Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van dbn heer Johan Ingenhouz, aan den heer N.C. Molitor, Hoogl. in de Chimie te Mentz; over de byzondere uitwerking, welke de verschillede soorten van lugt, de ondersheide graaden van licht, warmte en electriciteit op het doen uitspruiten van zaaden, en den groei van reeds gevormde planten.Journal de physique, Feb. 1786.
myn heer!
Ik neem de vryheid U As volgende aanmerkingen toe te schikken, in de volle verzekerdheid, dat Gy dezelve met | |
[pagina 335]
| |
zo veel te meer genoegen zult ontvangen, daar ze getroke ken zyn uit verscheide Verhandelingen, om een gedeelte uit te maaken van een derde Deel myner MengelstoffenGa naar voetnoot(*), van welke Gy my de eere hebt aangedaan, om de twee eerste Deelen, in 't Hoogduitsch vertaald, uit te geeven, volgens de Handschristen, welke ik U vwrleenle, toen Gy nog by ons te Weenen woonde. Merk, bid ik U, deeze mededeeling aan als een openbaare blyk van de opregte genegenheid, en groote hoogagting, welke ik U toedraag. Wy weeten dat 'er drie hoosdvereischten gevorderd worden, om vrugtbaare Zaaden te doen groeijen, of het beginzel des groeis, daar in opgeslooten, te ontwikkelen, te weeten, Vogt, Lugt, en eene zekere maate van Warmte, welke eenigzins verschilt naar den onderscheiden aart der Planten. Deeze drie vereischten zyn even noodig, om reeds opgeschoote Planten in leeven te houden. Maar, dewyl deeze beginzels ook van eene volstrekte noodzaaklykheid zyn tot het Leeven der Dieren, in 't algemeen, blykt het, dat de Voorzienigheid dezelfde Hoofddostossen bestemd heeft, tot in stand bouding der Weezens, in de twee voornaamste Ryken der Natuure, het Dierenryk en het Plantenryk. Ik heb my, zedert veele Jaaven, bezig gehouden, om dc onderscheid wyzingen dier drie Hoofdstessen uit te vinden, welke de gunstigste zyn, tot de eerste Ontwikkeling der Zaaden, voor de Planten in derzelver eerste Jeugd, en in den volwassen Staat. Bovenal heb ik naspeuringen gedaan op de rol, die het Zonnelicht speelt, in deeze drie tydperken van het leeven deezer Weezens, en op de maate van Warmte, welke | |
[pagina 336]
| |
het voordeeligst is tot ontwikkeling en anngroei van dezelfde Plant, in verschillenden ouderdom. Verscheide Proefneemingen, met andere oogmerken in 't werk gesteld, hadden ray reeds doen begrypen, dat dezelfde graad van Warmte en Licht, wcike allervoordeeligt is voor het uitspruiten der Zaaden, geenzins zodanig blyft voor den verderen groei der Planten. Wanneer ik, na veel moeite, zag de uiterste naauwkeurigheid, noodig in naspeuringen van dien aart, en bemerkte, hoe ligt men zich bedricge, wanneer men niet zeer naauwlettend is op elke omstandigheid, begon ik verscheide waarneemingen, welke ik reeds over dit onderwerp geloofde gemaakt te hebben, in twyfel te trekken, en boven al veele waanieemingen van anderen; en met naame die den invloed der Electriciteit op den groei betroffen. Twysel bekroop my over de naauwkeurigheid dier Bewysstukken, zints ik omtrent de Jaareu MDCCLXXVII of MDDCCLXXVIII, de Proefneemingen van eenige Fransche Natuurkundigen, geheel valsch bevondt: deezen naamlyk meenden waargenomen te hebben, dat Lichaamen, die de Electriciteit niet overbrengen, gelyk Glas, Zegellak enz., dezelfde uitwerking niet baaren op de Gevoelige Plant, Mimosa, als een stuk metaal of eenig ander geletdend Lichaam. Ik stem toe, dat de zwaarigheid, oni de uitwerking der onderscheido Lugten en der verschiilende wyzigingen van die Lugten, als ook van de onderscheide Graaden Warmte en Licht op deeze Lichaamen te bepaalen, oneindig gropter geweest is dan ik voorzien had. Schoon meer dan duizend Proefneemingen, met dit oogmerk gedaan, niet genoegzaam geweest zyn om myne denkbeelden over alle deeze stukken te schikken, gelyk ik gaarne zou gewenscht hebben, ben ik, nogthans, zeer verre om te gelooven, dat de moeite, welke ik my gaf, als geheel onnut zy aan te merken. Ik heb reeds voor de Drukpers gereed gemaakt een groot aantal Verhandelingen, waar in ik een breed verslag doe van eenige der vooruaamdte Proefneemingen, en van de Gevolgen, welke ik geloof daar uit te mogen trekken. Maar, terwyl dat We'rk npg gedrukt knopt worden, zal ik my vergenoegen met hier een beknopt berigt mede te deelen van eene en andere waargenome byzonderheid. Het was niet dan nan eenigen goeden uitslag gehad te hebben in deeze naspeuringen, dat ik de waare oorzaak kon outdekken van het dwaalend oordeel, 't geen men geveld heeft over de veronderstelde kragt | |
[pagina 337]
| |
der Electriciteit op den Groei. Ik heb my, in deeze Proeven bediend van Kors en Mostaard-zaad. I. De Lugt, geheel onbekwaam oab het Leeven te onderhouden van een ademhaalend DierGa naar voetnoot(*), is ook onbekwaam om Zaaden te doen uitspruiten, en eerst gevormde Planten te doen groeijen. Het Zonnelicht zelve is niet in staat om de verderflyke uitwerking dier Lugten op de Zaaden en Jonge Planten op te weegen; uitgezonderd misschienGa naar voetnoot(†) de Lugt, bedorven of geheel gephlogisteerd door de rotting van Dierlyke of Groeijende Zelsstandigheden. II. Zo ras de Planten eene zekere maate van kragt bekomen hebben, wederetaan zy eenigen tyd de werking dier Lugten; doch alleen in den Zonneschyn. In de Schaduw en in de Duisternis is de aanraaking dier Lugten voor dezeive volstrekt doodlyk. III. Dc Ontvlambaare Lugt blykt nog schadelyker voor de Zaaden te weezen, dan Lugt in den hooglten grand gepluogisteerd; het beginzel van den Groei zelve, in gelyke omstandigheden, vernietigende. Ook is dezeive voor Planten, die zich beginnen te ontwikkelen, veel nadeellger dan gephlogisteerde Lugt. IV. Eenige hoeveelheid van ontvlambaare Lugst, gevoegd by eene Lugt, geheel gephlogisteerd, door den nagt invloed er leevende Planten, door het bederf van dierlyke of groeijende zelfstandigheden, of door eenig ander middel, geeft aan die Lugten geene bekwaamheid altoos, om het leeven der Planten te onderhouden. V. Over 't algemeen, hnuden volwasse Planten het veel langer uit in de Zon in een geheel gephlogisteerde Lugt, | |
[pagina 338]
| |
dan in ontvlambaare Lugt. Een enkele en dezelfde Plant is zomtyds in staat, om, met behulp der Zonne, eene geheele bedorvene Lugt in gemeene Lugt te veranderen, schoon de hoeveelheid vyftigmaal grooter is dan het lichaam der Plant; terwyl de sterkste Planten in die broeve bezwyken in ontvlambaare Lugt: zy doen,'t is waar, die Lugt min verderslyk worden; doch komen 'er in om, eer zy dezelve in den staat van gemeene Lugt gebragt hebben. VI. De hoeveelheid van ontvlambaare Lugt, by eene Plant ingeslooten, vermindert zeer veel; daar de hoeveelheid van gephlogisteerde Lugt aan dezelfde, Zon met eene Plant blootgesteld, weinig of geheel niet vermindert; en dikwyls vermeerdert, bovenal, wanneer die Plant 'er fris in blyve, tot dat de Lugt inadembaar geworden is. - Men hebbe hier uit egter niet te besluiten, dat de Planten al die ontvlambaare Lugt hebben ingedronken, of dat die Lugt zich verliest, en in groote hoeveelheid door 't water zelve opgeslorpt wordt, en veel schielyker in de Zon dan in de Schaduwe, zonder de tegenwoordigheid der Planten. VII. Door by ontvlambaare Lugt eenige hoeveelheid vaste Lugt te voegen, is het my niet gebleeken dat dezelve de minste bekwaamheid kreeg, om de Zaaden in 't Donker te doen uitbotten, of het leeven van reeds gevormde Planten in de Zon beter te bewaaren. VIII. Eene geringe hoeveelheid van ontvlambaare Lugt, gevoegd by inadembaare Lugt, veroorzaakt, in zekere omstandigheden, dat het groen der Planten, daar in opgeslooten, donkerder wordt: dit zou het aangenomen gevoelen schynen te versterken, dat het Phlogiston, door de Zonnestraalen medegedeeld, het groen der Planten voortbrengt. IX. 't Valt bezwaarlyk, zonder vrees van zich te bedriegen, te beslissen of zelfs eene geringe hoeveelheid van ontvlambaare Lugt, by inadembaare Lugt gedaan, met de daad den Groei bevordert. De verschillendheden, door my in proeven van dien aart waargenomen, hebben kunnen afhangen van omstandigheden, geheel vreemd van de ontvlambaare Lugt. Wat hier van zyn moge, een deel ontvlambaare Lugt, gevoegd by twee deelen inadembaare Lugt, vertraagde doorgaans den Groei; en eene meerdere hoeveelheid deedt het nog zigtbaarder. X. Planten in eene zeer bedorvene Lugt geplaatst, herstellen die Lugt veel schielyker, wanneer men ze in den nagt uit de lugt neemt, en op nieuw over dag 'er weder insluit. | |
[pagina 339]
| |
De rede hier van is klaar: want die zelfde Planten, de Lugt 's nagts bedervende, vernietigen voor een eedeelte het uitwerkzel, 't geen zy voortgebragt hadden, door het Zonnelicht geholpen. XI. De zuivere vaste Lugt, die volstrekt doodlyk is voor de Planten, zo in de Zon als in de Schaduwe, vermindert in 't geringste de schadelyke uitwerking niet der geheel bedorvene Lugten op de Planten, in de Schaduw of in 't Donker, wanneer men dezelve in eenige hoeveelheid daar by doet: en welke ook de hoeveelheid zy, die men voege by eene inadembaare Lugt, waar in men eene Plant in 't Donker geslooten hebbe, zal de Plant daar in zo veel te rasser omkomen, als de hoeveelheid der bygedaane vaste Lugt grooter is. XII. Dit zelfde heeft geen plaats in het Daglicht. Eene maatige hoeveelheid vaste Lugt by inadembaare Lugt gevoegd, waar in eene Plant gezet en in de Zon geplaatst is, doet die Luge niet verslimmeren. De vaste Lugt, daar bygedaan, wordt welhaast voor een gedeelte opgeslurpt, door het water of de Plant, en waarschynlyk door beide; doch het grootste gedeelte van die Lugt wordt binnen kort in inadembaare Lugt veranderd. Dan eene al te groote hoeveelheid van vaste Lugt, by inadembaare Lugt gedaan, zal eene Plant daar in, en in de Zon, gesteld, doen sterven. XIII. Gedephlogisteerde en gemeene Lugt hebben bykans de zelfde uitwerking op de Zaaden, 't zy men ze aan het Licht bloot stelle, 't zy men ze in de Schaduw of in 't Donker zette. Gedephlogisteerde Lugt is ook zeer geschikt om eene reeds gevormde Plant, zo in de Zon als in de Schaduw, te doen groeijen; en, indien de Plant zeer sterk, en de Zouneschyn helder is, wordt de gedephlogisteerde Lugt, in de Zon, door de Plant, niet merkbaar verminderd of bedorven; en in 't geheel niet, als alle omstandigheden volmaakt gunstig zyn, en bovenal, wanneer het vat niet te zeer verwarmd wordt. XIV. De Planten, opgekweekt in gedephlogisteerde Lugt, of in zodanig eene Lugt opgeslooten, naa dat zy reeds gevormd zyn, groeijen, daar in, in de Schaduw niet minder dan in gemeene Lugt, en leeven 'er zelfs langer in. De duur van derzelver leeven, in zodanig eene Lugt, is te langer, naar maate de gedephlogisteerde Lugt zuiverder is. De rede hier van bestaat daar in, dat de gemeene Lugt, min goed zynde dan de gedephlogisteerde, in | |
[pagina 340]
| |
korter tyd door eene Plant in de Schaduwe geheel gephlogisteerd wordt, dan de gedephlogisteerde Lugt. Nu een geheel gephlogisteerde Lugt (volgens § 1.) even doodlyk zynde voor Planten en Dieren, beginnen zy daar in te kwynen op het oogenblik, dat de Lugt, daar by ingeslooten, alle maate van goed verlooren heeft. - Verscheide kleine omstandigheden, die zeer licht onze waarneeminge ontglippen, kunnen oorzaak zyn, dat van twee Planten van dezelfde grootte, welker eene gesteld wordt in eene zekere hoeveelheid van gemeene Lugt, en de andere in dezelfde hoeveelheid gedephlogisteerde Lugt, de eerstgemelde de laatste overleeft. Zodanig eene omstandigheid, by voorbeeld, kan plaats grypen, indien men, in stede van ruime en vry vlakke, enge en langwerpige vaten neeme. De rede, ondertusschen, van de afneeming dier twee Planten in de Schaduw geplaatst, de een in gemeene Lugt, de andere in gedephlogisteerde Lugt, is niet geheel dezelfde in de beide gevallen. Staa my toe dit in wat helderder dag te zetten. XV. Veronderstel, dat twee gelyke Planten buiten de Zon geplaatst worden, de een in zeer zuivere gedephlogisteerde Lugt, en die een vyftigste gedeelte beslaat van de Lugt, welke haar omringt, de ander opgeslooten in eene zelfde hoeveelheid van gemeene Lugt, in denzelfden tyd sterven; 't geen zomtyds gebeurt, wanneer byzondere reden zamenloopen, om zodanig een uitwerkzel voort te brengen: zo zou men daar uit niet kunnen asleiden, dat de oorzaak des doods, in beide de gevallen, dezelfde is: want de Plant, in gemeene Lugt gezet, sterft 'er eindelyk, om dat dezelve, by aanhoudenheid, de Lugt, welke haar-omringt, bederft, dermaate, dat ze in 't einde een volstrekt vergift voor de Plant worde; en dit vergift zou niet min sterk werkend weezen, indien men deeze Lugt geheel ontlastte van al de vaste Lugt, welke, door de tegenwoordigheid der Planten, in die Lugt deeds wordt voortgebragt; maar de Plant, in de gedephlogisteerde Lugt geplaatst, komt 'er niet om, door het phlogisteeren dier Lugt, maar alleen door de al te groote hoeveelheid van vaste Lugt, waarin de gedephlogisteerde Lugt voor een groot gedeelte verandert door de tegenwoordigheid der Plant, buiten de Zon. Zie hier het bewys. Indien, in 't veronderstelde geval, de beide Planten stierven naa verloop van vier of vyf dagen, als men ze onaangeroerd hadt laaten staan, zou men het leeven van de Plant, in de gedephlogisteerde Lugt, de helft of meer van lien tyd verlengd hebben, door twee maalen, in de vier- | |
[pagina 341]
| |
en-twintig uuren, deeze Lugt in een ander vat te doen, en door eenige schommelingen in water van alle vaste Lugt te ontlasten. Met deeze eenvoudige bewerking, zeg ik, zal de Plant in gedephlogisteerde Lugt zeer sterk blyven, terwyl die in gemeene Lugt sterft, schoon men decelve van vaste Lugt onlaste of niet. Indien men beide deeze Planten laat sterven, zonder de Lugt, waar in zy geslooten waren van het Lugtzuur te zuiveren, en indien men, naa de doode Planten daar uit weggenomen te hebben, nieuwe zeer frisse in stede stelt, zullen die beide Planten, in zeer korten tyd, sterven; doch, wanneer men de gedephlogisteerde Lugt van alle vaste Lugt ontdoet, naa dat de eerste of zelfs de tweede Plant daar in gestorven is, zal men die nog gedephlogisteerd. vinden, schoon min of meer bedorven; een versche Plant zal 'er zeer wel in tieren, en de Zaaden schielyk voortkomen; doch, schoon men de gemeene Lugt van allen Lugtzuur zuivere, naa dat de eerste of tweede Plant 'er in gestorven is, dezelve blyft zeer gephlogisteerd; de Zaaden, daar in gezaaid, schieten niet uit, en een nieuwe Plant vindt 'er welhaast zyn graf. 't Is, derhalven, klaar, dat de oorzaak des doods der Planten, in die twee Lugten, zeer verschilt. XVI. Het vermogen der Planten, om de goede Lugt, geduurende den nagt, te bederven, en de Lugt, die reeds in eene zekere maate gephlogisteerd was, door de ademhaaling, door de kaarsvlam of eenige andere oorzaak, te verslimmeren, overtreft derzelver vermogen, om in de Zon goede Lugt te verbeteren, en bedorven Lugt te herstellen, zodanig, dat eene Plant, die in de Zon eene zekere hoeveelheid van goede Lugt niet zou kunnen verbeteren, of een bedorven Lugt herstellen, zeer wel in staat is, en zelfs nooit zal missen, om, geduurende den nagt een goede Lugt te besmetten, en met zekerheid het verderf van eene reeds eenigzins bedorven Lugt te venneerderen, zonder zelve daar het minste merkbaare nadeel by te lyden. - Het is zeer zonderling, dat alla omstandigheden zeer gunstig moeten weezen, zal eene Plant eene goede Lugt kunnen verbeteren, en dat, indien de omstandigheden niet gunstig genoeg zyn om die te bewerken, zy dikwyls gunstig genoeg bevonden worden, om die zelfde Plant een bedorven Lugt te doen verbeteren. 't Zou hier uit schynen, dat de Maaker der Natuure de Planten veeleer geschikt hadt om het verderf, 't geen steeds door duizend | |
[pagina 342]
| |
oorzaaken, in heete tyden in de Dampkringlugt te wege gebragt wordt, tegen te gaan, dan om de gemeene Lugt beter te maaken dan men dezelve overal doorgaans bevindt, waar geen moerassen, of andere byzondere oorzaaken van Lugtbederf, zyn. Nooit zullen wy, misschien, 'er toe komen, om de verborgene reden te ontdekken, waarin de Voorzienigheid het goed gevonden heeft, het vermogen der Planten tot het verbeteren van den Dampkringlugt binnen zo nauwe paalen te beperken. Het deel van het bedryf der Planten, van welke deeze werking afhangt, is zeer kiesch: de geringste oorzaak, het bedekken der Zonne door een wolk, stremt de werking. Dezelve is, om zo te spreeken, aan de Baderen alleen toevertrouwd. De groene takjes doen het niet dan zeer onvolkomen, en maaken daarenboven een zeer klein gedeeste van een Boom uit, in vergelyking van de verbaazend uitgestrekte oppervlakte der Bladeren. De Bloezems, en het meerendeel der Vrugten, zyn met die hoedanigheid niet beschonken. Wanneer men by deeze bedenkingen voegt, dat het vermogen der Planten, in de bedorven Dampkringlugt te herstellen, derzelver bekwaamheid, om een goede Lugt te verbeteren, zeer verre te boven gaat, zou men in verzoeking gebragt worden, om te gelooven, dat de Voorzienigheid een oogmerk moet gehad hebben, 't welk ons onbekend is, en eene gewigtige reden, om voor te komen, dat de gemeene Lugt niet veel beter worde, dan men dezelve vry algemeen overal aantreft. XVII. Eene Plant, opgekweekt in een Pot, met aarde gevuld, of welke men daar in gezet heeft, naa dat dezelve reeds gevormd was, besmet doorgaans meer gemeene Lugt, met dezelve in 't Donker opgeslooten, en verbetert langzaamer bedorven Lugt, dan wanneer men de Pot wegneeme, en wortels in zuiver water laat hangen. De rede hier van is, dat de Aarde, allergeschikst tot het voeden der Planten, bedervende zelfstandigheden behelst, welker uitwaassemingen de Lugt, daar by ingeslooten, min of meer bederven. Verkrygt men, by het doen deezer Proeve, een ander uitwerkzel, men hebbe zulks toe te schryven aan een toeval of aan byzondere omstandigheden, by voorbeeld, de ongemeene sterkte eener Plant. Indien men, in stede van gewoone goede Tuinaarde, gewasse Aarde, of welgezuiverd kwartsagtig Zand, neeme: deeze zal de Lugt niet besmetten; doch deeze Aarde zal veel min gunstig zyn voor | |
[pagina 343]
| |
het wel tieren der meeste Planten, dan gemeene Tuinaarde. - Deeze soort van Proefneemingen moeten met zeer veel omzigtigheids genoomen worden, en 't is niet dan naa een groot aantal met alle aandagt te werkgestelde Proefneemingen, dat men 'er wettige gevolgen uit kan trekken. Alle Planten hebben dezelfde kragt niet, en dikwyls sterft de sterkste Plant in een enkelen dag, wanneer dezelve onder een klok beslooten, of den geheelen dag aan de Zon, in 't midden van den Zomer, blootgesteld is. 't Zy, om dat de Lugt, by de Plant ingeslooten, (en bygevolge de Plant mede) al te zeer verwarmd worde, zich verstooken vindende van het vermogen, om zich met de Buitenlugt te vermengen: dermaate dat de Plant te veel warmte kryge om 'er in te kunnen leeven; 't zy, om dat die zelfde al te groote warmte zodanig de doorwaasseming der Bladeren vermeerdere, dat de Wortels niet in staat zyn zo veel saps te verschaffen als noodig is, om het uitgewaassemde aan te vullen. Als dan moeten de Bladeren verdroogen, en de Planten omkomen: te dier zelfde oorzaake houdt men in t algemeen eene Plant langer in kragt, wanneer dezelve in 't midden van den Zomer, met eene vry groote hoeveelheid lugts opgeslooten, en op eene donkere plants, gesteld is, dan wanneer men dezelve den geheelen dag aan de brandende Zonne blootstelt. XVIII. Ten deezen opzigte moet 'er een groot onderscheid gemaakt worden, tusschen de meeste Europische Planten, en die uit heete Gewesten. In 't algemeen, zal eene Europische Plant, die, zonder ooit te missen, in de Zon gedephlogisteerde Lugt uitwaassemt, wanneer die met water bedekt is, niet met dezelfde zekerheid de gemeene Lugt verbeteren, met welke zy opgeslooten en aan de Zon blootgesteld is: doch een dikke Plant uit heete Gewesten, als een Agave, een Cactus, een Cacalia, zal zelden missen, (mits de tyd eenigzins gunstig zy) van de gemeene Lugt, met dezelve in de Zon opgeslooten, merkbaar te verbeteren. - De rede hier van is, dat de Planten uit gemaatigde Lugtstreeken niet lang genoeg de maate van hitte kunnnen verdraagen, welke zy, onder een klok beslooten, of aan de brandende Zonne blootgesteld, ontvangen, om eene blykbaare vermeerdering van goede hoedanigheden aan de gemeene Lugt toe te voegen: terwyl die uit heete Gewesten veel beter eene vry groote hette verdraagen. Eene Plant, in 't Water opgeslooten, ontvangt zo schielyk geene maate van Warmte, welke haare huishou- | |
[pagina 344]
| |
ding zou kunnen van streek brengen, als wanneer dezelve in beslooten Lugt staat: maar, zo ras het Water eindelyk zich zeer verhit, gelyk meenigmaal in groote Zomerwarmten gebeurt, zullen de Planten, daar in geplaatst, alle omkomen, en by gevolge ophouden een leeven begunstigende Lugt te verwekken. Het zou, derhalven, geenzins te bevreemden zyn, wanneer Planten, met Water overdekt, aan de Zon blootgesteld, dikwyls misten om gedephlogisteerde Lugt te bewerken in de heetste Gewesten van Europa, als Spanje en Italie, ook wanneer zy zelfs misten eene besmette Lugt, met dezelve opgeslooten, te zuiveren; vermids de al te groote Warmte, door de Zon daar aan medegedeeld, welhaast derzelver geheele huishouding bederft. XIX. 't Is niet alleen in eene zeer donkere plaats, dat de Planten de gemeene Lugt bederven, en eene reeds besmette Lugt, blykbaar, verslimmeren; maar zy doen het zelfs in eene eenigzins beschaduwde plaats, waar het licht genoeg is, om het kleinste Schriit te kunnen leezen. Zy zullen zelfs dat vermogen oefenen in eene kamer, aan 't Zonnelicht blootgesteld, als men voor het vat een papier of iets anders stelt, 't geen het te sterk daglicht maatigt. Het zou zelfs bezwaarlyk vallen, zodanig een stand uit te kiezen, waar het Licht niet sterk genoeg zou weezen, om de Planten van de besmette Lugt te doen zuiveren, of te zwak, om de besmetting eener reeds bedorven Lugt te vermeerderen.
't Vervolg by eene nadere gelegenheid. |
|