Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 114]
| |
Byzonderheden wegens het leeven en de schriften van den heere Samuel Richardson, den beroemden schryver van de Pamela, Clarrisa en Grandison.(Uit het Engelsch.) Den Heeren Schryveren van de Nieuwe Algemeene Vaderlandsche Letteroesseningen. Myne Heeren! ‘Met regt schreef de Eerwaardige joannes stinstra, in zyne Voorreden voor het Eerste Deel zyner Vertaalinge van Clarissa.’ Buiten twyfel zou men nu wel gaarn willen weeten, wie tog de Schryver of Uitgeever van dit hooggeroemde Werk zy. Zie hier wat 'er my van bekend is: op den Tytel van het Engelsch staat, dat het gedrukt is voor S. Richardson, en die van den Tweeden Druk meldt, dat het is uitgegeeven door den Uitgeever van Pamela. Die richardson wordt voor den Schryver en van Pamela en van deeze Clarissa beide gehouden. De Nieuwspapieren getuigen, dat by een Boekverkooper is. Uit Engeland heb ik berigt ontfangen, dat hy een Man is van veel geleerdheid, schranderheid en vernuft, van eenen vluggen en vrolyken geest, dat hy veel werk maakt van Letteroefeningen; doch met zyne bezigheden zich weinig ophoudt. Dit is vry algemeen, en de Man verdiende, buiten twyfel, dat hy nader van ons gekend wierd. ‘Ik heb de gelegenheid, die zich aanboodt om hem mynen Landsgenooten nader te doen kennen, niet willen verzuimen, en uit, een Engelsch Maandwerk, deeze Leevensschets overgenomen; en oordeelende dat dezelve nergens beter zou passen dan in UL. Mengelwerk, 't geen ons zo veele waardige Mannen, van tyd tot tyd, voor oogen stelt, schik ik het UL. toe, zonder eenigen schroom dat het ter zyde gelegd zal worden, en blyf, inmiddels, UL.
BEGUNSTIGER.’
De Heer samuel richardson, met allen regt den grooten Kenner van 't Menschlyk Hart, den Shakespeare in de | |
[pagina 115]
| |
Romans, by zyne Landgenooten geheeten, stamde af van een eerlyk Geslacht in het Landschap Surry. Zyne Grootvader en Grootmoeder, van Moeders zyde, stierven beiden in de zwaare Pest van Londen, in den Jaare MDCLXV, een half uur na elkander. Zyn Vader, desgelyks, den naam van samuel richardson voerende, was in den beginne een SchrynwerkerGa naar voetnoot(*), en dreef vervolgens grooten handel in Mahogany HoutGa naar voetnoot(†), in Aldergate-street. Hy bezat een vernuft, verre verheven boven zyn beroep, en was een allerschranderst Bouwkundige. Dit bragt hem in kennis by verscheide Persoonen van rang, onder welken geteld mogen worden de ongelukkige Hertog van monmouth, de vermaarde ashley cooper, de eerste Graaf van Shastesbury. Zyne gemeenzaamheid met deeze werkzaame Leden der Landparty wikkelde hem in zo veele zwaarigheden, dat hy, schoon van een vreedzaamen en niemand beledigenden aart, uit zich zelven, zyne zaaken in Londen moest laaten | |
[pagina 116]
| |
vaaren, en zich na Derbyshire begeeven; waar zyn Zoon richard, wiens Leeven wy thans schetzen, in den Jaars MDCLXXXIX, gebooren werd. 't Is zeldzaam dat men niet kan te weeten komen, in welke Stad een zo beroemd Schryver het eerste licht aanschouwde: want, ora zommige redenen, die men thans niet kan opspeuren, was dit eene omstandigheid wegens welke men uit den Heer richardson geen licht kon krygen: hy vermydde het altoos 'er over te spreeken. Zyn Vader, deezen Zoon voor de Kerk schikkende, bestelde hem op een Taalschool in dat Landschap. Men heeft, in 't algemcen, begreepen, dat de jonge richardson, aldaar, in de Geleerde Taalen, geene groote vorderingen maakte; nogthans hoorde men Dr. young en hem, als zy zamen spraken, dikwyls horatius, en andere oude Schryvers, in gemeenzaam onderhoud, aanhaalen. Eenige zamenloopende omstandigheden bragten eene verandering in de bestemming van richardson te wege: en net gaat zeker, dat hy nimmer een Hooger School dan de Taalschool betreeden heeft. Dan, zyn volgende Beroemdheid leedt 'er niet by; zyne Ziel, was, even als die van shakespeare, veel meer verrykt door de Natuur en eigen Opmerking, dan de enkele beoefening der Oude Schryveren zou hebben kunnen te wege brengen. 't Is aangenaam, de eerste flikkeringen van Vernuft, hoe klein ook, in Persoonen, die eindelyk tot zulk een trap van Beroemdheid opklimmen, waar te mogen neemen en aan te tekenen. Richardson verhaalde aan Dr. young, met wien hy lang en gemeenzaam bekend was, op de vraage, wat hem aangezet hadt om een Schryver te worden? de volgende byzonderheid. ‘Toen ik omtrent twaalf jaaren oud was, beschreef ik zeer kort het Character van eene aanzienlyke Vrouwe in ons Kerspel, die voor zeer vroom ging; doch welke ik voor een geveinsde van het ergste slag hieldt. Het Character was, zo 't scheen, zo wel getroffen, dat, toen het eenige Vrienden in handen kwam, elk aan de trekken het oorspronglyke kende, schoon 'er geen naam altoos by stondt. Dit welslaagen myner eerste proeve zette my aan, om, op verschillende tyden, myn pen te gebruiken tor het opmaaken van zulke kenschetzen, enkel vermaakshalven, tot ik ten laatsten, schoon naa 't verloop van veele jaaren, my in goeden ernst zette, om Characters, die myne verbeeldingskragt meest troffen, in 't gront te schetzen.’ Terwyl de jonge richardson zyne kinderlyke Letteroe- | |
[pagina 117]
| |
feningen voortzette, werd hy de lieveling van het beste gedeelte zyner Schoolmakkeren, door het verhaalen van Geschiedenisten, welke hy geleezen hadt, of van Vertellingen, die hy verzon om hun te vermaaken; deeze laatste behaagden doorgaans meest. Omtrent vyftien jaaren bereikt hebbende, bragt zyn zedig gedrag hem in 't gezelschap van verscheide jonge Juffers in de nabuurschap, voor welke hy las, terwyl zy haar naaldwerk voortzetten: dewyl hy bekend stondt voor meesterlyk geheimen te kunnen bewaaren, werd hy haare Vertrouweling, en de Schryver van haare Minnebrieven, in welk een kiesche post hy zich met zo veel omzigtigheids kweet, dat geen zyner schoone Meestressen ooit reden hadt om zich te beklaagen. Toen de oorspronglyke bestemming zyns Vaders, om hem tot een Geestlyken aan te leggen, door een tegenloop van zaaken, verydeld was, besloot men dat hy eenig ander Beroep zou aanvaarden; de keuze werd aan hem overgelaaten. Hy verkoos Boekdrukker te worden; daartoe door geen andere beweegreden gedreeven, dan door het denkbeeld, dat dit Beroep hem de beste gelegenheid zou verschaffen om voldoening te schenken aan zyne Leeszugt. Richardson werd als Leerling besteld by Mr. john wilde, in Stationers Hall, den eersten July MDCCVI. Zyn Meester was ongemeen hard en streng, begromde hem over het besteeden van eenig oogenblik, dat hy niet ten zynen voordeele werkte: in zo verre dat onze jonge Drukker het zeer moeilyk vondt, eenige gelegenheden te bekomen om te leezen of zyne bekwaamheid in het Brievenschryven verder voort te zetten. Desniettegenstaande, hield hy, geduurende zyne Leerjaaren, Briefwisseling met een Heer van middelen, die ten oogmerke hadt groote dingen voor hem te doen; doch door den dood werd weggerukt, eer hy deeze doorstanndste blyken van waare vriendschap kon geeven. - Aan deeze Briefwisseling, welke van de zyde diens Heers meest bestondt uit verhaalen van 't geen hem was overgekomen op zyne buitenlandsche reizen, was de Heer richahdson waarschynlyk verschuldigd de beschryvingen van verscheide vreemde gebeurtenissen en tooneelen, in zyne volgende Werken. Om deeze Briefwisseling voort te zetten, en in andere opzigten zynen geest met kundigheden te verryken, moest hy zulks van zyn nagtrust en de uuren van uitspanning afkorten, en zich oefenen ten tyde dat zyne Medeknegten sliepen of zich verlustigden. Dan, hy was zo | |
[pagina 118]
| |
naauw gezet, dat hy, om zyn Meester niet te kort te doen, steeds zyn eigen kaarzen kogt. Naa het uitstaan van zyn Leertyd, werd richardson Opzigter en Corrector eener Drukkerye, in welken dienst hy vyf ot zes jaaren sleet Den dertienden van Juny, des Jaars MDCCXV, went hy onsslaagen, en zette zelve een Drukkery op in Fleet-street, van waar by, zyn werk zeer toeneemende, na Salisbury-court verhuisde. Het verdient eenigermaate onze opmerking, dat twee zulke Deugdbevorderende Schryvers als Dr. young en de Heer richardsonGa naar voetnoot(*), in hunne vroege jeugd, zo gemeenzaam verkeerden met den geestigen doch ongebonden Hertog van wharton. Dit is een voorbeeld, dat zodanig eene verkeering niet altoos goede zeden bederft; een voorbeeld, nogthans, al te zeldzaam om den gemeenzaamen ommegang met snoode onverlaaten aan te pryzen. - Toen de Hertog van wharton, in den Jaare MDCCXXIII, in de Stad den geest des opstands aanblies, en een Lid werd van de Wax-chandelers Company, was de Heer richardson, hoewel in zyne zedelyke en staatkundige beginzelen zeer wyd van den Hertog verschillende, nog zeer gemeenzaam met hem, en drukte, voor een korten tyd, diens True Britton, een Loopend Papier, 't geen twee maalen ter week uitkwam. Doch de bitterheid der Party-schappen straalde in dit Papier welhaast zo sterk door, dat richardson niet verder dan het zesde met drukken wilde voortvaaren. - Vreemd is de aanduiding in de Biographical Dictionary, dat dit laatste blad, mogelyk, uit de pen van richardson zelve vloeide. Zeker, zodanig eene aanduiding behoorde niet gegeeven te worden op het vermoeden van eene enkele mogelykheid: want het is niet wel te begrypen, dat, schoon richardson zyne Drukpers leende tot het drukken van Papieren, die hy, hoe zeer ook vervuld met al het geweld van tegenkaming, niet voor volstrekte Laster- en Schotschriften hieldt, zelve de pen zou voeren om gevoelens te schryven en onder den man te helpen, welke rechtstreeks tegen zyne eigene aanliepen. Deeze Papieren strekten, indedaad, om de Regeering van dien tyd in een allerhaatlykst daglicht te zetten. Men hieldt ze voor meer dan losse Prusschriften, ‘dewyl ze niet alleen elken tak der Wethouderschap aantastten; | |
[pagina 119]
| |
maar zigtbaar dienden, om de Ryksgesteltenis zelve haatlyk by 't Volk te maaken.’ In deezervoege spraken de Regters der Kroone over dezelve, die nooit gewoon zyn, in zulke gevallen, de zagtste bewoordingen te gebruiken. Men won getuigenissen in tegen Mr. payne, de Uitgeever van No. 3. 4. 5. en 6.; doch richardson liep vry, dewyl zyn Naam niet op die Bladen stondt. Eenigen tyd hieldt hy zich bezig met het drukken van een Nieuwspapier, eerst getyteld: The Daily Journal, en vervolgens The Daily Gazetteer. Door de bewerking van zyn Vriend, Mr. onslow, drukte hy de eerste Uitgave van The Journals of the House of Commons, in zes en twintig Deelen, in Folio; niet minder dan duizend werden 'er gedrukt. Deeze Heer hadt zulk een hoogagting voor richardson, dat hy zyn invloed verder wilde besteeden, om zyn Vriend eene aanzienlyke en voordeelige post ten Hove te bezorgen; doch de Heer richardson, wiens Drukkery reeds ver uitgestrekt was en goeden winst gaf, en die met allen vlyt zyne zaak behartigde, kon niet overgehaald worden om dit gunstig aanbod te aanvaarden. 't Geen hy voor het Parlement te drukken hadt, maakte hem onashangelyker van de Boekverkoopers dan de Drukkers doorgaans zyn. Nogthans deedt hy veel voor hun met het vervaardigen van Registers, het schryven van Voorredens en Opdragten, waarom hy by hun zeer in gunst stondt. In den Jaare MDCCLIV, werd hy aangesteld tot hoofd van de Boekhandelaars CompagnieGa naar voetnoot(*); hy kogt, in't Jaar MDCCLX, de helft van het Patent als Drukker van zyne Majesteit, de andere helft hadt Miss. catharina lintot, naderhand getrouwd aan Sir henry fletcher Bart. Twee maalen begaf zich de Heer richardson in 't Huwelyk. Zyn eerste Vrouw was martha, Zuster van allingon wilde, Esq. Drukker in Aldersgate-street. By deeze verwekte hy vyf Zoonen en ééne Dogter, die alle jong stierven: zy overleedt in den Jaare MDCCXXXI. Een tweede Huwelyk ging hy aan in den Jaare MDCCXXXIV, met elizabeth, Zuster van Mr. james leake, Boekhan- | |
[pagina 120]
| |
delaar te Bath: zy overleefde hem verscheide jaarenGa naar voetnoot(*). By haar hadt hy één Zoon en vyf Dogters. De Zoon stierf jong; doch vier der Dogteren leefden toen hy stierf; naamlyk mary, in 't Jaar MDCCLVII getrouwd aan Mr. ditcher, een beroemd Chirurgyn te Bath; marthaGa naar voetnoot(†), gehuwd aan edward bridgen, Esq. Koopman te Londen; anna, de eenige Dogter, nog in leeven, en ongehuwd; en sara, gehuwd aan Mr. crowter, Chirurgyn in Boswell Court. De Heer richardson hadt een Landverblyf eerst te North End, digt by Hammersmitlt, en naderhand te Parsons Green. Daar hieldt hy zich doorgaans van Saturdag tot Maandag op, en dikwyls op andere tyden, wanneer hy zelden zonder bezoek was van zyne Vrienden van beiderlei Sexe. Door zyn veelvuldig schryven, waren zyne Zenuwen natuurlyk zwak, of, gelyk pope dit uitdrukt, ‘over alles in 't leeven voorkomende, trillende,’ zodanig van stel gebragt, dat, veele jaaren vóór zyn dood, zyn hand geweldig beefde: dikwyls kreeg hy duizelingen, en zou menigmaal gevallen hebben, hadt hy zich niet gestut met een stok onder zyn rok. Zyn Zenuwgestel was dermaate ontheisterd, dat hy een geruimen tyd voor zyn dood eene kleine hoeveelheid wyns, schoon in een glas gegooten, zonder bystand niet aan den mond kon brengen. Deeze ongesteldheid eindigde in eene beroerte, welke de Wereld van deezen beminnelyken Man en dit waarlyk Oorspronglyk Vernuft beroofde, op den vierden van July des Jaars MDCCLXI, in den ouderdom van twee- en zeventig jaaren. Volgens zyne eigene bestelling, werd hy by zyne eerste Vrouwe hygezet in een Graf naby den Predikstoel in St. Bride's Kerk. De Heer richardson stak in braaf heid van Hart, en voorbeeldlykheid van Zeden, niet min uit dan door de | |
[pagina 121]
| |
grootheid zyner verstandlyke Vermogens. Godsdienstig, Deugdzaam, Weldaadig en Edelmoedig in eene uitsteekende maate, was hy, in een engen kring, de grandison door zyne meesterlyke pen geschetst; zyn hart gevoelde de rampen zyner Medemenschen, en zyn hand was steeds geopend tot derzelver verligting: goeddoen verschafte hem het grootste vermaak. Voor zyne Vrouw en Kinderen was hy een liefderyk Egtgenoot en bezorgd Vader; voor zyne Bedienden zagtaartig en toegeeflyk. In zyn Beroep was hy zo werkzaam en onastaatend yverig, dat hy, (niet tegenstaande zyn beurs, huis en tafel, zo in de Stad als op het Land altoos open stonden voor zyne talryke Vriendenschaar) vry groote middelen verkreeg, en zyn Gezin in ruime onafhanglyke omstandigheden naliet. In zyne Kleeding en Zeden was hy eenvoudig en vry van alle gemaaktheid. Doorgaans stondt hy 's morgens ten vyf uuren op, en ging om elf uuren te bedde. Zyn eerste werk in die vroege morgen-uuren was het bezoeken zyner Drukkerye; doch, in de laatste jaaren zyns leevens, hieldt hy zomtyds het bedde tot zeven uuren, en vertoonde zich zelden by zyn werkvolk; 't gebeurde dat zy hem geen tweemaal in een jaar op de Drukkery zagen; zyn schryven, en uitgestrekte Briefwisseling, nam al zyn tyd. Zyn Opzigters en Werklieden ontvingen schriftlyk zyne bevelen. Zyn hand was, gelyk wy boven opmerkten, zeer beevende geworden, en nogthans schreef hy klein, net, en zeer leesbaar. Zeven jaaren van den tyd, dien hy, door deeze Zenuwkwaalen aangetast, sleet, proefde hy geen Dierlyk voedzel, en leefde meest van Moeskruiden. Doch bevindende dat deeze Leevenswyze hem geene baat toebragt, nam hy zyne voorgaande weder aan, die altoos zeer geregeld en aan den onthoudenden kant naast geweest was.
('t Vervolg by eene anderegekgenheid.) |
|