Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOpgave en wederspreeking van eenige zeer verkeerde afbeeldingen der gewyde geschiedenisse.Aan de Heeren Schryverin der Nieuwe Algemene Vaderlandsche Letteroeseningen. ‘In de onlangs in Engeland uitgegeevene Miscelaneous Tracts by the late william bowyer, f.s.a. collected and illustrated with occasional Notes, by john nichols, f.s.a. ontmoette ik eerie verkorte opgave van een zeldzaam Werk, geschreeven door m. phil rohr, en getyteld Pictor Errans, of de Dwaalende Schilder. Kan de Vertaaling van dit stukje eene plaats vinden in UE. Mengelwerk, 't geen ik daar toe zeer geschikt oordeel, GL. zult my en misschien der Kunste dienst doen; of althans veelen hoeden tegen de misleidende denkbeelden, uit onvoegelyke atbeeldingen der Gewyde Geschiedenissen voortkomende. Ik weet zeer wel, dat de voorbeelden zeer vermenigvuldigd zouden kunnen worden; doch deeze staaltjes zullen genoegzaam weezen, om aan te wyzen, boe weinig op de Schilder-Teken- en Plaat-verbeeldingen te vertrouwen is.’
* * * * * * *
De Schilders dwaalen I, in den Schepper te verbeelden als een Oud Man; den Ouden van Dage, dan. VII. 9. Augustinus berispt dit reeds, Ep. CXXII. II. Zy tasten mis, wanneer zy de Slang, die eva verzogt, zander Pooten verbeelden; daar het kruipen op den buik, als een straf der Slange, inkomt. Zie poli Synops. in gen. III. 14. | |
[pagina 291]
| |
III. Veele Schilders plaatzen één Engel met een uitgetoogen zwaard als gesteld om het Paradys te bewaaken, naa dat de eerste Menschen uit hetzelve verdreeven waren; gen. III, wordt in het meervoudige van Cherubim gesproken. IV. Verkeerdlyk maaken zy van noachs Ark een vierkant Gebouw, geplaatst op een rond geboegd Schip; terwyl de Ark zelve waarschynlyk eene schipvormige gedaante hadt. V. Door de Vulgata misleid, verbeelden zy abraham met een Zwaard in de hand, als by gereed stondt zyn Zoon izaäk te offeren, in stede van hem een Offermes te geeven, gelyk de Hebreeuwsche Text het noemt, gen. XXII. 10, en waar mede de Aartsvader werwolgens den Ram slachtte. Zie piscator in l. en poli Synops. VI. Zeer verkeerd maalen zy izaäk, knielende voor den Houtstapel, met het aangezigt derwaards: de Hebreeuwsche Text zegt, dat zyne handen aan zyne voeten, agterwaards gehoogen, gebonden waren, en hy lag op den Houtstapel met zyn gelaad opwaards, gelyk de Offeranden gewoonlyk geplaatst werden. VII. Zonder eenig gezag der Schriftuure daar voor te hebben, exod. XII. 11, vertoonen zy de Israëliten, als zy, by hunnen uittocht uit Egypteland het Paaschlam eeten, staande. De Heilige Geschiedenis zwyat geheel van hunne houding. Zie schmidius op matth. XXVI. VIII. De Vulgata heeft exod. XXXIV. 29, overgezet. Quod cornuta esse facies suaGa naar voetnoot(*). Hier uit hebben de Schilders gelegenheid genomen, om mozes te verbeelden, met Hoornen uit zyn hoofd komende. Het Hebreeuwsche woord betekent dat het Anngezigt van mozes glinsterde, gelyk ook de LXX het vertaald hebben. IX. Hoogeli d I. 4. leest de Vulgata, Trahe me: post te curremus in odorem unguentarum tuorum. Herman us Hugo, deeze overzetting in zyne Emblem. Lib. II. Embl. 8, gevolgd hebbende, vindt zyn Tekenaar zich verpligt den Bruidegom te verheelden, vooruitloopende met een Rookend Wierookvat, waar van geen woord in 't Hebreeuwsch, of in eenige goede Overzetting, gevonden wordt; 'er staat alleen Trek my, en wy zullen u naaloopen. | |
[pagina 292]
| |
X. Propheet jesaia verbeeldt men als van boven tot beneden doorgezaagd, waar voor geen genoegzaam bewys is. Het kan, daar veelen van de Vaders het geloofd hebben, als twyfelagtig 'er door. XI. Cornelius a lapide zegt, dat in een Oud Handschrist van basilius porphyrogenitus, de Propheet daniel verbeeldt wordt als onthoosd, tegen het gezag van alle Geschiedenis aan, welke ons vermeldt dat hy eenen natuurlyken dood stierf. Dan. XII. Josephus Hist. X. 12. Reinsius veroordeelt het berigt dat daniel zou onthoosd weezen, als een volslaage Fabel, en eene kinderagtigs beuzeling. Var. Lect. Lib. II. Cap. 13. XII. De geschilderde Straalen of Heerlykheden, rondsom het hoofd van christus, van Maria en de Apostelen, is eene algemeen aangenomene gewoonte, zonder eenen genoegzaamen grond. XIII. Joannes, de Euangelist, wordt jong vertoond, toen hy zyn Euangelie schreef; doch, naar zommiger veronderstelling, was hy ten dien tyde negentig jaaren oud: en allen erkennen, dat hy, dit Werk vervaardigende, reeds een hoogen ouderdom bereikt hadt. XIV. Zonder eenig gezag, zonder eenige reden, wordt joseph, de Man van maria, als een Oud Man afgemaald. XV. In de Ontvangenis van maria, vertoonen zommigen christus als een Kind, uit den Hemel nederdaalende, houdende een Kruis in de hand, 't welk in Schildery de Kettery der Valentiniaanen verbeeldt. XVI. In de Schilderyen der Geboorte van christus, vindt men veeltyds een Os en Ezel, eetende aan de kribbe; waarschynlyk is dit voortgesprooten uit eene verkeerde Overzetting der LXX van Hab. III. 2. op den zin uitkomend in 't midden van twee Dieren zult gy bekend worden.- Jeronimus zet het, volgens het Hebreeuwsch, over, behoudt dat in 't leeven in 't midden der Jaaren. Uit deeze plaats, gevoegd by jesaia I. 3. Een Os kent zynen bezitter en een Ezel de kribbe zyns Heeren, ontstaat de gewoonte om die twee Dieren by de Geboorte van christus tevoegenGa naar voetnoot(*). XVII. De Wyzen, die tot christus kwamen, vertoonen de Schilders als Koningen met Kroonen op 't hoofd, en als | |
[pagina 293]
| |
drie in getal, en één hunner zwart van aangezigt; voor geen van welke omstandigheden eenig gezag gevonden wordt. XVIII. Simeon, van welken lucas gewaagt, h. II. 26, maalt men af in de kleeding van een Priester, en blind, strydig met allen gezag, gelyk Bp. montague opmerkt, Orig. Eccl. P. 1. p. 161. XIX. Joannes de dooper verbeeldt men veel als een Boschmensch met een Kameelshuid over 't lichaam; men grondt dit op matth III. 4. en marc. I. 6. Doch hy hadt, naar alle waarschynlykheid, een ruw kleerd aan van Kameelshair gemaakt, gelyk beza beweert, en luther het overzet. XX. Men vertoont onzen Zaligmaaker als door den Duivel gevoerd op een spitzen Tooren des Tempels, matth. IV. 5; maar vermids de daken van de Huizen der Jooden plat waren, met eene leuning omzet, liep 'er waarschynlyk om het dak des Tempels, cieraadshalven, eene dergelyke leuning, gelyk grotius aanmerkt op deut. XXII. 8. XXI. 't Is niet zeldzaam, dat de Schilders de Daken van de Huizen der Israëliten afbeelden, schuins opgaande, gelyk de onze, rechtdraads strydig met het bevel him gegeeven, deut. XXH. 8. Van waar wy zo dikwyls leezen van him wandelen op de Daken hunner Huizen, 1. sam. IX. 25, 26. 2 sam. XI. 2. XVI. 22. Zie ook matth. X. 27. XXII. Lazarus, van welken lukas spreekt XVI. 20,21. wordt door eenigen vertoond, liggende in de voorkamer van den ryken Man, als of een Man, zo vol zweeren, daar zou toegelaaten worden. Auderen laaten deezen Man door de knegten des Rykaarts kloppen, terwyl de Honden zyne zweeren likten, vermids deeze gemeenzaam met hem geworden waren, door zyne veelvuldig liggen te dier plaatze: doch zulk eene bejegening van de knegten ontvangende, zou hem de lust, om zich daar te vervoegen, wel vergaan. XXIII. By christus inryden in Jerusalem, matth. XXI. 8, vertoont men de Schaare als bezig met Kleederen op den weg te spreiden, en afgehouwene Boomtakken neder te leggen voor de voeten der Ezelinne: een bedryf, gelyk lightfoot aanmerkt, zeer geschikt om dat Dier te doen struikelen. 't Is daarom waarschynlyk, dat zy de Huizen aan de zyde des wegs met takken vercierden, en 'er hunne kleederen aan hingen, gelyk op het Feest der Tabernakelen de gewoonte was. Lightfoot Hor. Hebraic. in Matth. | |
[pagina 294]
| |
XXIV. Christus, het laatste Pascha met zyne Jongeren eetende, volgens matth. XXVI, verbeeldt men aan tafel zittende met zyne Gasten, en joannes, als een Kind, in zyn schoot. Dan de Jooden, gelyk genoeg bekend is, waren ten dien dage gewoon aan de tafel liggende te eeten, de woorden, daar voor in 't Grieksch gebruikt, duidden zulks aan, en lazarus wordt, uit dien hoofde, gezegd, gedraagen te zyn in Abrahams Schoot. Lukas XVI. 22. XXV. Het Brood, 't geen christus voor zyne Jongeren, by de Instelling des Avondmaals, brak, matth. XXVI. 26, wordt menigmaal verbeeld als een groot Brood; maar de Jooden gebruikten by hunne Maaltyden dunne Brooden, zeer gemaklyk breekbaar, waarom wy ook zo dikmaal van 't breeken des Broods melding vinden, marc. VI. 41. en de overschoote Brokken, matth. XIV. 20 XV. 37. XXVI. In het Klooster van St. Maria Magdalena te Maagdenburg, ziet men christus afgebeeld, nederliggende in een Beck vol scherpe steenen. Een begrip, gevormd uit joann. XVIII. 1. Hy ging uit met zyne Discipelen over de Beeke Cedron, en psalm CX. 7. Hy zal op den weg uit de Becke drinken: deeze plaatzen zweefden den Schilder zeker voor de verbeelding. XXVII. Eenige Schilders vertoonen Christus dat by met Roeden, anderen met Zweepen of Riemen, gegeesseld; dat de eersten ongelyk hebben, blykt uit de woorden, door mattheus, marcus en lukas, ter beschryvinge diens voorvals gebruikt. - In de afbeelding dier Geesselinge worden twee Beulen vertoond als dit werk verrigtende; terwyl, volgens het gebruik der Romeinen, het door één Beul geschiedde, 't peen ook, gelyk buxtorf uit de Mishna toont, de gewoonte der Jooden was. Volgens vvelke de Pylaar, aan welken de gegeesselde gebonden stondt, alleen anderhalf ellen hoog was, en dus niet van die langte als dezelve doorgaans verbeeld wordt. XXVIII. Zommigen tnnalen christus en simon van Cyrenen, als beiden het Kruis draagende, duidlyk strydig met het verbaal van matth. XXVII. 32. In eenige Schilderyen wordt het Kruis, waar aan christus hing, in de gedaante van een T afgemaald, zo dat de Stam niet boven het Dwarshout uitsteekt, 't geen, Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 295]
| |
schoon het de gedaante van zommige Kruissen was, die niet ware van het Kruis van chistus, volgens justinus den Martelaar. Zie lipsius de Cruce. Een anderen misslag begaan de Schilders, als zy de Voeten van jesus vertoonen, met één Nagel in 't Kruishout vastgeklonken; daar irenaeus, justinus de Martelaar, cyprianus en nonnes in Paraphr. p. 230, uitdruklyk van Vier Nagelen spreeken: en plautus, in de volgende regelen, deeze wyze, van aan 't Kruis hegten, staaft,
Ego dabo el talentum primus qui in crucem excurrerit,
Sed ea lege, ut astigantur bis pedes bis brachia.
De twee Moordenaars, nevens christus gekruist, maalt men veelal af, als met handen en voeten aan 't Kruishout gebonden; doch waarom hunne handen en voeten niet desgelyks doormageld zouden geweest zyn, heest men geen reden voor; noneus spreekt hier uitdruklyk; zie Montague Orig. Eccles. Tom. 1. P. II. §. 393. Een klein Uitstek was in 't midden van den Stam des Kruizes, gelyk just nus de Martelaar desgelyks getuigt; doch die wordt door de Afbeelders der Kruisgeschiedenise doorgans vergeeten. De Krygsknegt, die in de zyde van christus stak, vertoonen de Schilders niet zelden te paard zittende, strydig met het uitdruklyk getuigenis van joannes, een Ooggetuigen; joann XIX. 34. Het woord, door den Euangelist gebezigd, betekent, alleen een Voetknegt; en de Speer was het wapen der Ruiters niet. - Met tegt wraakt salmasius, derhalven, den Jesuit xaverius, daar hy deeze dwaaling volgt, in de Geschiedenis van christus; uitgegeeven door lud. de dieu. Zie salm. Ep. II. ad Barthol. De eerst gegeevene reden is eene goede; doch de laatste niet van dien zelfden stempel: want, in de laatere tyden, gebruikten de Ruiters zo wel, als de Voetknegten, de Speer. Zie schelius in Hygidum. Cap. XII. p. 297. XXIX. By de nederdaaling van den Heiligen Geest ten Pinxterdage, op de Apostelen, hand. II. 1, schilderen eenigen de Maagd maria in 't midden hunner, ten einde zy, gelyk beza opmerkt, als de Koningin praale in de Vergadering der Apostelen. Tongen in de gedaante van Vuur worden verbeeld, als zittende op de Hoofden der Apostelen; dan, volgens ursinus Analect. Lib. VI. Cap. 38, werden de Vuurige ton- | |
[pagina 296]
| |
gen gezien in de Monden der Apostelen; en 't geen gezegd wordt, op him te zitten of te rusten, was de Heilige Geest; naar de Hebreeuwsche woordschikking: En Tongen, als van Vuur, werden gezien onder hun verdeeld, en dit (het Vuur naamlyk) zat op een iegelyk hunner, en zy werden allen vervuld met den Heiligen Geest. Dit is, myns bedenkens, een zo gewrongen woordschikking, dat ik de Schilders raad zich by de oude atbeelding te houden. XXX. Apostel paulus wordt veeltyds, ten tyde zyner Bekeeringe, verbeeld, te Paard zittende, en van zyn Paard vallende by het Hemelsche Geregt, handel. IX. 3. 4. Doch het is meer dan waarschynlyk, dat by te voet reisde: van zyne Reisgenooten leezen wy, dat zy verbaasd stonden, en hem by de hand leidden. Vs. 7 ea 8. Hadt by te Paard gereeden, zy zouden hem waarschynlyk 'er weder op geholpen hebben. XXXI. De Schilders vertoonen christus voor zynen Vader nedergeknield, biddende voor onze Behoudenis: dan de Schriftuur stelt hem aan ons voor, als zittende ter regterhand van zynen Vader. XXXII. Christus in zyne toekomste, om de wereld te oordeelen, wordt verbeeld, zittende op een Regenboog, ongetwyfeld ontleend uit openb. IV. 3 vergekeken met matth. XXV. 31. Dan christus wordt ons in dat zelfde Boek der openb. V. 7, beschreeven, als den geenen die op den Throon zit. XXXIII. De Vrouw, die de voeten van jesus nat maakte met haare traanen, en met haar Hoofdhair afdroogde, lukas VII. 38, wordt geschilderd, als geknield aan zyne voeten, daar de Text duidelyk zegt, dat zy aan zyn voeten stondt. XXXIV. Zeer ten onregte werden de Zoonen van zebedeus, als Kinderen, afgebeeld. |
|