| |
Uittrekzel van eene reize, door de capiteins Cook, Clerke en Gore, na den Stillen Oceaan, in de Jaaren MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX en MDCCLXXX, met de schepen de Resolution en Discovery, om ontdekkingen in het Noorder, halfrond te doen.
Vervolg van bl. 81.)
In den voorbeschreeyen vriendlyken stand, bleef alles op Owhyhee tot den vier- en twintigsten van January: wanneer wy niet weinig verbaasd stonden, als wy vernamen, dat 'er geen Canoes van land mogten, en de Inboorelingen zich in hunne huizen als opgeslooten hielden. Naa veischeiden uuren wagtens, wat toch dit zyn mogt, ontdekten wy dat de Baay Tabooed, en allen ommegang met ons, verboden was, uit hoofde van de aankomst van den Koning terreeoboo. Naardemaal wy geen voorval van dien aart voorzien hadden, was ons Scheepsvolk verpligt, den dag door te brengen, zonder den gewoonen aanvoer van vrugten.
| |
| |
Het poogde daarom, den volgenden morgen, door dreigen en belooven, de Inboorelingen te beweegen om aan boord te komen, als voorheen: en wanneer eenige het waagden van land te steeken, zagen wy dat een Opperhoofd hun poogde te rug te dryven. Men brandde terstond een Snaphaan over hem los, om hem te doen afhouden van dit bedryf; zulks hadt de verlangde uitwerking, en wy kreegen, volgens gewoonte, den voorraad van ververschingen. In den naamiddag kwam terreeoboo, en bezogt te Schepen, zonder eenig gevolg, alleen vergezeld van eene Canoe, in welke zyue Vrouw en Kinderen gezeten waren. Hy bleef tot by tien uuren aan boord.
Den volgenden dag verscheen de Koning, in een groote Canoe, van twee andere gevolgd, en roeide met groote staatie na het Schip. Dit maakte een grootsch vertoon. In de eerste Canoe zat terreeoboo, met zyne Opperhoofden, uitgedoscht met hunne rykgevederde Mantels en Helmetten, gewapend met lange Speeren en Dolken; in de tweede bevondt zich de eerwaardige kaoo, de Opperpriester met zyne Priesterschap, en de Afgoden met een rood kleed omwonden. Deeze Afgoden waren Borstbeelden van eene reusagtige gedaante, vervaardigd van Mandwerk, en keurig bedekt met kleine Vedeeren van allerlei kleuren, en gewrogt op dezelfde wyze als de gevederde Mantels. De oogen waren groote Paarl-Oesterschulpen, met een zwarte Noot in 't midden; de monden waren bezet met een dubbelde ry Honden - Tanden, en zulks leverde met de overige weezenstrekken, die zeer misvormd waren, een zeldzaam vertoon op. De derde Canoe was belaaden met Varkens en verscheidenerlei soorten van Vrugten. Onder het aannaderen, zongen de Priesters in de middelste Canoe hunne Liederen, met eene groote destigheid, en, naa rondsom de Schepen geroeid te hebben, keerden zy, in stede van aan boord te komen, gelyk wy verwagtende waren, weder na land.
Zo ras ik ze zag naderen, begaf ik last aan onze kleine Garde den Koning te ontvangen; Capitein cook bemerkende, dat hy weder na strand ging, volgde hem, en bereikte den oever omtrent gelyktydig. - Wy geleidden hun in de tent, aan strand opgeslaagen; nauwlyks waren zy daar in gezeten, of de Koning rees over einde, en wierp, op eene zeer bevallige wyze, den Mantel dien by zelve droeg, over de schouderen van Capitein cook, zette een gevederde Helm hem op't hoofd, en gaf hem een
| |
| |
net gewerkte Wayer in zyn hand. Desgelyks spreidde hy voor diens voeten neder vyf of zes andere Mantels, alle zeer schoon en van groote waarde. - 's Konings oppassers bragten vier groote Zwynen, met Zuikerrieten, Kokusnooten en Brood-vrugt, dit gedeelte der plegtpleeging werd beslooten door het verwisselen der naamen des Konings en van Capitein cook, 't geen, onder alle de Inwoonders der Eilanden van den Stillen Oceaan, voor het zekerst onderpand van Vriendschap gehouden wordt. - Eene ommegang van Priesteren, met een eerwaardig oud Man aan 't hoofd, vertoonde zich daar op, gevolgd door een langen sleep Mannen; groote Zwynen en Vrugten met zich voerende. Uit de oogen en gebaaren van kaireekeea, ontdekte ik terstond, dat de oude Man de voorgemelde Opperpriester was, wiens goedgunstigheid. ons zo lang een ruim onthaal verschafte. Hy had een stuk rood doek in zyne hand, 't welk hy om de schouderen van Capitein cook sloeg, en dien vervolgens eene Bigge op den gewoonen trant aanboodt. 'Er werd een Zetel voor hem naast dien des Konings geplaaist, waarop kaireekeea en diens Medegenooten hunne plegtigheden aanvingen; kaoo en de Opperhoofden hun beantwoordende.
Zo ras de plegtpleegingen afgelegd waren, voerde Capitein cook, teureeoboo en zo veele Opperhoofden, als de Pinas kon bergen, naa de Resolution. Zy werden met alle tekenen van eerbiedenis ontvangen, en Capitein cook deedt, voor den gevederden Mantel, den Koning een linnen Hembd aan, en gordde hem zyn eigen Houwer op zyde. De oude kaoo en eenige andere oude Opperhoofden bleeven aan strand, en namen hun verblyf in het huis der Priesteren. Geduurende al dien tyd, zagen wy geen Canoe in de Baay, en de Inwoonders hielden zich in hunne Hutten of lagen op den grond uitgestrekt. Eer de Koning de Resolution verliet, verwierf Capitein cook verlof voor de Inboorelingen, om, volgens gewoonte, aan de Schepen te handelen; doch de Vrouwen, om welke reden konden wy niet ondekken, bleeven onder de Taboo, dat is, het bleef hun verboden ten huize uit te gaan, of eenige gemeenschap met ons te houden.
Het alzins onbeledigend gedrag der Inboorelingen, alle vrees voor gevaar weggenomen hebbende, twyfelden wy nimmer ons zelven, op alle tyden, en in alle omstandigheden, onder hun te vertrouwen. De Officiers van beide de Schepen, gingen dagelyks aan Land, of in klein getal,
| |
| |
of zelfs geheel alleen, en bleeven 'er dikmaals den geheelen nagt. Ik zon geen einde vinden, wilde ik alle de blyken van heusch en vriendlyk onthaal vermelden. Waar wy verscheenen, vervoegde zich het volk rondsom ons, greetig haakende om ons eenigen dienst te doen, en ten hoogsten verblyd, wanneer wy van hunne dienstaanbiedingen gebruik wilden maaken. Zy stelden veele kleine kunstenaaryen te werk, om onze aandagt te lokken, en ons vertrek te vertraagen. De Jongens en Meisjes liepen voor ons heenen, als wy door de Dorpen wandelden, en hielden ons op by elk open Plein, waar plaats was om voor ons en dans te doen. Eens werden wy genoodigd om een dronk Kokusnootenmelk te drinken, en eenige verversching te neemen, onder de schaduw hunner hutten; op eenen anderen tyd, zaten wy in een kring van jonge Dogters, die alles deeden wat haare kunst vermogt, om ons met zang en dans te vermaaken.
Het genoegen, 't welk wy ontvingen van hunne beleefdheid en gastvryheid, werd, nogthans, niet zelden gestoord, door hunne diefagtige geäartheid. Eenigen hunner bedrevenste Zwemmers, ontdekten wy op zekeren dag bezig met de Spykers uit onze Scheepsdubbeling te haalen, 't geen zy zeer behendig deeden, met een kort stokje, met een vuursteen aan de einde vast gemaakt. Om dit diefstal, 't geen onze Schepen veelligt in gevaar kon brengen, te stuiten, vuurden wy eerst met los kruid op de dieven, doch zy wisten, onder het Schip duikende, wel ras buiten schoot te geraaken. Wy vonden het daarom noodig, aan boord van de Discovery, een hunner ten afschrikkenden voorbeelde, eenige geesselslagen toe te tellen.
Op den agt- en twintigsten van January, overleedt william watman; een Matroos, in dienst van den Constapel. Eene gebeurtenis, welke ik te meer opteken, om dat een Lyk, tot hier toe, onder ons eene groote zeldzaamheid was. Deeze watman was oud, en zeer geagt om zyne verkleefdheid aan Capitein cook. Hy hadt voorheen één- en twintig Jaaren als Zeesol laat gediend, waarop hv als Matroos in 't Jaar MDCCLXXII aan boord van de Resolution kwam, en Capitein cook vergezelde op diens Tocht na de Zuid-pool. By zyne wederkomst kreeg hy eene plaats in Greenwich Hospitaal, op de voorspraak van Capitein cook, die 'er ook zyn verblyf nam: doch beslooten hebbende, zynen Weldoender in alle lotgevallen te vergezellen, verliet hy nevens hem het Hospitaal, toen
| |
| |
dien benoemd werd tot het bevelhebberschap over deezen Tocht. Geduurende dc reis, hadt hy dikwyls koortzige ongesteldheden gehad, en was aan 't beteren toen wy in deeze Baay kwamen, en voor eenige dagen aan Land geweest zynde, dagt by volkomen hersteld te weezen; op zyn eigen verzoek kwam hy weder aan boord: doch den volgenden dag kreeg hy een aanval van beroerte, welke hem in twee dagen wegrukte.
Op verzoek des Konings, werd hy op de Morai begraaven, en alles met de vereischte plegtigheid verrigt. De onde kaoo en diens Broederen waren de aanschouwers, hielden zich zeer stil en aaudagtig terwyl de Lykdienst geleezen werd. Wanneer wy het Graf met aarde vulden, naderden zy met groote eerbiedenis, wierpen een doode Bigge, eenige Kokusnooten en Pisangs in het Graf: drie agter een volgende nagten, vervoegden zy zich rondsom het Graf; Zwynen-vleesch offerende, en hunne gewoone plegtigheden van Lofzangen en Gebeden verrigtende, 't welk tot het aanbreeken van den dageraad aanhieldt.
Aan 't hoofdeneinde des Grafs, rigtten wy een staak op, met een vierkante plank daar aan gespykerd, op welken de naam, de ouderdom en de slerfdag van william watman geschreeven was. Zy beloofdcen dit gedenkteken niet te willen wegneemen, en wy twyfelen niet of het zal 'er blyven, zo lang de zeer verganglyke stoffe, van welke wy het vervaardigden, het toelaate.
De Schepen groot gebrek aan brandhout hebbende, verzogt de Capitein my op den tweeden van February, met de Priesteren te handelen, over het koopen van de Leuning of het Latwerk, 't welk den top van de Morai omringde. Ik had, wil ik gaarne bekennen, in 't eerst eenigen twyfel over de voeglykheid van deezen voorslag; en vreesde dat het enkel spreeken daar van, door de Priesters, zon aangemerkt worden als een alleraanstootlyste heiligschennis. Hier in vond ik my, nogthans, bedroogen. Men betoonde, op mynen voorslag, geen de minste verwondering; het Hout werd gereedelyk vergund, zelfs zonder iets daar voor in vergoeding te vraagen. Terwyl de Matroozen het wegnamen, ontdekte ik dat een hunner een gesneeden Beeld hadt weggevoerd, en bevondt, by verder onderzoek, dat zy den geheelen halven kring in de boots gelaaden hadden. Schoon dit geschied ware in de tegenwoordigheid der Inboorelingen, die 'er geen de minste gevoeligheid over lieten blyken, maar de hand leenden
| |
| |
in het wegruimen, oordeelde ik het best Kaoo over dit stuk te onderhouden; die zich desgelyks vry koelzinnig gedroeg, en alleen verlangde, dat wy het Beeld, 't geen in 't midden stondt, en hier boven beschreeven, wilden wederleveren: hy bragt het in een der huizen van de Priesteren.
Terreeoboo en diens Opperhoosden hadden nu, zints eenige dagen, zich vry nieuwsgierig vertoond om den dag van ons vertrek te mogen weeten. Deeze omstandigheid verwekte in my eene sterke begeerte, om te ontdekken, weik een denkbeeld dit Volk van ons gevormd hadt, en welke hunne begrippen waren, wegens de oorzaak en de beooging onzer Reize. - Ik deed eenige moeite, om voldoening omtrent deeze byzonderheden te krygen; doch kon niets anders te weeten komen, dan dat zy in 't begrip stouden, dat wy uit een land kwamen, waar het aan leeftogt mangelde; en dat het oogmerk onzer Reize geen ander was, dan om ons eens braaf met Spyze op te vullen. In de daad, het vermagerd voorkomen van eenigen onzer Schepelingen, de ongemeene greetigheid met welke wy op hun voorraad van versche spyze aanvielen, onze groote bezorgdheid om leevensmiddelen op te doen, en zo veel ons mogelyk was aan boord te bergen, bragt hun vry natuurlyk tot dit besluit. - Ik moet hier byvoegen, eene omstandigheid, welke hun zeer in verwarring bragt, dat wy geene Vrouwen by ons hadden, als mede ons vreedzaam gedrag en onoorlogzugtig voorkomen. 't Was belachlyk genoeg, te zien, hoe zy de zyden streeken en op de buiken sloegen van onze Matroozen, (die zeker, geduurende ons kort verblyf op dit Eiland, vry veel in welgedaanheid waren toegenomen,) hun deels door tekenen, deels met woorden, te verstaan geevende, dat het voor hun tyd was om te vertrekken; doch, indien wy wederkwamen, by het volgend saisoen van de Brood-vrugt, dan zou men beter in staat weezen om alle de behoesten te verzorgen.
Wy hadden ons nu zestien dagen in deeze Baay opgehouden; en als men onze verbaazende verslinding van Varkens en Vrugten in aanmerking neemt, behoeft men zich niet te verwonderen, dat zy zulke Gasten gaarne zagen vertrekken. 't Is egter hoogwaarschynlyk, dat Terreeoboo, voor tegenwoordig, met zyne naagraagingen, geen ander oogmerk hadt, dan eene begeerte om eene genoegzaame voorraad van geschenken gereed te hebben, om ons te vereeren by ons vertrek, beantwoordende aan de agting en beleefdheid, met welke hy ons ontvangen hadt. Want ver- | |
| |
meld hebbende, dat wy den dag naa morgen voor hadden het Eiland te verlaaten, werdt 'er terstond eene uitroeping gedaan door alle de Dorpen; het Volk afvorderende, dat het de Zwynen en de Vrugten tot den Koning moest brengen, om aan den Orono by diens vertrek te schenken.
Den volgenden dag tot ons vertrek bestemd zynde, noodigde Terreeoboo Capitein Cook en my tot zich, en om op den derden by hem te komen ter plaatze waar Kaoo zich onthieldt. By onze aankomst venden wy den grond met kleederen, met veele roode en geele vederen, vastgemaakt aan de draaden van Cokusnootenschellen, bezaaid; als mede een groot aantal bylen en ander yzerwerk van ous geruild. Niet verre van dit alles, lag een zeer groote voorraad van Vrugten. van allerlei soort hier vallende, en daar nevens eene groote drift Zwynen. In 't eerst verbeeidden wy ons, dat dit alles ten geschenke voor ons bestemd was, doch Kaireekeea onderrigtte my dat het eene gift of schatting was des Volks van dat Landgedeelte aan den Koning: overcenkomstig hier mede, bragten zy, zo ras wy gezeten waren, alles voor Terreeoboo's voeten; de kleederen en vederen uitspreidende, en het Yzenwerk nederliggende. De Koning vertoonde zich ten hoogsten voldaan over deeze betooningen van dienstvaardigheid, en omtrent een derde gedeelte van het Yzerwerk, als mede van de Vederen, en eenige weinige Kleederen uitgekoozen hebbende, lag hy dit zelve ter zyde; het overige der Kleederen en Vederen, nevens de Zwynen en de Vrugten, werd vervolgens Capitein Cook en my aangeboden. Wy stonden verbaasd over de grootte en waarde van dit geschenk, zeer verre alles overtressende wat wy van dien aart gezien hadden, of op de Friendly, of op de Societeit, Eilanden. 'Er werd terstond gezonden om de boots tot het afhaalen deezer geschenken: de grootsle Zwynen werden geschikt om ingezouten te worden tot voorraad op Zee, meer dan dertig kleinder,en de Vrugten, werden verdeeld voor de twee Schepen.
Op dien eigen dag verlieten wy de Morai, en bragten de Tenten met de werktuigen tot het doen van waarneemingen aan boord. De Taboo werd opgeheeven, en wy hadden de plaats niet verlaaten, of de Inwoonders liepen met geheele hoopen derwaards; alles zeer greetig doorsnuffelende, in de verwagting dat zy iets van waarde, door ons agtergelaaten, zouden vinden. Dewyl ik de laatste aan land bleef, het wederkeeren van de boot wagtende,
| |
| |
vervoegden zich veelen om my heen, deeden my by hun nederzitten, en begonnen te klaagen over ons scheiden. 't Was niet zonder moeite dat ik my van hun ontsloeg.
't Zal my; hoop ik, vry staan hier eene kleine ontmoeting op te tekenen, welke my byzonder betrof. Het bevel gehad hebbende over het Volk aan land, staande al den tyd dien wy in de Baay doorbragten, bad ik gelegenheid om de Inwoonders beter te leeren kennen en by hun bekend te worden, dan zy, die meesten tyd aan boord moesten blyven. Gelyk ik alle reden had om voldaan te weezen over hunne vriendlykheid in 't algemeen, kan ik niet te dikwyls, niet te byzonder, vermelden de ongemeene en bestendige vriendschap hunner Priesteren. Van myn kant bleef ik niet in gebreke om alles aan te wenden tot het winnen van hunne agting en genegenheid; en het gelukte my zo verre daar in te slaagen, dat men my sterk aan was om op het Eiland te blyven, niet zonder zeer uitlokkende annbiedingen om 'er my toe over te haalen. Wanneer ik my des verschoonde, met te zeggen, dat Capitein cook hier aan zyne toestemming niet zou geeven, stelden zy my voor, dat ik de wyk zou neemen na het gebergte: waar zy my beloofden verborgen te zullen houden tot de Schepen vertrokken waren: op myne verdere ‘erzekering dat de Capitein de Baay zonder my niet zou verlaaten, maakten terreeoboo en kaoo hunne opwagting by Capitein cook, wiens Zoon zy meenden dat ik was, met een ernslig verzoek dat ik by hun mogt blyven. De Capitein, een verzoek zo vriendlyk gedaan niet bot af willende wyzen, verklaarde, dat hy tegenwoordig my niet kon missen; maar het volgend jaar op het Eiland wederkomen, en dan zou tragten de zaak naar hun genoegen te beschikken.
's Morgens vroeg op den vierden February ligtten wy het anker, en zeilden nevens de Discovery de Baay uit, gevolgd door een ontzaglyk aantal Canoes. Capitein Cook's oogmerk was Owhyhee om te zeilen eer by de andere Eilanden bezogt, in hoope om eene Reede te vinden waar de Schepen beter gedekt laagen, dan in de Baay zo even door ons verlaaten; en, in gevalle het hem hier niet gelukte, het zuid-oostlyk gedeelte van Mowee te gaan zien, waar de Inwoonders ons verzekerden dat wy een uitneemende Haven zouden aantreffen.
Capitein cook trof de drie eerste volgende dagen stil weer, 't welk hem belette te vorderen; den achtsten ont- | |
| |
stondt 'er 's middernagts een hevige stormwind, die de voormast van de Resolution zeer beschadigde. Deeze omstandigheid, welke in de gevolgen zo heilloos asliep, verpligtte hem na de Karakakooa Baay te rug te keeren en de oude plaats weder in te neemen, tot dat de mast weder behoorelyk bezorgd zou weezen.
('t Vervolg hier naa.)
|
|