| |
Uittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, na den Stillen Oceaan in de jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Resolution en Discovery, om ontdekkingen in het Noorder halfrond te doen.
Vervolg van bl. 306.)
Bolcheritsk is gelegen in eene laage zwampige vlakte, welke zich uitstrekt tot de Zee van Okotsk, zynde omtrent veertig mylen lang, en van eene aanmerkelyke breed- | |
| |
te. Dezelve ligt aan de Noordzyde van Bolchoi-reka (of de Groote Rivier) tusschen den mond van de Gottsoska en de Bistraia, die zich in deeze Rivier ontlasten: het Schiereiland, waar op Bolcheretsk ligt, is van het Vaste Land afgescheiden door een breed Kanaal, het werk des tegenwoordigen Bevelhebbers, dat 'er niet alleen eene meerdere sterkte, als een Kasteel, aan heeft gegeeven, maar de Stad ook minder dan voorheen aan overstroomingen blootgesteld. Beneden de Stad is de Rivier van zes tot acht voeten diep, en omtrent een vierde van eene myl breed. Dezelve ontlast zich in de Zee van Okotsk, op den afstand van twee-en-twintig mylen; waar zy, volgens de opgave van krasheninicoff, door schepen van eene aanmerkelyke grootte kan bevaaren worden. - In die gedeelte des Lands, wordt geenerlei Koorn geteeld, en de Major behm onderrigtte my, dat zyn Tuin de eenige was, die men 'er ooit aangelegd hadt. De Grond was voor het meerendeel met sneeuw bedekt; die bloot lag, bleek vol kleine heuveltjes te weezen, van een zwarten veenagtigen aart. Ik zag omtrent twintig of dertig Koebeesten, de Major hadt zes kloeke Paarden. Deezen, en hune Honden, zyn de eenige tamme Dieren, welke zy bezitten: de noodzaaklykheid, in welke zy zich door de tegenwoordige gesteltenis des lands bevinden, om van deeze laatstgemelde een groot aantal te onderhouden, maakt het onmogelyk eenig Vee te houden, dat in grootte en sterkte niet tegen de Honden opmag: want, geduurende den Zomertyd, laaten zy hunne Honden geheel los loopen, en voor zichzelve zorgen; 't geen him zo hongerig en verscheurend maakt, dat zy zomtyds de Kalveren aantasten.
De Huizen in Bolcheretsk zyn alle van een gedaante, van hout en met riet of stroo gedekt. Het Huis des Bevelhebbers is veel grooter dan de overige, bestaande uit drie zeer ruime Vertrekken, net gemaakt, en die voor schoon zouden kunnen doorgaan, indien de Talksteen, swaar uit vensterraamen bestaan, 'er geen armlyk en onbevallig voorkomen aan byzette. De Stad bestaat uit verscheide ryen laage gebouwen, ieder vyf of zes wooningen bevattende, aan elkander verbonden, met een lange gemeene gang 'er langs door been loopende, aan de eene zyde van dien gang is de keuken en de voorraadschuur, aan da andere zyde de woonplaats. Behalven deezen zyn 'er Barakken voor de Russische Soldaaten en Cosakken; men heeft 'er een Kerk die een goed vertoon maakt, en
| |
| |
een Regtplaats, en aan 't einde der Stad eene menigte Balagans of Zomerwooningen, aan de Kamtschatkaërs toebehoorende. De Inwoondiers, alle zamengenomen, beloopen tusschen de vyf en zes honderd.
Wy vervoegden ons den volgenden morgen by den Koopman fedositsch, om eenige Tabak voor de Matroozen te koopen, die nu reeds meer dsan twaalf maanden deeze verltwikking hadden moeten missen Dit, nogthans, gelyk alle onze handelingen van denzelfden aart, kwam terstond ter oore der Bevelhebbers: en wy stonden kort daar op verbaasd, als wy in ons vertrek vier bondels Tabak vonden, ieder meer dan honderd ponden weegende, welke hy verzogt, dat, in zynen naam, en in den naam der Bezettinge, aan onze Matroozen mogt uitgedeeld worden. Ten zelfden tyde hadt mer ons twintig Zuikerbrooden, en zo veel ponden Thee, gezonden, verstaan hebbende dat wy daar om zeer verlegen waren, met verzoek, dat wy dit, den Officieren aan boord, ten geschenke zouden aanbieden, Mevrouw behm hadt 'er een geschenk bygevoegd voor Capitein clerke, bestaande uit versche Boter, Honig, Vygen, Ryst en andere kleinigheden van deezen aart, gepaard met de hartlykste wenschen, dat ze hem, in zynen zwaklyken staat van gezondheid, van eenigen dienst mogten weezen. Te vergeessch beproefden wy het tegen deeze ryklykheid van gisten iets in te brengen, terwyl het hard viel dezelve aan te neemen, weetende dat zy geen gedeelte, maar bykans den geheelen vootraad, der Bezettinge aan ons uitreikten. 't Bestendig antwoord van den Bevelhebber was, dat wy veel geleden, en veel noodig hadden. In de daad, de lengte van tyd, die wy op reize geweest waren, zints vvy eenige bekende Haven aandeeden, scheen hun zo ongelooflyk, dat wy het getuigenis onzer Kaarten en andere bevestigende omstandigheden, noodig hadden, om geloof te vinden. Onder deeze laatste was een zeldzaam geval, 't geen de Major behm ons deezen morgen verhaalde, en waar van hy, voor onze komst, geene reden altoos kon uitdenken.
't Is bekend, dat de Tschutski, het éénige Volk, in 't Noorden van Asia, is, dat zyne onafhangelykheid bewaard, en alle poogingen der Russen, om ze te onder te brengen, afgeslaagen heeft. De laatste krygstocht, tegen hun ondernomen, was die van den Jaare MDCCL, en eindigde, naa veele wisselende kanssen, in het te rug trekken der Russen, die hun bevelvoerenden Officier verlooren hadden. Zints dien tyd hadden de Russen hun grensvesting van de Anadyr
| |
| |
verplaatst by de Ingiga, eene Rivier, die zich ontlast in het Noordlykste gedeelte der Zee van Okotsk, en den naam geeft aan een Golf, gelegen ten Westen van die van Penshinsk. Uit dit Fort hadt de Bevelhebber behm, op den dag onzer aankomste te Bolcheretsk, een Bonde ontvangen, met de tyding, dat een Stam of een Party der Tschutski, te dier plaatze, gekomen waren met voorslagen van vriendschap, en eene vrywillige aanbieding van schattingschuldigheid. Op het onderzoeken na de oorzaak deezer onverwagte verandering in hunne gevoelens, hadden zy verklaard, dat, omtrent het einde des jongstafgeloopen Zomers, twee zeer groote Russische Schepen hun bezogt hadden, dat het Volk der Schepen hun zeer vriendlyk behandeld had, waarom zy in een Vriendschaps-Verbond met hetzelve getreeden waren; dat zy, vertrouwende op die vriendlyke gesteltenisse, nu aan het Russische Fort kwamen, om het Verdrag te sluiten, op welke voorwaarden als aanneemelyk waren voor beide de Volken. Dit zeldzaam voorval hadt veel bedenkens en gespreks veroorzaakt, zo te Ingiginsk als te Bolcherctsk; en hadden wy hun den sleutel niet gegeeven, om dit raadzel te ontsluiten, zou het geheel en al onoplosbaar geweest zyn. Het strekte ons tot geene geringe voldoening, dat wy, schoon louter toevallig, den Russen, in dit geval, den eenigen rechten weg geweezen hadden om schatting in te zamelen, en hunne heerschappye uit te breiden: en teffens vervuld met de hoope, dat de goede verstandhouding, waartoe dit geval aanleiding gegeeven heeft, een braaf Volk verlost van de toekomende invallen zulke magtige Naabuuren.
In vergelding voor de beuzelingen, die Mr. king aan de Kinderen van den Major behm gegeeven hadt, werd hy, door dien kleinen Jongen, beschonken met 't allerschoonst stel Kleederen der Kamtschatkaërs. 't Was van die soort, als de voornaamste Toion's des Lands droegen, by zeer plegtige gelegenheden, en verstond naderhand uit fedositsch, dat dit stel ten minsten honderd twintig Roubels gekost had. Hy kreeg op den zelfden tyd van het Dogtertje een fraaije Sabelmof.
Den volgenden dag, gaat Capitein king voort, hielden wy het middagmaal ten huize des Bevelhebbers, die, om ons zo veel te laaten zien van de Zeden der Inwoonderen, als onze korte tyd van verblyf toeliet, de aanzien lyksten der Haatze, dien avond, ten zynen huize noodigde,
| |
| |
Alle de Vrouwen vertoonden zich, naar de Kamtschatkasche wyze, zeer fraai opgeschikt. De Vrouwen van Capitein schmaleff, en der andere Officieren van de Bezetting, waren aartig gekleed, half naar de Siberische, en half naar de Europische mode; en Mevrouw behm hadt, om te sterker af te steeken, een gedeelte haarer goederen ontpakt, en een kostlyk Europisch Kleed aangedaan. Ik stond zeer versteld over de rykheid en verscheidenheid van Zyden Stoffen, die de Vrouwen droegen, en de zonderlingheid haarer kleeding. Het geheel geleek naar een betoverd tooneel, te midden van het ongehavendste en clendigste land des aardbodems. Ons vermaak bestondt in zingen en danssen.
Vroeg in den morgen, toen alles tot ons vertrek gereed was, werden wy verzogt, als wy na de Vaartuigen gingen, by Mevrouw behm aan te komen, en van haar afscheid te neemen. Hoe zeer onze harten vervuld waren met gevoelens van de sterkste dankerkentenisse, voor het verpligtend, goedhartig en edelmoedig onthaal, ons te Bolcheretsk bejegend, nam dit nog toe door het aandoenlyk tooneel, 't geen wy zagen by het vertrek uit onze verblysplaatze. Alle de Soldaaten en Cosakken, tot de Bezetting behoorende, stonden aan de eene zyde, en de Mannen der Stad, uitgedoscht in hunne beste kleeding, aan de andere zyde van de Straat: zo ras wy het huis uittraden, vereenigde zich het geheele Volk in het opheffen van een treurzang; het was, verhaalde ons de Major, de gewoonte daar te lande, te zingen, als zy afscheid namen van hunne Vrienden. Op deeze wyze gingen wy na het Huis des Bevelhebbers, voorgegaan door de trommels en pypers der Bezettinge; hier werden wy ontvangen door Mevrouw behm, vergezeld van andere Juffers, gekleed in lange zyden kleederen, geboord met bont van veelerlei kleuren, 't geen eene allerheerlykste vertooning opleverde. - Naa het neemen van eenige ververschingen, voor ons gereed gemaakt, vervoegden wy ons na den waterkant, vergezeld van de Jufferschappe, die haar gezang paarde by dien der overige Inwoonderen; en zo ras wy afscheid genomen hadden van Mevrouw behm, en haar verzekerd van de dankbaare naagedagtenisse, welke wy altoos met ons zouden omdraagen voor de Gastvryheid en Beleefdheid, ons te Bolcheretsk beweezen, waren wy te zeer ontroerd, om ons niet met allen mogelyken spoed in de Vaartuigen te begeeven. Toen wy afstaken, vereerde
| |
| |
ons het geheele vergaderde gezelschap, 't geen ons uitgeleide deedt, met drie keeren ons Vaarwel toe te roepen, 't geen wy beantwoordden: toen wy een bogt omvoeren, by welken wy, voor 't laatst, onze vriendlyke Onthaalers zagen, namen wy afscheid met nog ééns Vaarwel te roepen.
Op de terugreis na Petropaulowska, werden zy, vergezeld door den Major behm, die het bestuur van Kamtschatka overgedaan hadt aan den Onderbevelhebber, en zou van daar na Okotsk gaan, op zyn weg na Petersburg. Zy kwamen den drie-en-twintigsten te Petropaulowska; Capitein clerke bleef met de zynen niet in gebreke om den Major te onthaalen, op eene wyze, welke zyn edelmoedig gedrag verdiend had. De veelvuldige zeldzaamheden, op onze Reis verzameld, werden hem vertoond, en van elk iets door Capitein clerke hem aangeboden. Te deezer gelegenheid, schryft Capitein king, kan ik niet voorby te melden, een treffende blyk van dankbaarheid en edelmoedigheid by het Scheepsvolk der beide Schepen. Toen zy vernomen hadden, welk een geschenk van Tabak de Major hun gedaan had, verzogten zy, geheel uit eigen beweeging, dat hun rantsoen van sterke drank mogt ingehouden, en de voorraad, daar toe geschikt, aan de Bezetting van Bolcheretsk gezonden worden: dewyl zy reden hadden om vast te stellen, dat de Brandewyn daar zeer schaars, en dus zeer welkom, zou weezen: want de Soldaaten, aan land, hadden hun vier Roebels voor een vles gebooden. Wy, die wisten hoe zeer de Matroozen altoos het gemis van dat rantsoen beklaagden, 't welk wy hun doorgaans in warme Lugtstreeken inhielden, om een te ruimer maate in koude te kunnen geeven, en dat deeze opoffering hun 'er van zou ontzetten, gedaurende den barren tocht, dien wy nog na het Noorden te doen hadden, konden niet nalaaten ons daar over ten hoogsten te verwonderen: en, op dat zy 'er niet by zouden lyden, gaven Capitein clerke en de overige Scheeps-Officieren, in stede van de kleine hoeveelheid, tot welker aanvaarding wy den Major behm konden overhaalen, zo veel Rum. Deeze, met eenige vlessen Kaap-wyn voor Mevrouw
behm, en andere kleine geschenken, die wy konden geeven, werden op de verpligrendste wyze aangenomen. Den volgenden morgen verdeelden wy de Tabak, onder het Volk der beide Schepen, die Tabak kauwden
| |
| |
of rookten, kreegen ieder drie ponden, die geen Tabak gebruikten, kreegen één pond.
De Major behm boodt aan, zich zelven te belasten met alle boodschappen, welke wy zyner volvoeringe aanbetrouwden. Dit was eene gelegenheid, welke wy eenpaarig oordeelden niet te moeten laaten voorbyglippen. Capitein clerke gaf hem diensvolgens te verstaan, dat hy de vryheid zou neemen hem eenige papieren, tot onze Reis betrekkelyk, ter hand te stellen, om ze over te leveren aan onzen Afgezant aan het Russische Hof. Ons eerste oogmerk was alleen hem een klein Dagverhaal van onze verrigtingen te zenden; doch Capitein clerke, naderhand bedenkende, dat het geheel Verhaal ouzer Ontdekkingen veilig kon toevertrouwd worden aan een Heer, die zulke doorslaande blyken van zyne braafheid gegeeven had; en overweegende, dat wy nog een zeer hachlyk gedeelte onzer Reize te doen hadden; besloot, om door hem te laaten overhandigen het geheele Reisverhaal van onzen overleden Bevelhebber, met dat gedeelte van zyn eigen, 't geen het tydperk, zints den dood van Capitein cook tot onze aankomst in Kamtschatka, aanvulde. Mr. bayly vondt het, nevens my, goed een algemeen verslag onzer verrigtingen aan de Heeren, die over de Lengte op Zee vergaderen, 'er by te voegen: door deeze voorzorgen zou de Admiraliteit, indien ons naderhand eenig ongeluk ware overgekomen, een volkomen Verhaal gehad hebben van het voornaamste wadervaaren op onzen Reistocht. Men bepaalde ook een kleinder paket, door een Bode van Okotsk te zenden, die, gelyk de Major ons berigtte, wanneer hy wat voorspoedig was op zyne reis na die Haven, omtrent de maand December te Petersburg zou weezen; en dat hy 'er in February of Maart dagt te komen.
Geduurende de drie volgende dagen, werd de Major beurtlings nu aan boord van 't eene, dan aan boord van 't andere, Schip onthaald. Op den vyf-en-twintigsten nam hy afscheid, en werd met dertien kanonschoten begroet: de Matroozen riepen, uit eigen beweeging, driemaal Hoezéé. - Den volgenden morgen vergezelde Mr. webber met my deeze waardigen Man eenige mylen op de Awatska Rivier, waar wy een Russischen Priester, met Vrouw en Kinderen, aantroffen, daar wagtende om hunnen Bevelhebber het laatst vaarwel te zeggen. 't Was niet wel te beslissen of de goede Priester en zyn Gezin, dan wy, het
| |
| |
meest ontroerd waren by het afscheid neemen van den Major behm. Hoe kortduurend onze kennis aan hem ook geweest ware, zyn edelmoedig en belangloos gedrag had ons de grootste hoogachting voor hem ingeboezemd: en wy konden niet zonder de grootste aandoening scheiden van een Man, aan wien wy zo groote verpligtingen hadden, en, naar alle waarschynlykheid, nooit zouden wederzien.
De innerlyke waarde der byzondere Geschenken van hem ontvangen, buiten den voorraad dien wy konden berekenen, zullen naar den doorgaanden prys, daar te Lande, meer dan twee honderd Ponden beloopen hebben. Dan, zyne edelmoedigheid, hoe groot die ook op zichzelve beschouwd, moge weezen, werd overtroffen door de kieschheid, met welke hy alle zyne gunstbewyzen betoonde, en de aartige wyze, waarop hy ons gevoel van het drukkend gewigt der verpligtinge zogt voor te komen, of ons 't zelve te ontneemen; verpligtingen, welke hy wist, dat wy hem niet konden vergelden. Indien wy een stap verder gaan, en den Bevelhebber behm aanmerken als iemand, die een openbaar character bekleed, en de eer eener groote Vorstinne ophoudt, zullen wy nog meer stoffe van bewondering vinden, over de juiste en uitgebreide gevoelens, die hem bezielden. Meermaalen, was zyne taal: ‘De dienst, in welken gy getreeden zyt, strekt ten algemeenen heil des Menschdoms, dit geeft u een regt, niet alleen op de gewoone dienstbetooningen der Menschlykheid, maar het Burgetregt, op alle plaatzen, waar gy komt. Ik ben verzekerd, dat ik overeenkomstig handel met de oogmerken myner Vorstinne, in u allen gemak en geryf te verschaffen, 't geen in ons vermogen is; en ik kan haar Character, of myne eigene Eer, zo verre niet vergeeten, dat ik voor het betragten van myn pligt iets zou neemen.’ - Op een anderen tyd gaf hy ons te verstaan, ‘dat hy zeer ernstig begeerde, een goed voorbeeld te geeven aan de Kamtschatkaërs, die eerst uit den staat van barbaarschheid kwamen; dat zy de Russen als hunne voorbeelden in alles aanzagen, en dat hy diensvolgens hoopte, dat zy voortaan het zich een pligt zouden rekenen, Vreemdelingen, zo veel in hun was, by te staan, en gelooven dat dit de handelwyze was van alle beschaafde Volken.’ -- By dit alles moet ik nog voegen, dat hy, naa alle onze tegenwoordige behoeften. op de beste wyze hem
mo- | |
| |
gelyk, vervuld te hebben, zich niet min bezorgd betoonde, omtrent onze toekomende noodwendigheden; en, daarby het meer dan waarschynlyk oordeelde, dat wy den gezogten Doortocht niet zouden vinden, en dus in 't einde van 't Jaar na Kamtschatka wederkeeren, veizogt hy Capitein clerke eene lyst over te geeven van het Touwwerk en Scheepsbehoeften, die wy zouden noodig hebben; beloovende dat ze gezonden zouden worden van Okotsk, om op onze komst te wagten. Ten zelfden einde gaf hy aan Capitein clerke een papier; allen de Onderdaanen der Keizerinne, die wy mogten aantreffen, bevelende ons allen mogelyken bystand te verleenen.
Intusschen begon de gezondheid van Capitein clerke, ondanks eene heilzaame verandering van spyze, die dit Gewest aanboodt, daaglyks af te neemen. De Priester van Paratounca hadt dit niet vernomen, of hy bezorgde hem alle dagen brood, melk, versche boter en vogels, schoon zyne Wooning zestien mylen aslag van onze Schepen.
By onze eerste aankomst, schryft Capitein king, vonden wy het Russisch Hospitaal, niet verre van de Stad St. Peter en St. Paul, in een zeer jammerlyken toestand. Alle de Soldaaten waren min of meer aangetast door de Scorbut, en veelen hadden deeze kwaal in de hoogste maat. De overige Russische Inwoonders waren in denzelfden staat, en wy merkten, in 't byzonder, op, dat by onzen Vriend de Serjant, door al te veel van den sterken drank, dien wy hem gaven, te gebruiken, binnen het verloop van weinig dagen, de ontzettendste verschynzels dier Kwaale zich vertoonden. In deezen deerlyken staat, liet Capitein clerke ze alle door onze Scheeps-Chirurgyns bedienen, en de bekende middelen geeven, die ons Scheepsvolk voor die ziekte bewaarden, 't geen van eene zo gezegende uitwerking was, dat wy, van ons tochtje na Bolcheretsk te rug komende, eene verbaanzende verandering ten goede bespeurden in aller gelaat: de Mont hadt, naar 't berigt onzer Chirurgyns, het meeste teegebragt tot deeze spoedige herstelling.
Naa verscheide poogingen, om uit de Baay van Awatska te geraaken, gelukte dit eindelyk Capitein clerke, op den zestienden van Juny; hy hield Noord Noord-Oost aan. Wy hunnen hem, zonder ie omslagtig te worden, niet volgen in alle zyne koersen en de scheepsvoorvallen, geduurende zyne verscheide poogingen, om tusschen de twee Vaste landen Noordwaards te komen: ondoordring- | |
| |
baar Ys belette zulks. Staande deezen tocht, hadden zy zomtyds de gelegenheid om de booten uit te zetten, op de vangst van Zee-paarden, die zich in grooten getale bevonden op de Ysvelden. Het volk, op die vangst uitgezonden, slaagde gelukkiger dan op één anderen tyd, zy keerden te rug met drie groote en één jong: verscheide anderen hadden zy gedood en gewond. De Heeren, die mede gegaan waren op die vangst, zagen verscheide merkwaardige blyken van liefde tot de jongen, in deeze Dieren. Wanneer de Booten het Ys naderden, namen zy allen de jongen onder de vinnen, en poogden met dezelven in Zee te komen. Verscheide, wier jongen gedood of gewond waren, kwamen weder boven, en haalden ze na beneden; juist wanneer ons Volk ze in de Boot wilde neemen, zwommen een groot stuk wegs met bloed geversd: wy zagen, dat ze, van tyd tot tyd, met deeze Jongen boven de oppervlakte kwamen, om lugt te scheppen, en voorts weder met een schriklyk geloei weg dooken. Het Wyfje, in 't byzonder, welks Jong gedood en in de Boot gehaald was, werd zo woedende, dat het op ons aanviel, en de tanden door de Boot heen sloeg.
Capitain clerke vondt het onmogelyk hooger Noordwaards op te komen, dan 70o. 33′. en dus vyf mylen min verre dan wy de laatste reize geweest waren. Op den één en twintigsten van July, ontdekten wy, ten klaarsten, dat een vast en ondoordringhaar beletzel van Ys alle poogingen om de Americaansche Vastewal te naderen, vrugtloos maakte. Men liet daar op allen denkbeeld, om een Noord-Oostlyken Doortocht na Oud Engeland te vinden, vaaren; doch besloot, egter, de Kust van Asia te onderzoeken, of het ook Noord Westwaards mogelyk mogt weezen.
Maar in dit bestaan waren zy even ongelukkig: op den twee-en twintigsten dreef de wind de losse Ysschotzen in zulk eene menigte op hun aan, dat zy zich in een oogschynlyk gevaar bevonden van 'er door ingeslooten te zullen worden. 's Morgens den drie-en-twintigsten, schryst Capitein king, was het open water voor en agter het Schip niet meer dan ééne en eene halve myl, en die uitgestrektheid nam steeds af. Eindelyk, naa ons uiterste best gedaan te hebben, om uit het dryvend Ys te geraaken, waren wy genoodzaakt het Zuidwaards aan te zetten, dit deeden wy ten zeven nuren; doch niet zonder ons Schip aan hevige schokken bloot te stellen. De Discovery slaagde zo gelukkig niet: want, wanneer zy met dit Schip ten elf unren nog niet
| |
| |
op den gang waren, vonden zy zich dermaate omringd door veele groote Ysschotzen, dat de weg geheel verspard was, en aan lyboord overhellende, viel het Schip op den kant van een groot Ysveld: de wind uit Zee, waar dezelve open was, sterk blaazende, veroorzaakte de branding aan laager wal een geweldig wryven tegen dit Ysveld. Deeze Ysklomp werd, in 't einde, zo verre gebrooken of verplaatst, dat men eene andere pooging om te ontkomen kon in 't werk stellen; maar, ongelukkig eer het Schip genoeg vaart hadt om bestuurd te kunnen worden, kwam 'er een andere Ysbrok aanzetten; de hooge Zee het ongeraaden maakende, om tegen wind op te zeilen, en geen kans ziende om 'er uit te komen, bleeven zy in eene kleine opening, haalden de zeilen in, en maakten zich met Yshaaken vast.
In deezen gevaarlyken staat, zagen wy de Discovery, op den middag, omtrent drie mylen van ons, ten Noord-Westen: een vry sterke koelte uit het Zuid-Oosten meer Ys na het Noord-Westen dryvende, nam de menigte van Ys tusschen ons zeer veel toe. Volgens berekening, bevouden wy ons op de Breedte van 69o. 8′. en 187o Lengte, en wy hadden acht-en-twintig vademen waters. Ter vermeerdering der vreeze, die ons reeds had aangegreepen, werd het weer, omtrent half vier uuren in den Naamiddag, dik en nevelagtig, zo dat wy de Discovery geheel uit het oog verlooren: maar, ten einde wy aan onze Tochtgenooten allen bystand, die in ons vermogen was, mogten toebrengen, hielden wy het bestendig, zo digt mogelyk, by het Ys langs. - Omtrent zes uuren liep de wind na 't Noorden, en dit gaf ons eenige hoope, dat het aankruiend Ys mogt wyken en opening geeven aan de Discovery: en dewyl het, in dat geval, onzeker was, in welken staat het Schip 'er uit mogt geraaken, deeden wy elk half uur een kanonschot, om voor te komen dat wy niet van elkander afdwaalden. 't Hield aan tot negen uuren, eer onze bekommerdheid voor het behoud der Discovery eenigzins verminderde, wanneer wy hoorden dat zy ons schieten beantwoordden; en kort daarop, bemerkten wy, dat, met het keeren van den wind, het Ys begon te scheiden, en dat het Schip, alle zeilen hyzattende, zich een doortocht zou zoeken te baanen. Wy verstonden daar naa, dat zy, in 't Ys beklemd zittende, ontdekten, hoe 't Schip met het Ys, een half myl in een uur, Noord-Oostwaards omdreef. 't Smertte ons zeer te zien dat de dubbeling van de boegen der Discovery meerendeels afgesleeten; en het Schip vry lek geworden was door het stooten op den kant van het Ys.
| |
| |
Op den zeven-en-twintigsten, bevondt men dat de schade, door de Discovery geleden, van dien aart ware, dat men wel drie weeken werks tot herstel zou noodig hebben, en wy dus eene Haven moesten inloopen tot het bewerkstelligen hier van. -- Een verder opzeilen Noordwaards, even ondoenlyk vindende als het digter naderen van een der beide Vastelanden, door ontoeganglyke Ysvelden bezet, oordeelden wy het zo onbestaanbaar met onzen pligt, de Schepen aan verdere gevaaren bloot te stellen, als vrugtloos, ten aanziene van het oogmerk onzer Reize, eenige verdere poogingen tot een Doortocht te doen. Dit, gevoegd by de vertoogen van Capitein gore, deedt Capitein clerke besluiten geen meer tyds te spillen in 't geen hy onmogelyk te volvoeren keurde; doch na de Baay van Awatska te stevenen, om daar de geledene schade te herstellen: om, eer de Winter kwam, die allen ander bestaan, om ontdekkingen te doen, onmogelyk zou maaken, de Kust van Japan te bezoeken.
Ik wil niet verzwygen, welk eene vreugde 'er doorstraalde op elks Gelaat, zo ras het besluit van Capitein clerke bekend werd. Wy waren allen hoogst moede van eene Zeereize, zo vol gevaars, en waarop de volstandigste aanhouding met geen de minste waarschynlykheid van te zullen slaagen, in het hoofdoogmerk, bekroond werd. Wy keerden, derhalven, onze aanzigten t'huiswaards, naa eene afweezigheid van drie Jaaren, met zulk een genoegen en voldoening, dat wy, ondanks de lange en moeilyke Reis, welke ons nog te doen stond, en de onmeetelyke afstand, op welken wy ons nog bevonden, eene blydschap gevoelden, als of wy reeds Lands-end in 't gezigt hadden.
(Het Vervolg hierna.)
|
|