Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerslag van het lerven en de schriften van den beroemden werktuig- en starrekundigen wysgeer, James Ferguson. F.R.S.Uit het Engelsch.) De Heer james ferguson, een allerzeldzaamst voorbeeld van vordering door eigen oefening, werd in den Jaare MDCCX gebooren, eenige weinige mylen van Keith, een klein Dorp in Bamffshire in 't Noorden van Schotland. De Geschiedenis zyns leevens, schoon niet vol van gewistige lotwisselingen, trekt onze aandagt; daar dezelve ons de eerste denkbeelden vertoont van een veelvermogend, doch onopgekweekt, Vernust, en de trappen langs welken 't zelve, de grootste zwaarigheden te boven worstelende, eindelyk tot geen gemeenen top van uitsteekenheid en vermaardheid opklom. Zyne Ouders waren, schoon in zeer bekrompene omstandigheden leevende, eerlyke en Godsdienstige Lieden. Zyn Vader hadt, tot onderstand van een talryk Gezin, | |
[pagina 237]
| |
niets dan het geen hy met zyn handen arbeid won, en de inkomsten van eenige morgens land, die hy verhuurde. Ter opvoeding zyner Kinderen kon hy niet veel besteeden. Hy bezorgde die zo goed hem mogelyk was, door in tusschenuuren hun leezen en schryven te leeren. Terwyl hy bezig was met zyn oudsten Zoon in 't leezen te onderwyzen uit de Schotsche Catechismus, vatte onze ferguson de beginzels der Letteren. Zyn Vader nog niet om onderwys durvende vraagen, nam hy de gelegenheid waar, om, als deeze met zyn ouder' Broeder afweezig waren, het Boek te krygen en de laatste lessen by zichzelven te herhaalen. Als hy eenige zwaarigheid ontmoette, vervoegde hy zich by eene oude Vrouw in de buurt, die hem dezelve oploste, en in staat stelde om redelyk wel te leezen eer zyn Vader 'er op bedagt was om het hem te leeren. - Zyn Vader vondt zich op eene aangenaame wyze verrast, wanneer hy hem, eenigen tyd daar naa, leezende aantrof; en gaf hem verder onderwys hier in, als ook in 't schryven: dit was, behalven omtrent drie maanden schoolgaans te Keith, alles wat hy immer by zyne Opvoeding ontving om in eenige weetenschap te vorderen. Een vreemd voorval gaf hem eerst smaak in de Werktuigkunde. Hy heeft 'er zelve dit verhaal van gegeever. ‘Toen ik tusschen de zeven en acht jaaren oud was, neigde een gedeelte van het dak, van myns Vaders huis, ten val; myn Vader begeerig het te herstellen, hegtte een schoor en handboom aan een staak, om het op te beuren tot den voorigen stand, en tot myne groete verwondering, zag ik, zonder dat ik de rede kon bevroeden, het zwaare dak optillen, als of het eene kleinigheid ware. In 't eerst schreef ik zulks toe aan eene maate van sterkte, die myne vrees zo wel als myne verwondering gaande maakte; doch het stuk verder nadenkende, herinnerde ik my, dat hy zyne kragt te werk stelde aan dat einde van den handboom, 't geen verst van de schoor af was, en, by onderzoek, bevindende, dat dit het middel was, waar door dit vermeende wonder werd uitgevoerd, begon ik hef boomen te maaken, en de gewigten aan dezelve, op onderscheide wyzen hangende, ontdekte ik, dat de kragt, door myn hef boom gewonnen, in evenredigheid stondt met de langte van de onderscheide deelen des hefbooms te wederzyde van het steunpunt. My dagt het groot jam- | |
[pagina 238]
| |
mer, dat door middel van deezen hefboom, een zwaar gewigt maar zeer weinig ver kon opgeheeven worden. Welhaast werd ik bedagt, dat door een wiel rond te draaijen, eene zwaarte, tot welk eene hoogte ook, zou kunnen opgevoerd worden, met 'er een touw aan vast te maaken, en dat om een wiel op te winden; en dat de kragt, op deeze wyze gewonnen, zo groot moest weezen als het wiel breeder was dan de as dik. Ik bevond dit in diervoege; ik bragt dit over op de wigge die het hout kloofde; doch ik dagt toen om geen schroef. Door middel van een draaijbank (welken myn Vader hadt, en zomtyds gebruikte) en een klein mes, wist ik wielen en andere dingen, my noodig, te vervaardigen.’ Opgetoogen over deeze nieuwe ontdekking, zo als hy dezelve aanzag, stelde onze jonge Werktuigkundige eene korte beschryving op van deeze twee Werktuigen, en maakte 'er Afbeeldingen van, zich verbeeldende, dat dit de eerste Verhandeling was over dit onderwerp geschreeven; doch hy bevondt hier in mis te hebben, als hy ze naderhand aan een Heer liet zien, die hem onderrigtte, dat deeze dingen reeds voor lang bekend waren, en een gedrukt boek vertoonde, 't geen 'er over handelde. Doch de Jongen was zeer wel in zyn schik, als hy ontdekte, dat zyn Berigt, (zo verre hy het geschreeven hadt,) roet de beginzelen der Werktuigkunde in dat Boek zamenstemde; en van dit tydperk af hieldt hy eene bestendige genegenheid om de Werktuigkunde verder voort te zetten. Maar dewyl zyn Vader hem niet kon onderhouden als hy zich alleen met naspeuringen van dien aart bezig hieldt, en hy nog te jong en te zwak was om eenig zwaar werk te doen, werd hy by een Buurman besteld om de schaapen te hoeden: dat deedt hy eenige jaaren, en begon in dien tyd by avond de Starren waar te neemen; op den dag den ledigen tyd slytende met molentjes, spinnewieltjes en dergelyke dingen, welke hem voorkwamen, te maaken. Vervolgens ging hy dienen by Mr. james glasham, een groot Landhoevenaar in de nabuurschap; in deezen vondt hy een zeer toegeevend Meester. Welhaast ontdekte men, dat de jonge ferguson 's avonds, als het werk gedaan was, na het veld ging, met een beddedeken om 't lyf geslaagen, dat hy op zyn rug ging leggen, en een draad, met kleine koraalen daar aan gereegen, arms langte uitstrekte, tusschen zyn oog en de starren; laatende de koraalen vallen tot ze zulk en zulk een star voor zyn oog verborgen, | |
[pagina 239]
| |
om dus derzelver schynbaare afstanden van elkander af te meeten; dat hy, vervolgens, den draad op het papier lag, de Starren, door de koraalen aangeweezen, op 't zelve in den bevonden stand aantekende; een kaars ten dien einde medegenomen en ontstooken hebbende. Zyn Meester lachte hier over in den beginne hem uit; doch wanneer de Knaap zyn oogmerk hadt te kennen gegeeven, moedigde hy hem aan, en gunde hem, door zelf te werken, dikwyls by dag tyd, om zyne by nagt gemaakte aftekeningen in 't net te brengen. Op zekeren dag, tot het doen eener boodschap gezonden, na den Eerw. john gilchrist, Leeraar te Keith, nam onze jonge Starrekundige zyne Papieren, tot de Starrekunde betrekkelyk, mede, om ze aan hem te vertoonen; hy vondt dien Eerw. Heer bezig met het inzien van eenige Kaarten. Hy keek 'er na met groote verwondering en vermaak; tot nog hadt hy 'er geene gezien. De Heer gilchrist beduidde hem, dat de Aarde rond was gelyk een kloot, en gaf hem eene verklaaring van de Wereldkaart; leende hem dezelve om 'er in zyne avonduuren eene aftekening van te vervaardigen; hem tessens twee passers, een lineaal, pennen, papier en inkt ten geschenke geevende. Tot die hem aangenaame bezigheid, vergunde zyn Meester hem meer tyds dan hy met rede zou hebben kunnen verwagten; zelfs dorschende, terwyl zyn knegt by hem zat te tekenen. Dit toeval bezorgde hem den ingang ten huize van thomas grant, Schildknaap van Athoynany, by wien de Eerw. gilchrist hem sterk aanprees. Diens Huisverzorger, Mr. alexander cantley, was een man, die door eigen oefening veele kundigheden had opgedaan. Ferguson hadt de gemeene Rekenkunde, in zyne ledige uuren, uit de gewoone rekenboeken zich reeds eigen gemaakt; doch Mr. cantley leerde hem de Decimaal Rekening en de Algebra, en was bezig met hem de beginzelen der Geometrie te onderwyzen, wanneer hy, tot ontuitspreek lyke droefenisse van zynen kweekeling, van den Heer grant af, en verscheide mylen verder af, by den Graaf van fife, woonen ging. Naa diens vertrek keerde ferguson, die men niet kon beweegen langer by zyn ouden Meester te blyven, na zyns Vaders huis. Mr. cantley gaf hem gordon's Geographiral Grammar ten geschenke, een Boek, door hem, ten dien tyde, voor een grooten schat gehouden. 'Er was geene Afbeel- | |
[pagina 240]
| |
ding van den Aardkloot in 't zelve, schoon het eene draaglyk goede beschryving van de Globe en het gebruik daar van behelsde. Volgens deeze beschryving vervaardigde hy eene Globe, in drie weeken tyds, een houten kloot gedraaijd hebbende: deeze bedekte hy met papier en tekende 'er een Wereldkaart op, maakte een Meridiaan en Horizont van hout, beplakte dezelve met papier, en tekende de Graaden af: hoe gelukkig rekende hy zich, door middel deezer Globe, de eerste die hy ooit gezien hadt, alle vrangstukken te kunnen oplossen. Vervolgens tradt hy in dienst by een Molenaar, om zyn Vader niet tot last te weezen; denkende, dat het oppassen van de Molen hem tydruimte genoeg zou overlaaten om zyne oefeningen in de Decimaal Rekening en de Geometrie voort te zetten; doch vondt zich in deeze verwagting niet alleen bedroogen, maar een zo schraal onthaal, dat hy dikmaals nauwlyks zyn genoegen kreeg aan slegt meel met water. Voor een jaar was hy verbonden by deezen plaagenden Molenaar, en kwam zeer verzwakt by zyn Vader, naa dien tyd, weder t'huis. Een volgende dienst was voor hem niet gelukkiger, voor een half jaar verboudt hy zich by een Landhoevenaar, in de nabuurschap, die zich voor een Geneesmeester uitgaf, en ferguson aanlokte, door de belofte van hem in de Geneeskunde te zullen onderwyzen; dan, deeze behandelde hem zo onregtvaardig en wreed, dat hy het half jaar niet kon uitharden, en zeer vermagerd by zynen Vader wederkeerde. Om zich in deezen zwakken staat eenige uitspanning te bezorgen, maakte hy een houten Klok, die vry wel den tyd aanwees. De Klok, op welke de uuren geslaagen werden, was de hals van een gcbrooken vles. Geen denkbeeld hebbende hoe een Uurwerk kon gaan zonder daar aan hangend gewigt, stondt hy versteld hoe een zakhorlogie in allerlei standen kon gaan. Op zekeren dag reed een Heer voorby zyns Vaders deur; hy vroeg deeze hoe laat het was? De Heer hem, on er het zien op zyn zakhorlogie, vriendlyk antwoordende, nam hy de vryheid om te vraagen, of hy het Unrwerk van binnen zien mogt? De Heer deedt het open, en gaf het hem in handen. Hy zag den Trommel, met een gedeelte van de Keten ia denzelven, en vroeg, wat het was 't geen den Trommel rond dreef? He Heer antwoordde, dat zulks geschielde door een Staalen Veer, in den Trommel beslooten. Nooit ee- | |
[pagina 241]
| |
nigen anderen veer gezien hebbende dan die van zyns Vaders Snaphaan, vroeg hy verder, hoe een veer in een Trommel denzelven zo dikmaals kon rond draaijen, dat de geheele Keten daar op werd opgewonden? Hy kreeg tot bescheid, dat de Veer lang en dun was, dat het eene einde gehegt was aan de spil van den Trommel, en het andere einde aan den binnenkant des Trommels vastgemaakt, dat de Spil vast stondt, en de Trommel daar om heenen draaijde. Neem, myn Jongen! voegde de Heer 'er by, bemerkende dat ferguson hem niet begreep, een lang dun strookje walvischbeen, hou het eene einde vast tusschen uw vinger en duim, en windt het om uw vinger, het zal tragten zichzelven te ontwinden, en indien gy het andere einde vast hegt aan den binnenkant van een klein hoepeltje, en los laat, zal het hoepeltje ronddraaijen, en een draad, aan de buitenzyde daar om gehegt, opwinden. De jonge ferguson, dus onderweezen, nam de proef om een Horlogie te maaken, met houten Raderen en een Veer van Walvischbeen; doch hy bevondt, dat hy het Horlogie niet kon doen gaan door 'er de Balans aan te doen; dewyl de tanden der Raderen te zwak waren om de kragt van een Veer te draagen, genoegzaam om de Balans te beweegen; schoon de Raderen ras genoeg liepen wanneer de Balans was weggenomen. Hy sloot het geheele werk in een houten kas, weinig grooter dan een Theekop. Maar dit Uurwerk gebrooken zynde door een onkundigen Buurman, die het niet alleen vallen liet, maar 'er op trapte, benam dit ferguson den moed dermaate, dat hy het nooit ondernam een ander toe te stellen: te meer, daar hy zich verzekerde 'er nimmer op die wyze een te zullen kunnen vervaardigen, 't geen van eenig weezenlyk gebruik kon weezen. De Heer james dunbar, van Durn, sloeg een gunstig oog op den vernuftigen Jongeling, en wilde dat hy ten zvnen huize zyn verblyf zou neemen: deeze liet hem zyn Klokwerk schoon maaken, en hy begon, met dat werk voortgaande, voor 't eerst eenig geld te winnen. - By den ingang van dunbar's huis, stonden op de Poort twee groote ronde Steenen. Op een deezer, schilderde ferguson, met olieverf, een wereldkaart, en op den anderen een Starrehemel naar een Hemelglobe. De poolen der geschilderde Globes stonden gerigt na de poolen des Hemels; op ieder waren de vier en twintig uuren op den evennagtslyn afgetekend, zo dat zy den tyd aanweezen op | |
[pagina 242]
| |
welken de Zon den halve Aardkloot berscheen, terwyl de andere helft beschaduwd bleef. De verlichte deelen van de Aardglobe beantwoordden aan de verlichte deelen des Aardkloots. Zo dat, wanneer de Zon scheen, men kon zien, op welke plaatzen de Zon op- en onderging, en waar het nagt en dag was over geheel het Aardryk. Terwyl de jonge ferguson zich in dit gastvry huis bevondt, hieldt men hem onledig met min wysgeerige bezigheid. Mevrouw dipple, de Zuster van den Heer dunbar, gebruikte hem om patroonen tot haar naaldwerk te tekenen: eenige deezer waren copyen, andere eigen vinding. Hy verrigtre dit werk voor andere Dames op 't land, en trok van deeze tekeningen zo veel, dat hy het genoegen hadt, om nu en dan zyn armen Vader eenige ondersteuning te bezorgen. Desgelyks was hy bezig, om, met pen en inkt, verscheide Schilderyen en Prenten, in het huis van den Heer dunbar, af te tekenen; en de Heer baird, Mevrouw dipple's Schoonzoon, verschafte hem het noodige tot de Tekenkunst, en leerde hem het gebruik van 't Penceel en het wasschen met Oost-Indische Inkt. De Heer baird vormde, daarenboven, het plan om hem by een Schilder te Edinburg te bestellen; doch de inzameling, die hy ten deezen einde ondernam, mislukte, en hy zelve kon het ontbreekende 'er niet byvoegen, dewyl hy een klein inkomen en een talryk Gezin hadt. De jonge ferguson, schoon niet onderweezen in de beginzelen der Schilderkunst, onderstond het, Portraiten naar 't leeven te schilderen, en slaagde 'er zo gelukkig in, dat hy welhaast zo veel te doen vondt als hy afkon. Zes- en twintig jaaren bleef hy aan dit bedryf. In dien tusschentyd, gaf Mevrouw dipple hem, voor twee jaaren, bed en tafel ten haaren huize in Edinburg. Eene Mevrouw van strikte Godsvrugt zynde, hieldt zy, in den beginne, een nauwlettend oog op zyn gedrag, liet hem, elken avond, rekenschap doen waar hy den dag doorgebragt, en van het geld, 't geen hy verdiend hadt. Zy nam, alle avonden, als 'er iets ingekomen was, het geld tot zich, zeggende, dat hy 'er van kon krygen zo veel hy noodig hadt tot zyne kleeding, en om zyn Vader eenigen onderstand te schenken. Doch geen half jaar was 'er verloopen, of zy verklaarde dat hy zyn eigen geld kon bewaaren: want zy hadt nauwkeurig onderzoek gedaan, hoe hy den tyd buitens huis sleet, en was zeer voldaan over zyn gedrag. | |
[pagina 243]
| |
Geduurende de twee jaaren zyns verblyf in Edinburgh, kreeg hy sterken lust om de Ontleed-, Heel- en Geneeskunde te leeren. Deeze neiging, in hem opgewekt door 't leezen van Boeken en de verkeering met Heeren, die over deeze onderwerpen spraken, verdreef, voor dien tyd, alle gedagten op de Starrekunde uit zyn geest; en hy verwaarloosde, geheel en al, de kennis aan te kweeken met iemand, in de Wis- en Starrekunde bedreeven; een verzuim, 't geen hy zich, naderhand, menigmaal bitter beklaagde. Twee jaaren zich te Edinburg opgehouden hebbende, keerde hy weder tot zyn Vader, denkende genoeg bekwaamheids te bezitten om Geneesheer te weezen in die Streeke; hy nam met zich een voorraad van Geneesmiddelen, Pleisters, enz. Maar, tot zyn groot leedweezen, bevondt hy, dat zyne opgedaane bespiegelende kundigheden, in de daadlyke beoefening, weinig te beduiden hadden. Daarenboven leerde hem de ondervinding, dat hy slegte betaaling kreeg voor zyne Geneesmiddelen, en geheel niet gelukkig slaagende, liet hy het streelend denkbeeld, van een Arts te zyn, vaaren, en begaf zich op nieuw aan de winstgeevender hanteering van 't Penceel. De Heer ferguson trouwde in den Jaare MDCCXXXIX, aan wie weeten wy niet, maar wel dat deeze Vronwe vóor hem overleedt. Omtrent deezen tyd bedagt en volvoerde hy een plan, (te eenemaal op eigen redeneering en berekening steunende,) om op 't papier de beweeging en de standen van Zon en Maan, in de Ecliptica, op elken dag van het Jaar, te vertoonen; en gevolglyk de dagen van nieuwe en volle Maan, benevens eene wyze om de Zon- en Maan-verduisteringen, aan te wyzen. Dit ontwerp, door hem The Astronomical Rotula geheeten, bragt hem in kennis en vriendschap met den Heer maclaurin, Hoogleeraar in de Wiskunde te Edinburg, die hem eene vry groote Intekenlyst bezorgde, om de kosten, tot het vervaardigen der koperen Plaaten, goed te maaken. Deeze werden gesneeden door Mr. cooper, de Leermeester van den beroemden Mr. robert strange. Verscheide drukken kwamen 'er van uit, en het werd sterk verkogt tot den Jaare MDCCLII, wanneer de verandering van den Styl zyn Werk geheel ten onbruike maakte. De Heer ferguson kwam dikwyls te Edinburg. Op het zien van het Orrery van den Hoogleeraar maclaurin, was hy hoogst voldaan over de beweegingen van de Aarde en de | |
[pagina 244]
| |
Maan, gaarne hadt hy het raderwerk bezigtigd, in een koperen Kas beslooten; doch, dewyl deeze niet kon geopend worden, zonder 't behulp van een bekwaam Horlogiemaaker, moest deeze nieuwsgierigheid onvoldaan blyven. Nogthans oordeelde hy, na veel denkens en rekenens, een raderwerk te kunnen vervaardigen, om de Planeeten in zulk een werktuig te doen draaijen, en der voortgaande beweeging te geeven. By een dlaaijer, liet hy, naar opgegeevene tekeningen, het noodige gereed maaken, en na met een mes de tanden in de raderen gesneeden, en allen zamengesteld te hebben, ontdekte hy dat zyn-Orrery ten vollen aan zyne verwagting beantwoordde. 't Zelve vertoonde de Zon, beweegende om haar as; de dagelyksche en jaarlyksche beweeging der Aarde in den hellenden as, die in den geheelen omloop haar parallelismus bewaarde; de beweegingen en schynzels der Maane, met de teruggaande knoopen van haaren wandelkring; en gevolglyk de verscheidenheid der Jaargetyden, de verschillende langte van dagen en nagten, de nieuwe en volle Maan, de Maansverduisteringen, enz. - Vervolgens stelde hy 'er een toe van netter maakzel, waar in het raderwerk van yvoor was en de tanden ingevyld waren. Hy nam het met zich na Londen, waar hy in Bloeimaand des Jaars MDCCXLIII kwam, en dit stuk werks welhaast verkogt aan den Lord rider. In Londen gaf ferguson eenige keurige Starrekundige Tafelen en Berekeningen uit, en vervolgens openbaare Bessen in de Proefondervindelyke Wysbegeerte, die hy, by inschryving, met den hoogsten lof, in de voornaamste Steden van Engeland, herhaalde. Men verkoos hem tot Lid van de Koninglyke Societeit, zonder hem, uit aanmerking zyner omstandigheden, het gewoone geld, by de intrede, af te vorderen. De tegenwoordige Koning, die veele lessen van hem bygewoond, en over veele weetenswaardige onder werpen met hem gesprooken hadt, beschonk hem, by zyne komst op den Throon, met een jaargeld van vystig Ponden uit zyn byzondere beurs: bovendien ontving hy verscheide Geschenken van zyne Majesteit, en vondt zich vereerd met de gunst en vriendschap van veele Heeren van den eersten rang, liefhebbers, en voorstanders van Vernuft, Geleerdheid en Weetenschappen. De Heer ferguson maakte Werktnigen, en gaf, van tyd tot tyd, Verhandelingen uit, als mede verscheide Wysgeerige, Wiskundige en Starrekundige Werken. Noa een lang en nuttig leeven, schoon verbitterd door het on- | |
[pagina 245]
| |
gelukkig lot zyns HuisgezinsGa naar voetnoot(*), en meest gesleeten in een zwakken staat van gezondheid, het gevolg van de hardigheden, welke hy in zyne jeugd hadt moeten ondergaan, en versleeten door studie, krankheden en jaaren, stierf deeze, uit zich zelve geleerde, Man, in Bolt-Court Fleet-street, op den zestienden van Slachtmaand des Jaars MDCCLXXVI. Welk een maate van vermaardheid hy verwierf, door de kragtdaadige te werkstellingen van zyn eigen vernuft, is algemeen bekend. Hy werd door allen aangezien als de eerste Starre-en Werktuigkundige in het Wysgeerig Engeland. Hy bezat een opgehelderd oordeel, en zyn vlyt was onvermoeid; zyn voorkomen eenvoudig, ongemaakt en beleefd; dermaate aan de Weetenschappen overgegeeven, en van zulk eene goedaartigheid, dat hy voor niet lessen wilde geeven, en Werktuigen voor anderen maaken, zonder des beloond te worden. Da Wysbegeerte, wel verre van hem trots te doen worden, bewerkte by hem beleefdheid en nederigheid. Zyne Starrekundige oefeningen vervulden hem met de eerbiedigste en ontzaglykste denkbeelden van de Godheid, en deezen hadden eenen doorgaanden invloed op zyn leevensstand. - Nogthans moeten wy hier, met de onpartydigheid eens Leevensbeschryvers, tot ons leedweezen, optekenen, dat de man, die tot zulk een trap van vermaardheid in de Weetenschappen opklom, de gelukkige kunst niet verstondt, om op te maaken wat de begeerte eens Wysgeers behoorde te voldoen; en, 't zy uit vreeze voor armoede en gebrek, 't zy uit gebrek aan vertrouwen op de Godlyke Voorzienigheid, liet hy zich, in 't einde zyns leevens, van het pad des regts aftrekken: want, op een tyd, dat hy meer dan vyf duizend ponden Sterling bezat, stelde hy zich by zyn vrienden aan als een behoeftig man; van hun onderstandgelden prachende; terwyl hy, intusschen, van de slegtste spyzen leefde, in zo verre, dat hy, in een eigenlyken zin, gezegd mag worden, zyn einde verhaast te hebben, door zich het noodige niet te gunnen. |
|