Schepen, by eenige voornaame Kenners van onze Vaderlandsche Geschiedenissen, eenig nader berigt te bekomen. Doch alles is vrugtloos geweest en men heeft 'er geen 't minste spoor van kunnen vinden. De Heer michaëlis de bron niet aanhaalende waar uit hy dit geschept heeft, was het my niet mogelyk, de egtheid deszelven, op een bepaalder wyze, na te gaan.’
Ik had onlangs gelegenheid om te spreeken met een Heer, in onze Vaderlandsche Geschiedenissen bedreeven, en een groot liefhebber der Scheepsbouwkunde, deeze dagt my geschikt om dit in 't duister gelaaten stuk op te helderen: de uitslag beantwoordde aan myne verwagting ten vollen; ik neem de vryheid zyne my medegedeelde aanmerkingen UE. toe te zenden, om, in uw Mengelwerk, eene geschikte verzamelplaats voor dit slag van ophelderende Waarneemingen, gevoegd te worden. Zy kwamen hier op neder.
Het berigt dat 'er hier te Lande Schepen op die maat gebouwd zyn, vindt men in de Kronyk van Hoorn door Velius, bl. 271. 272. In den Jaare 1694, begon men aldaar Schepen te bouwen, die men Gaings of Fluitschepen noemde: dezelve waren viermaalen zo lang als wyd. Hoe zeer men dit maakzel eerst belachte, voeren deeze Schepen zo voorspoedig, dat men welhaast geene andere tot de Houtvaart op de Oostzee schikte: zy waren uitsteekend in de zeilaadie by den wind, gingen weinig diep en konden veele lasten voeren: zy werden zo gezogt, dat men in acht jaaren tyds, te Hoorn, meer dan tachtig bouwde en uitrustte. - In 't vervolg maakte men die Fluitschepen nog veel Naauwer, naar evenredigheid van de Langte. Een der voornaamste uitrusters was zekere Pieter Jansz Livorne, door Velius geheeten, doch door simon de vries, pieter jansz de Mennonist genaamd, die in den Jaare 1604 'er eenige liet bouwen door Pieter Reynierse, welke slegts een zesde van de Langte tot haare Wydte hadden, en een tiende van de Langte tot haare Holte; en dus met de voorgestelde evenredigheid der Arke van noach overeenkwamen: welk Godlyk Beslek deeze Lieden vaststelden dat men moest volgen, om 'er alle Zeeschepen naar te bouwen.
Dit kon, voegde die Heer 'er nevens, de aanmerking van den Hongleeraar Michaelis staavende, wel aankomen in tyd van Vrede, en om op de Oostzee te vaaren; doch ze zouden veel te Naauw zyn om 'er Geschut op te