- Rook en Oorlogsvlammen trekken op in den Voortogtt - Brand - Vlammen - Rook, en dikke nevels, schynen den Dag in eenen akeligen Nagt te herscheppen!
Dinnabo trekt aan met zyne dappere Krygsbenden. - Een moedig jong Held, - geroemd onder de Dapperen - een Voorbeeld voor de Helden, - de luister van Mavors Zoonen, trekt op ten stryde! - Verheven zyt Gy in roem onder de Helden, gelyk een Eik uitsteekt boven de andere Boomen des Wouds! - Dan, welk eene doodelyke schigt, vliegt aan, op mynen Held! - Zy treft hem! - De moedige borst, doorwond, stort heldenbloed uit! - Dinnabo valt in het stof der aarde! - Geweldig is deze val. - De schrik zyner Vyanden stort neder. -- Hy, die geen Verwinnaar, dan zich zelven, kon, - stort, helaas! neder; - eene doodelyke schigt treft zyn heldenborst?
Komt hier, - komt hier, gy Zoonen der droefheid, verheft nu uwe Treurzangen, en beweent met my den jongen verslagen Held.
Dinnabo trok op met zynen Broeder, - verschrikking baande voor nun den weg; net geklank hunner Wapenen was ysselyk. - Hunne Aangezigten waren als de Zon; een gloed van dapperheid straalde uit hunne vuurige Ogen.
Tegen den raad van zynen Broeder, drong dinnabo door tot in net hevigste van den Stryd, tot in het midden der Vyanden; de hittigheid van uwen Heldenmoed voerde U te ver. - Waarom, o Held, verwierpt Gy den wyzen raad van uwen voorzigtigen Broeder? - Hy kende uwe fierheid, en wilde U weerhouden, dat Gy niet zo vroeg uw heldenbloed zou uitstorten. - Maar Gy luisterde niet naar den heilzamen raad van uwen Broeder. - Gy drongt door tot in het hevigste van den Stryd.
Waar Gy heenen toogt, wierd het Veld bezaaid met doode Lyken. - Uw glinsterend Zwaard dronk Menschenbloed. - Uwe Oogen, als twee vuurige Koolen, schoten stralen als den blixem! - Eene jammerlyke Moordkreet ging 'er op, en daarmede vermengde zich het gekerm der Stervenden! - Elke slag van myn Held was doodelyk voor iederen Vyand, die getroffen wierd. - Zyne aanvallen waren als het geweld van een Orkaan. - Alle zyne slagen waren onweerstaanbaar.! - Men kende Hem aan het gewigt zyner slagen, aan de slagen van zynen Arm. - Ysselyk viel men van weerzyde aan! - Verschrikkelyk was het geschitter der uitgetogen Zwaarden! - De Vyanden vlugtten, en konden den aanval van dinnabo niet weerstaan. - Nochtans zyt Gy gevallen, ô onverwinbre Held! en uw val was als het storten eener rots in de diepte der Golven. - Gy had de zege bevogten; - uwe Vyanden doen vlugten; en, in het midden uvver Overwinning, stort Gy neder in het stof. - De toem van uwen Heldenmoed