zelfde denkbeeld, schoon my toen eene kleine vrees weêrhield myn naam daar byte melden. -Ga naar voetnoot(§) Thans meen ik met dankbaarheid my te mogen verblyden, toen gelegenheid gegeven en nu redenen gehad te hebben, om dit middel meeralgemeen bekend te maken. - In hoe verre dit by grote en uitgestrekte Huid-Verzweeringen met harde randen, welk | |
[pagina 422]
| |
meer aandagt, en ten opzigt van het Rattekruid, meer zorg schynen te eischen, zal of kan plaats hebben, moet de ondervlnding leeren. - Dan het zy ons voor eerst genoeg, een middel tegen een ongemak te kennen, waar van de meeste Schryvers, schoon het dikwyls voorkomt, zwygen of althans te weinig zeggen, en het welk, naar myn inzien, te onregt van veelen, om zyne hardnekkigheid en voortkruipenden aart, met den verschrikkenden naam, de Kanker des aangezigts, gedoopt word. Terwyl wy niet alleen wenschen maar vuurig smeken dat zy, die deze handelwys, zo zuiver als getrouw opgegeven, mogten volgen, ons niet slegts in de goede uitwerking evenaren, maar zelf overtreffen.
's Hertogenbosch, den 14 July 1786. |
|