Waarneeming, wegens de goede uitwerking van den aluin, in eene hartnekkige maag-hoest.
Door *** M.D.
Een Meisje, van omtrent negen Jaaren, wierd, geduurende eenige maanden, gekweld met een Hoest, die zig duidelyk als een Maag-hoest kentekende. Herhaalde zachte braakingen uit de Ipecacuanha en Antimon. met vevsterkende Maagmiddelen, bragten wel, voor eenige dagen, verligting aan, dog deeden, op den duur, niet de verlangde werking; zelf de Kina en Quassia, anders zo heilzaam in alle soorten van Maag-hoesten, waarby eene verslapping der vezelen plaats heeft, wierden eenigen tyd vruchteloos gebruikt.
Daar ik ondertusschen begreep, dat deeze Hoest werkelyk een Maag-hoest was, welke my toescheen uit eene verlooren veerkragt van de Maag voort te koomen, zo belloot ik den Aluin te beproeven, en schreef, ten dien einde, de volgende poeijers voor: R. Aluminis crud. drachm. IV. Sach. Canariens. Sirup. IV. m.f. pulv. No XIII. Hier van liet ik des daags drie poeijers, met koud water, gebruiken, en gelastte alle warme dranken zorgvuldig te vermyden.
Dit middel had zulk eene heilzaame uitwerking, dat, na verloop van eenige dagen, de Hoest reeds merkelyk begon te verminderen, en eindelyk, door het voortgebruik der voorschreeven poeijers, volkoomen geneezen werdt.