Anecdote.
(Uit het Hoogduitsch.)
‘Ter gelegenheid der meldinge van den Heer Abt vogler, (by my een zeer hooggeschatte Toonkonstenaar,) welke ons Vaderland, voor eenigen tyd, met een bezoek heeft gelieven te verêeren, en daar in, door zyn Orgel- en Klavierspeelen, genoegzaam geroemd en bekend geworden is; lees ik, onder anderen, de volgende Anecdote, in het Elementarbuch der Tonkunst von H.P. Bossler Hochf. Brand. Onolzbach: Rath te Speir.’
Vogler, een buitengemeen bekwaam Klavierspeeler, kwam eens ten Hove van een Duitschen Vorst. Gedurende den tyd, dat Hy zich aldaar ophield, wierd alle dagen Concert gegeeven, en een ieder had vryën toegang. Op zeekeren avond, kwam een jong mensch ook detwaards, en buiten hem waren 'er geen zes toehoorers. Deze stelde zich digt voor aan, doch zonder iemand den toegang te beneemen of hinderlyk te zyn, zo dat hy Vogler op de handen konde zien. In het minst geen kwaad vermoedende, bleef hy dus gerust staan. Door zyne opmerkzaamheid op Vogler, wierd hy niet gewaar, dat een Officier zich agter hem geplaatst had; welke echter, buiten dit, eene even zo bekwaame plaats konde gevonden hebben. Een Minister van het Hof, die zich maar eenige schreeden van den Jongman af bevond, zag het; en wilde, dat hy plaats zoude maaken; hem dit beduidende met eenige ongwenken. De Jongman wist niet, wat deeze wilde; dagt, dat het hem niet aanging, en bleef dus op zyne plaats. Eindelyk trad de Minister nader, en duwde hem, in laage uitdrukkingen, een shamper verwyt toe. Hy verdedigde zich, op eene beleefde wyze, zo goed hy konde, en verontschuldigde zich daar mede, dat hy, als een beminnaar der Muziek, niet alleen gewenscht had, deezen grooten Toonkonstenaar te mogen hooren, maar ook te mogen zien speelen; en dat zyne opmerkzaamheid zo groot geweest ware, dat hy, daar door, den Luitenant niet gewaar geworden was. - Misschien speelt gy zelfs het Klavier, en welligt even zo goed als Vogler! zeide de Minister, op eene hoonende wyze, met opgeschorte lippen. Uwe Exellentie vergeeve het my! antwoordde de Jongman, al glimlagchende. Dit is even zo veel, als of ik U vroeg: zyt Gy ook wel een zo groote Staatsman, als herzberg of zedliz in Berlyn? - Het zonde ongelukkig weezen, voegde hy daar by, als 'er, buiten deeze, ook nog geene kundige
Staatsmannen waien; even zo ongelukkig, als of 'er, bui-