| |
Verhaal van den gelukkigen uitslag der doorsnede van de schaambeenderen, voor de tweede reize op dezelfde vrouwe gedaan, in 's Gravenhage, door den Ervaren Heere J.C. Damen, 's Lands en Stads Heel- en Vroedmeester, den 11 Augustus, 1785.
Medegedeeld aan de Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen, DOOR Petrus Camper.
Wel Edele, zeer Geleerde Heeren!
De gunst, waarmede UWE. het medegedeeld Verhaal van de Doorsnede der Schaambeenderen, door den Heere
| |
| |
damen, zeer gelukkig op de Vrouwe van Caspar Stols, den 20 October 1783 uitgeoeffend, hebben gelieven te ontfangen, deed my verzekerd zyn, dat het, zoo aan UWE. als aan onze Land- en Konstgenooten van belang toeschynen zoude, wanneer ik UWE. de Tweede Konstbewerkinge op dezelfde Vrouwe, met denzelfden gelukkigen uitslag, den 11 Augustus 1785 gedaan, toezond. De Heer Damen heeft, op myn verzoek, wederom het geheele beloop van dat byzonder geval op het papier gebragt, en my de vryheid gegeeven om het aan UWE. op te draagen.
Gelyk wy, in het eerste geval, een nauwkeurig onderzoek eenigen tyd naa de herstelling nodig oordeelden, en daarvan een Verzekerschrist, bladz. 21 van het Verhaal, of bladz. 487 van het VI Deels, 2de Stuk, van de Alg. Letteroeffeningen opgaven, hebben wy het van geen minder gewigt gerekend, mede van den uitslag der Tweede Heelwyze, onze Land- en Konstgenooten, eene oprechte verzekeringe te geeven.
De kwaadaartigheid van zommigen, en de listige inboezemingen van anderen; hebben ons overgehaald om 'er eene Notarieele Verklaaringe by te voegen, van het geen de Vrouwe in byzyn van den Notaris C. van Brakel, en Getuigen Joh. Simonis, en Daniël Hoezée, Junior, in onze tegenwoordigheid heeft betuigd.
Niets zal my, en de Heeren Deelgenooten aan die gezegende Konstbewerkinge, aangenaamer zyn, dan wanneer deeze onze ernstige poogingen tot nut en heil van het Menschdom gunstig geduid, en ook anderen ten nuite verstrekken mogen.
| |
Verhaal van de Konstbewerking, en geneezing der Doorsnede van de Schaamheenderen, voor de tweede reize gedaan, op dezelfde Vrouwe, door J.C. Damen.
Den 11 Aug. 1785, in 's Gravenhage.
Had ik het genoegen, om, op den 20 October 1783, de Doorsnede van de Schaambeenderen, aan de Huisvrouwe van Caspar Stols, genaamd Cornelia Spranger, met een goed gevolg te doen, was ik niet minder verheugd, dezelve andermaal aan die zelfde Vrouwe, op den 11 Aug. 1785, even gelukkig te hebben mogen verrigten, ter behoudonis van een levendig Kind: met dit onderscheid evenwel, dat de Konstbewerking ditmaal niet zoo gemak- | |
| |
kelyk volbragt, en met meer moejelyke omstandigheden verzeld, wierdt. Behalven dat 'er in het beloop van het Kraambedde eene omstandigheid bykwam, welke, deeze ongelukkige Moeder met levensgevaar dreigende, vervolgens nogthans eene zeer goede keer nam.
Ik zal, even als te voren, het geval, met zyne omstandigheden, oprecht, en onbewimpeld, voordraagen, op dat een yder zou konnen zien, dat de toevallen, de Lyderesse overgekoomen, geene de minste betrekkinge hadden, op deeze Heelwyze, en ook andere Kraamvrouwen, schoon allernatuurlykst vorlost, menigmaalen overkoomen.
Het was op den elfden Aug. 1785, als my Caspar Stols, de Man van deeze Vrouwe, des ogtends ten agt uuren kwam boodschappen, dat zyne Echtgenoote den geheelen nagt zeer onrustig en pynelyk doorgebragt hadde, en naar zyn oordeel in baarensnood was. My derwaarts begeeven hebbende, bevond ik haar in dien staat, den mond der Baarmoeder zeer ruim verwyderd, en het water sterk aangroejende; maar ook tessens, dat het Kind, zeer hoog gelegen, bynaa niet bereikt konde worden: 't welk, door het sterk voorover hangen van den Buik der Baarende Vrouwe, zeer vermeerderd wierdt: uit de hardheid echter, die ik gewaar wierd, besloot ik, dat het Hoofd nederwaarts gekeerd lag.
De Vrouwe had, kort voor myne komste, eenen overvloedigen afgang gehad, en konde haar water zeer gemakkelyk loozen, welk voordeel zy in het voorige geval niet gehad hadde, en waarom haar, toen ter tyd, een Lavement toegediend, en door my, tot ontlasting der Blaas, de Catheter aangebragt was. Dit alles nu niet nodig zynde, raadde ik de Vrouwe stil te bedde te blyven leggen.
Hierop liet ik aanzegginge doen aan de Heeren, welke my by de eerste Konstbewerkinge, met zoo veel Vrucht en yver, hadden bygestaan; te meer wyl Hun Edele, met nog eenige andere Konstgenooten door my van de Zwangerheid deezer Vrouwe tydig verwittigd waren geworden; met eerbiedig verzoek om my andermaal in deeze moejelyke Konstbewerkinge by te staan.
Hunne Menschenliefde en Yver, om my behulpzaam te zyn, deeden Hun WE. reeds ten half elf uuren by de Baarende Vrouwe tegenwoordig zyn; namelyk, de Heeren joriszen, van de laar, hasselman, en kasteele, alle zeer beroèmde Geneesheeren, beneffens den Heer Huyberts, Hoogleeraar in de Ontleed, Heel., en Verloskunde, van deeze Stad.
| |
| |
Naa onderling over het geval geraadpleegd te hebben, onderzogten wy, of het bekken even eng gebleeven ware, als by de eerste Konstbewerkinge; dan of het door dezelve eenige meerdere ruimte bekoomen en behouden hadde?
De Heer van de Laar, die met my afzonderlyk de ruimte van het Bekken onderzogt, stemde met my in, dat 'er geene de minste verwydering gekoomen was, door de gedaane Operatie, en het Bekken wederom dezelfde engte hadde, als te voren; wy beslooten derhalven, dat de Doorsnede van de Zamenvoeging der Schaambeenderen, weder op nieuw, behoorde in het werk gesteld te worden, zoude de Vrouwe een levendig Kind ter wereld brengen.
Dit besluit de Lyderesse voorgesteld, en toegestemd zynde, deeden wy de Konstbewerking even als by het eerste geval, dog ik had meerder moeite om met het mes door het Kraakbeen der Schaambeenderen heen te dringen: het was harder dan de eerste maal; ook wierd ik als gedrongen, om de snede meerder zydwaarts, of liever ter zyde der vorige te doen; want het scheen my duidelyk toe, dat de plaats, daar de eerste snede gedaan was, harder dan ter zyde was.
De doorsnede gedaan zynde, was de vaneenwyking der beide Beenderen zoo groot, dat de Heer van de Laar, beide zyne Vingers, nevens den anderen gevoegd, daar tusschen in konde leggen: vervolgens keerde ik het Kind, en verloste op deeze wyze de Vrouwe van eene levendige, en welgemaakte Dochter! In de doorhaaling van het Kind, bevond ik meerder tegenstand, en moest grooter kracht aanwenden dan in het eerste geval: ook was het Kind kloeker en dikker dan het eerste; het Hoofd had een omtrek van ruim 14 duimen Rhynlandsch.
De Vrouw verlost, naa behooren bezorgd, en te Bedde gelegd zynde, bevond zig bovenmaate wel. Des Avonds klaagde zy my, sterken aandrang tot wateren te hebben; waarop ik goedvond haar op een Steekbekken te plaatzen; zy maakte nu haar water als eene gezonde Vrouwe, 't welke zy op de vorige Konstbewerkinge niet doen konde, gelyk ik gemeld hebbe op bladz. 17 van het Verhaal, of Algem. Vaderl. Letteroeff. VI Deel, 2de Stuk, bladz. 482 en 483, als mede dat haar het water twaalf dagen lang, tegens wil en dank, afliep.
In het geheele beloop van deeze tweede Geneezing, heeft zy haar water altoos op een pot behoorlyk geloosd, en is geheel en al van dit lastig ongemak bevryd gebleeven.
Hier uit kan een yder duidelyk zien, dat het verspreide
| |
| |
gerucht, als of deeze Vrouwe door de eerste Konstbewerking zoo veel geleeden zoude hebben, van nog haar water, nog haaren afgang, te konnen houden, en altoos lek gebleeven was, ten eenemaale verdicht, en bezyden de waarheid was. Ook had zy my, daar naa vraagende, altoos volmondig van het tegendeel verzekerd; naamelyk, van geen het minste ongemak daar aan te hebben.
Van veel meerder gewicht, was de Lieschbreuk aan de rechter zyde, die, om dat zy geen Breukband verdraagen konde, meest uit was. De breede ledere Riem, hoe los ook omgelegd, verdroot haar zoo, dat zy dien, in weerwil van ons, losmaakte, 't geen nogthans geene de minste hindernisse aan de geneezing aangebragt heeft; want zy wandelde, naa de derde week van haare kraam, weder over haare Kamer. Zoodanig was de gelukkige uitkomst van dit byzonder geval, 't welk om de bykoomende toevallen, eene nettere Beschryvinge vereischt.
Den tweeden, en derden dag naa deeze Konstbewerking, bevondt zy zig by uitstek welvaarende, dog op den vierden dag wierdt zy door eene hevige Koorts aangetast, die, onzes oordeels, meest door het zog veroorzaakt wierdt, want naa de Zogkoorts kwam 'er zeer weinig opzetting in de Borsten. De Kraamvrouw begon toen te klaagen, over walgingen, die op den 4den dag naa de verlossing, in braakingen overgingen, dog des avonds minder geworden waren, naa het toedienen van een Lavement, welk door eene groote veelheid afgang gevolgd wierdt. In weerwil van deeze ontlasting zwol de Buik, en wierdt pynelyk, ofschoon de Kraamzuivering geregeld voortging. De nacht, daar aanvolgende, wierdt zeer onrustig doorgebragt, de neigingen tot braaken waren wederom gekomen, ook hadt zy eenige maalen gebraakt: haare toestand wierdt dus gevaarlyker; men schreef haar eenen zagten, verkoelenden, en eenigzints afgang verwekkenden, drank voor.
Des naamiddags om twee uuren by haar geroepen zynde, vond ik haar zeer benaauwd, en spraakeloos; de pols zeer klein, en ingetrokken: naa eene aderlating kwam zy weder by, en scheen 'er door verligt.
Ten zes uuren haar met den Heere van de Laar bezoekende, vonden wy haar een weinig beter, de spraak was weder gekomen; dog de benauwdheden, nu en dan met een weinig hik verzeld, bleeven voortduuren. Wy oordeel len andermaal nodig een weinig bloed te trekken, 't welke met weinig verligtinge gedaan wierdt.
| |
| |
Des avonds ten 10 uuren haar weder bezoekende, bevond ik den toestand dezelfde. Het Lavement, hier op toegediend, vloeide, weinige oogenblikken daar naa geheel af, en de kraamvloejingen waren zedert dien eigen morgen geheel weggebleeven.
Des anderen morgens bevond ik haar ten 6 uuren veel beter, den buik geslonken, minder pynelyk: en men vertoonde my drie aanmerkelyke afgangen, die alle wit van kleur waren.
Ten elf uuren met de overige Heeren gekoomen zynde, bevonden wy haar merkelyk beter; de afgangen bleeven aanhouden; dog daar dezelve altoos zeer dun waren geweest, waren er nu eenige harde stoffen in. De kraamvloejingen openbaarden zig weder, en de Lyderesse beterde van oogenblik tot oogenblik; dog de ontlastingen, van dunne, en als melkwitte stoffe, hielden aan, en bragten telkens eene merkelyke verligtinge te wege.
Naa verloop van eenige dagen, begonnen de kraamvloejingen van kleur te veranderen, en wierden bynaa wit, taay, en zonder reuk; deeze ontlastingen duurden zeer veele dagen, tot dat zy, langzaam verminderd, eindelyk geheel ophielden.
Die zelfde ontlastingen schynen oorzaak geweest te zyn, dat de Kraamvrouw bynaa geen of zeer weinig zog gehad heeft; zoo dat zy haar Kind de borst niet heeft konnen geeven, 't welke ten gevolge hadt, dat het zeer verzwakte, door scherp zuur aangedaan wierdt, en eindelyk in de vyfde week aan stuypen overleed.
De Kraamvrouw, die, gelyk reeds gemeld is, eene Hernia Jaguinalis, of lieschbrenk aan de rechter zyde hadde, en daar voor altoos een band gedraagen hadde, konde de aanlegging van deezen band niet veelen; zoo weinig in de laatste dagen haarer zwangernis, als naa de gedaane konstbewerking: wy waren dus genoodzaakt denzelven geheel af te laaten.
Indien de Lyderesse het aanleggen van deezen band hadt konnen verdraagen, zou dezelve een dubbeld oogmerk, en nuttigheid gehad hebben, om de breuk in te houden, naamelyk, en om te dienen tot aansluiting der Heupbeenderen, in plaatze van den Beugel, door den Hoog Gel. Heere p. camper ten dien einde uitgedagt. Van welken wy, om dezelfde rede, geen gebruik konnende maaken, ons bediend hebben van dien breeden lederen Riem, welken ik in de voorige geneezinge gebezigd had- | |
| |
de. Dan ook deeze konde niet vast omgeslooten worden, om dat de Lyderesse geene sluitinge, hoe genaamd, geliefde te dulden, of, zoo zy voorgaf, niet konde verdraagen: zonder dat wy 'er de rede van hebben konnen ontwaar worden. Dikwyls maakte zy den Riem los, of verschoof dien zoodanig, dat hy dikwerf, om het weeke des Bovenbuiks, in plaatze van om de Heupbeenderen, bevonden wierdt.
Het is onderwylen zeer aanmerkelyk, dat, ofschoon het lighaam zeer weinig, of bynaa geheel niet omslooten geweest is, de geneezinge echter, en de vastgroejing der Schaambeenderen, even zoo goed als by de voorige Konstbewerking geschied zy, en wel zoodanig, dat zy, naa de derde week van haare Kraam, geheel welvaarende over haare Kamer wandelde.
j.c. damen.
Als ik, voor den 6 July deezes Jaars, in s'Hage was, maakte ik een overleg met den Heere Damen en van de Laar, om deeze Vrouwe, gelyk te vooren geschied was, wederom met oplettenheid te onderzoeken; zy wierdt gevolgelyk op den 6 July genodigd, ten huize van den Heere Damen, in het westeinde van s'Hage; verscheen daar ten zeven uuren des avonds, en onderwierp zig met alle bereidwilligheid nan ons onderzoek; gelyk geblyken zal uit de bygevoegde Verklaaring, alleenlyk door den Heere van de Laar en my ondertekend; om dat de Heer Damen, ylings buiten de Stad geroepen, by het onderzoek niet konde tegenwoordig zyn.
Wy laaten hier de Verklaaringe zelve woordelyk volgen.
Copia.
Op heden den 6 July 1786, hebben de ondergeschrevene petrus camper, Prof. Med. Honor. &, en a. van de laar, Med. Doctor, ten Huize vanden Heere damen, Heel, en Stads Vroedmr. in s'Hage, wederom met alle nauwkeurigheid onderzogt, de Huisvrouw van Caspar Stols, welke den 20 October 1783, voor de eerde maale, en laasttelyk, den 11 Aug: 1785, voor de tweede maale, met eenen gelukkigen uitslag, de Doorsnede van de Schaambeenderen ondergaan hadde, en bevonden:
1o. Dat haare gang natuurlyk en stevig was, als zynde
| |
| |
alleen gewandeld van haar Huis, tot dat van den Heere damen, waar van de afstand op 20 minuten gaans gerekend wordt; als mede, dat zy op één been, by verwisseling, en op het ander, stevig konde staan.
29. Dat de Schaambeenderen volkoomen aaneengehegt waren, laatende aan den binnenkant eene kleine holligheid: de Synchondrosis scheen daar een weinig minder gevuld.
3o. Dat de Waterweg natuurlyk gesteld was, en dat zy haar Water volmaakt wel konde houden; gelyk ook den afgang: als mede, dat 'er geen teken te zien was van de gedaane snede; dog zy hadt zedert eenigen tyd gekreegen eene kleine uitzakking van de Schede; waardoor de Lyfmoeders-Mond ligtelyk wierdt gevoeld.
4o. Dat de Liesbreuk thans zeer groot was, en de geheele rechter Lip van het vrouwelyk Deel sterk uitzettede; meest veroorzaakt, doordien zy, om geene knelling te ondergaan, den band geheel los aangelegd hieldt. De breuk wierdt echter gemakkelyk ingebragt.
5o. Zy voer, voor het overige, zeer wel, hadt haare maandelyksche ontlastingen geregeld, en was als nog niet zwanger.
Tot bevestiging van de waarheid boven gemeld, hebben wy deeze Verklaaring, met onze Naamen, ondertekend.
's Hage, den 6 July 1786.
Was getekend:
petrus camper.
van de laar.
Copia.
Geminuteerd op een Zegel van twaalf stuivers.
Op heden den 6 July 1786, heb ik Cornelis Jacob van Brakel, openbaar Notaris, by de Edl. Hove van Holland geadmitteerd, in 's Gravenhagen residerende, ter praesentie van de nagenoemde getuigen, my ter requisitie van den Heere johannes christiaan damen, 's Lands en Stads Chirurgus en Vroedmeester, alhier in den Haag, vervoegt ten huize van dezelve, en aldaar gevonden den Wel Ed. Heer petrus camper, Rustend Hoogleeraar in de Medicynen, welke aan de persoon van Cornelia Spranger, Huisvrouw van Caspar Stols, aldaar tegenwoordig, in praesentie van
| |
| |
den Heere Arnoldus van de Laar, Medicinae Doctor alhier, de navolgende Vraagen heeft gedaan; naamentlyk: Of zy was de Huisvrouw van Caspar Stols? Of zy den ouderdom van 37 jaaren niet hadt bereikt? Of zy haar water en afgang konde houden? Of zy alleen gaan konde? en of zy alleen gegaan was van haare Wooning op de Ryswyksche Straatweg, tot het huis van den Heer Johannes Christiaan Damen, in het Westeinde? Of zy op een been staan konde? Of zy nog natuurlyk haare maandelyksche Ontlastingen had? En eindelyk, of het laatste Kind, welke zy ter waereld heeft gebragt, niet een Meisje geweest, en vvf Weeken oud geworden is? En welke vraagen allen affirmative, met een volmondig jaa, door dezelve zyn beantwoord geworden: aldus geschied en gepasseerd, ter praesentie van Johannes Simonis, en Daniel Hoezée, Junior, als getuigen ten deezen verzogt.
Onder slondt.
Quod attestor
c.v. brakel,
Not. Publ.
| |
Besluit.
Uit deeze twee op eene en dezelfde Vrouwe gedaane Doorsneden van het Kraakbeen, tusschen de Schaambeenderen gelegen, blykt ten allerklaarsten, dat dezelve nog naadeelig, nog doodelyk is, en dat men op deeze wyze, wanneer het Bekken niet mismaakt, maar te naauw is, de Kinderen levendig kan doen gebooren worden. En derhalven dat men op deeze wyze den doodelyken Haak kan vermyden.
De Lieschbreuk, en beginnende uitzakking der Schede, valt te dikwyls voor, in Vrouwen, die allernatuurlykst kraamen, om dezelve aan deeze Heelwyze toe te schryven.
Wy meenen overvloedige redenen te hebben, om onze Konstgenooten aan te moedigen, om deeze zoo veel heilsbeloovende Konstbewerkinge verder te voltooijen, en, voor Moeder en Kind beide, nog gemakkelyker en zekerer te maaken.
Amsterdam den 11 July 1786.
petrus camper.
|
|