Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKort verslag van de nieuwste ontdekkincen in de natuurkundige wysbegeerte.
| |
[pagina 228]
| |
De Starrekundigen, overgegeeven aan de hoogste bespiegelingen en berekeningen, bepaalden alle hunne poogingen om alle de Verschynzelen, die de Hemelsche Lichaamen opleveren, te doen zamenstemmen met de beginzelen der werkinge, welke zy op elkander hebben, naar evenredigheid van de hoeveelheid der Stoffe, en de omgekeerde reden van de vierkanten der afftanden, Maar de Heer herschel, zich meer bevlytigende om zyne Werktuigen ter waarneeminge te volmaaken; heeft aan den Starrenhemel de gewigtigste ontdekkingen gedaan. Een nieuwe Planeet ontdekt, aan welke hy den naam des Konings van Engeland, Georgium Sidus, of Star van George, gegeeven heeft; en die men in Frankryk Herschel noemt. Doch deeze Naamen, van Menschen ontleend, houden zelden stand, gelyk wy gezien hebben ten opzigte det Satelliten van Jupiter en Saturnus, ik geloof dat men om de gelykvormigheid met de Naamen der andere Planeeten, die de naamen van Metaalen voeren, deeze naar de Platina zou kunnen doopenGa naar voetnoot(*). Die zelfde herschel heeft nieuwe Starren in den Melkweg en in de Nevelagtige Gestarntes ontdekt, en Nevelagtige Starren waargenomen, waar men ze nog niet gezien badt, en het getal derzelven op twee honderd gebragt. Hy heeft gemeend een brandende Berg | |
[pagina 229]
| |
in de Maan te ontdekkenGa naar voetnoot(*) en dubbele Starren gezien. Thans is by, gelyk men verzekert, bezig met het vervaardigen van een Telescoop, met eene opening van vier voeten, van veertig voeten brandpunt: deeze zal hem, buiten twyfel, nog veele nieuwe zaaken in het Uitspanzel doen ontdekken. Met de schoonste proeven heeft de Electriciteit, welke wy, in zekeren zin hebben zien gebooren worden, de Natuurkundige Wysbegeerte verrykt. De onsterfelyke franklin, zo groot in de Natuurkundige als in de Zedekundige wereld, deedt de alleraangelegenste ontdekking, door den Blixem, welken de bygeloovige Oudheid altoos aangemerkt had als behoorende aan den grootsten haaren Goden, den mensch in handen te geeven. In 't jongst verloopen Jaar heeft men twee schoone Proeven in de Electriciteit gedaan. De Heer coulomb deedt zien dat de werking dier Vloeistoffe de groote wet dor Natuure volgde, en werkte in de omgekeerde rede van de vierkanten der afstanden - De Heer cavendisch, zegt een Salpeterzuur gekreegen te hebben met een Electrike vonk te brengen in een mengzel van zuivere en gephlogisteerde LugtGa naar voetnoot(†) | |
[pagina 230]
| |
Maar geen gedeelte heeft zo veel gewonnen als de Natuurlyke Historie. De Waarneemers, zien dagelyks, voorheen onbekende Dieren, Planten en Delfstoffen. Zy beschryven ze, en schikken ze in rangen. Want deeze Geslachten en soorten, schoon de Natuur ze moogelyk niet toestemt, zyn onontbeerelyk om de zwakheid onzer geheugenisse te gemoete te komen. De smaak voor die heerlyke Weetenschap is zo algemeen, de Hoofden der volken hebben 'er het nut dermaate van bemerkt, dat zy de Geleerden uitnoodigen en smeeken om alle de oorden des Aardbodems te doorreizen, ten einde nog onbeschreeven voorwerpen te ontdekken en te verzamelen. Wy hebben, derhalven, allen grond van hoope, dat onze kundigheden vermeerderd, en veele nog twyfelagtige gevallen opgehelderd, zullen worden. De Heer banks geeft ons een breed verslag van de veelvuldige Waarneemingen door hem op zyne Reis rondsom de wereld gedaan. - DeHeer thunberg, die in Japan, de Indiën, en aan de Kaap de goede Hoop, gereisd heeft, doet ons, in eene menigte volwigtige verhandelingen, de Planten, door hem ontdekt, kennen. De Ridder de la marck brengt, in eene Encyclopedike Verzameling, byeen de Planten van andere Reizigers tot nog niet beschreeven; en de Heer l' herretier verschaft ons, door Plaaten, aan welker volkomenheid niets ontbreekt, kennis van de nieuwe Planten, die thans in de tuinen van Parys, en boven al in den Tuin des Konings, groeijen, waar de Heeren thouin een groot aantal buitenlandsche Gewassen in | |
[pagina 231]
| |
onze Lugtstreek kweeken. - De Heer de la touzette geeft ons een Naamlyst der Planten in het Lyonneesche; de Heer de villars belooft die van Dauphine, en 't zal ons, misschien, in 't einde geoorlofd zyn te hoopen, dat de Voortbrengzels van Frankryk bekend zullen worden aan de Inwoonders. De Abbe cavanilles omtrent den chaos van het talryk gezin der Malvas: terwyl de Heer bulliard aanhoudt om dat der Paddestoelen, nog onbekender, tos te lichten. De Heer dombey, uit Peru te ruggekomen, gewaagt van een aangelegene verzameling Planten en Delfstoffen, en maakt zich gereed om de geleerde wereld deel te geeven aan de vrucht van tien jaaren vermoeienis en gevaars. - De onvermoeide andré michaux, zeer onlangs uit Arabie en Persie te rug gekomen, waar hy zich vier jaaten onthieldt, heeft het genoegen, om nieuwe ontdekkingen te doen, gesteld boven het vermaak om de vrucht zyner reeds gedaane te smaaken, en maakt zich gereed om na Noord-Amerika te trekken. Dan wy wenschen, dat die hy in 't Oosten gedaan heeft, niet in de vergetelnisse begraaven blyven, gelyk die der Handelaaren en andere Reizigeren, wier Naamen enkel bekend zyn. - De Heer desfontaines, wiens yver zyne kundigheden evenaart, is, naa, geduurende drie jaaren de Ryken van Tunis en Algiers doorreisd te hebben, wedergekeerd, verrykt met de groeiende Voortbrengzelen dier eertyds zo bloeiende en thans bykans onbekende Lugtstreeken. Hy heeft beloofd om binnen kort een verhaal deezer op kundigheden aazende Reize te geeven. De Heer richard doorzwerft nog de Bosschen van Guyanne, zonder van zyn wederkomst te spreeken; en de Zweedsche Heer schwartz, die hem vergezeld heeft op zyne geleerde tochten, is uit zyn gezelschap gegaan en na Rio Janeiro getoogen, om ons de voortbrengzelen van Brasil te doen kennen. - De Heer maerlens, en de Tuinman boc hebben, in 't voorleden Jaar, in den Keizerlyken Tuin van Schonbrun, te Weenen, verscheide duizenden Planten, uit China en Japan aangebragt, doen groeijen. - De Keizerin van Rusland heeft een aantal Geleerden verbonden, om in de Landen haarer wyduitgestrekte Heerschappye te reizen, en eene talryke bezending zal uittrekken tot het doen van nieuwe ontdekkingen. Geen zo groot aantal nieuwigheden biedt ons de Dierkunde aan, schoon dezelve, meer dan ooit, beoefend wor- | |
[pagina 232]
| |
de: de vorderingen daar in zyn zo merkbaar niet. De Heer de foucroi heeft ons begiftigd met eene verkorte Historie der Insecten van den Heer geoffroi, waar in hy eenige nieuwe soorten beschryft. De Duitschers hebben een Calender der Ruspen uitgegeeven, die den Liefhebberen zeer te stade kan komen; doch deeze zal min doen tot voortzetting der Weetenschap, dan de wyze, om ze tot bewaaring te droogen, door den Heer de antica medegedeeld. De Heer gigot d'orcy en zyne Medearbeiders zetten, met eenen gelukkigen uitslag, de Verzameling der Europische Kapellen voort. Zy hebben ons de eerste afleveringen ter hand gesteld van de Nagtvlinders, die voor de Dagvlinders niet behoeven te wyken. - De heer badier, wiens zugt voor de Natuurlyke Historie hem bewoogen heeft na Martinique over te steeken, belooft ons eene talryke verzameling van Dieren, en, bovenal, 't geen 'er nog ontbreekt aan de Historie der Kreeften.- Aan de gedenkwaardige Reizen van den Heer vaillant, die van de Kaap de goede Hoop tot den Keerkring doordrong, zyn wy eene ryke verzameling verschuldigd van Vogelen, ender welke veele nieuwe, en een Girasse, een Viervoetig Dier, van achttien voeten hoog, 't geen nooit in Frankryk gebragt geweest is. Hy doet ons hoopen op eene beschryving dier Reizen, die geen ander dan een allergunstigst onthaal kan ontmoeten. Onder alle Reizen zyn 'er geene, welke zo veel voor de Weetenschappen belooven, als die van welke lodewyk de XVI het plan ontworpen heeft, en thans aangevangen is onder 't opzigt van den Heer de la peyrouse. De Heeren, die men verzogt heeft deel te neemen in deeze schoone Onderneeming, zyn de Heeren dagelet, mongeGa naar voetnoot(*), als Starrekundigen, de Heeren de lamanon, la martiniere, de Abbé mongez en de Abbé receveur, als Liefhebbers der Natuurlyke Historie en Natuurkunde. Deezer taak is de ligging der Plaatzen te bepaalen, geenen zullen zich toeleggen op alle de deelen der Natuurlyke Historie en der Natuurkunde: van hunnen yver en kundigheden, mogen wy de heerlykste vrugten wagten. De Aardrykskunde, die, in den laatsten tyd, door de Reistochten van den beroemden Landontdekker cook, zoo veel gewonnen heeft, zal thans nog zeer veel winnen. | |
[pagina 233]
| |
Wy wenschen, dat men, in 't einde, eens zal zoeken te bepaalen de beweegingen van den Oceaan, zo weezenlyk behoorende tot de Natuurkundige Aaroryksbeschryving en de Theorie des Aardkloots. De Europeaanen hebben Havens in alle de Landen des Aardbodems, 't zou hun zeer gemaklyk vallen waarneemingen te laaten doen over de hoogte des waters, en men zou eindelyk zich kunnen verzekeren, of de Zee het hier van 't land winne, 't geen dezelve op andere plaatzen verliest. Doch dit behoort met veel omzigtigheids te geschieden. De Zee, by voorbeeld, schynt van de Kusten van Provence weg te wyken. Wat, in vroegeren tyde, te Aigue-morte en Celte, Havens waren, is nu Land. Ondertusschen is in de Haven van Marseille, die meer dan twee duizend jaaren telt, het waterpas der Zee niet verlaagd. Dus zyn, te Aiguemorte en Cette, de Havens alleen door verlandingen gevuld, zonder dat de wateren geweeken zyn. De Delfstofkunde heeft geene mindere vorderingen gemaakt, dan de andere gedeelten der Natuurlyke Historie. De ontdekkingen daar in zyn moeilyker: dewyl de soorten min veelvuldig zyn dan in de andere Ryken der Natuure. Niettemin is men zo verre gekomen, dat men bestendiger kenmerken hebbe, en gevolglyk min voor dwaaling blootstaat, als het maakzel, de hardheid, de zwaarte, de kleur, enz. doch een der treffendste is de gedaante, het voorwerp der Cristalbeschryving. - Deeze Weetenschap, bykans nieuw, ondernomen door bouguer, linnae s en anderen, is tot een hoog toppunt van volmaaktheid opgevoerd door den geleerden romé de l'isle, wiens Werk, de gedaante van een groot aantal Cristallen opgeeft, en de hoeken daar van bepaalt. Hy heeft zyn best gedaan om de oneindige verscheidenheid van Cristalschietingen, welke de Natuur aanbiedt, tot eenige eerste gedaanten te brengen. De Abbé haüy heeft zich ook, in deeze Weetenschap met een gelukkigen uitslag, bezig gehouden, en gezoet den kern of de eerste gedaante van elke gecristallizeerde zelfstandigheid te ontdekken. Met dien kern te verdeelen, door spydingen, volgens den loop der zamenvoegzelen en het gepolyste der Natuur te vertoonen, heeft hy getragt de gedaante der deeltjes uit welke de Cristallen bestaan, en de wyzingen, welke zy ondergaan, te bepaalen, door eene berekening, gegrond op eenvoudige en geregelde wetten. Alle uitwendige characters, ons geene dan eene zeer onvolkomene kennis der Lichaamen verschassende, heeft | |
[pagina 234]
| |
men gezogt de natuur te doorgronden, en de eerste beginzels te ontdekken. Dit heeft men gedaan door de Scheidkunst, dat schoon gedeelte der Natuurlyke Wysbegeerte. Deeze weetenschap in Egypte gebooren, vervolgens door de Arabieren beoefend, en zich eerlang verbergende in de geheimzinnige Stookhuizen der Goudzoekeren, heeft zich eindelyk in klaaren dag vertoond, door een becher, sthal, boerhave, rouelle en anderen. Maar alle deeze Geleerden sloegen in hunne ontbindingen een der voornaamste voortbrengzelen over 't hoofd. Zy hadden, bovenal een van helmont en boile, bemerkt, dat, in alle hunne Bewerkingen, zich eene groote hoeveelheid van damp en lugt ontbondt, die de vaten vermorselde, als men 'er, van tyd tot tyd, geen opening aan gaf. Doch zy namen zulks niet genoeg in aanmerking. J. rey was een der eersten, die waarnam, dat verkalkt Lood Lugt bevatte. Venel haalde Lugt uit Zeltzer-water; doch hy beproefde deeze Lugt niet. De Heer black gaf 'er eerst eene genoegzaame anndagt op. De Heeren cavendish, priestley, lavoisier, scheele, bergman, fontana, bertholet, kirwan, ingenhousz, senebier, volta en anderen, hebben deeze naspeuringen tot het hoofdvoorwerp hunner Natuurkundige werkzaamheden gemaakt; de Heer de la metherie, (Schryver van dit Verslag,) houdt 'er zich mede bezig. Men heeft met verbaasdheid gezien, dat de Lugt, zo lang dermaate verwaarloosd, de grootste rol in alle de verschynzelen der Natuure speelt. Uit nieuwe oogpunten heeft men de voorwerpen beschouwd, en aangenomene begrippen geheel veranderd. Maar deeze Lugtkennis wordt van dag tot dag bezwaarlyker: dewyl het bekend is, dat de Lugt zelve in veele bewerkingen door de vaten heen dringt, en men dus in alle deeze een meer of min aanmerkelyk verlies ondergaat. - Dezelfde Proeven toonen ons desgelyks, dat wy veele van de beginzelen der Lichaamen niet kunnen houden, als warmte, vuur, licht, electrike stoffe, enz. Ondertusschen kunnen wy niet twyfelen of deeze zelfstandigheden maaken gedeelten uit der meeste Lichaamen, boven al van geörganiseerde Lichaamen. Gevolglyk zullen onze ontbindingen altoos noodwendig eene zekere mate van onvolkomenheid hebben: op welke wy behooren agt te geeven, in de gevolgen, die wy daar uit trekken. |
|