De vernederde winkelier.
(Uit het Engelsch.)
Zekere zeer schoone, maar zeer opspraaklyk leevende, Engelsche Gravinne, zich te Parys onthoudende, werd, op een avond, in den Schouwburg, aangesprooken, door een Jong Heer, die 'er zeer fraay uitzag, en zich zo behaaglyk by haar wist te maaken, dat zy hem haar Naam en Verblysplaats ontdekte. Den volgenden dag maakte hy by haar zyne opwagting; en was nog behaagelyker dan den voorgaanden avond; hy zong, hy speelde, en bragt de verrukkendste Bon-Mots voort. - Eenige Dames kwamen by de Gravinne, niemand haarer kende den Jongen Heer; doch alle stonden zy toe, dat hy allerbehaagelykst was. Vecrtien dagen lang volhardde hy in zyne bezoeken, en drong, van dag tot dag, dieper in de gunst der Gravinne: hy sprak van zyne Liefdedrift, en het oogenblik om dezelve voldaan te zien naderde. De Gravinne voerde hem te gemoet: ‘Ik most volstrekt weeten wie gy zyt, myn Heer, tot dus lang hebt gy het kunstig ontdooken my 'er iets van te laaten blyken; ik staa de vervulling uwer wenschen, op geene andere voorwaarde, toe !’ - De Jonge Heer zich in die engte gebragt ziende, beleed dat hy een Stoffe Winkelier was in de Voorstad van St. Antoine... - ‘En hoe,’ .viel de Schoone hem met veel verontwaardigings in de reden, ‘hoe kunt gy vermetel genoeg weezen om u te vervoegen by eene Mevrouw van myn Rang; weet, myn Heer, dat ik de Dogter ben van een Engelschen Graaf, en de Kleindogter van een Hertog!’ - Dit zeggende, schelde zy, en beval deezen Winkelier de dour te wyzen, en de boodschapslysten, waarop zyn naam stondt, te verbranden. - Om haare veragting nog beter te toonen, zondt zy, den volgenden dag, aan zyn Huis, met bevel, dat hy eenige Zydestossen zou brengen; wanneer de nog onlangs zo zeer begunstigde Beau Garcon niet verder werd toegelaaten dan het spreekvertrek, en zyne rekening betaald kreeg uit handen van den
knegt. - Waar over moeten wy ons meest verwonderen, over de veelwaagonde vrypostigheid des nu te regtgebragten en vernedenien Winkeliers, of daar over, dat Familie-Hoogmoed zo leevend bleef in een hart, waar in alle edele Eerzugt reeds lang tot den laatsten vonk was uitgedoofd.