Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Bericht van Cornelis Ploos van Amstel, Jac. Corn. wegens een uitmuntend fraai Schilderstuk, door den vermaarden Heer Anthony van Montfoort, gezegt van Blokland, in 't Jaar 1579, in Oly-verwen, zo kragtig als schoon van kleur, geschilderd.Onder verscheiden heerlyke Kunststukken van de grootste Schilders onzes Vaderlands, munten eenige in 't byzonder uit, wier zeldzaamheid aan hunne hooge verdiensten eene ongemeene waarde byzet, en daarom met te meerder graagte tot zeer hooge pryzen, door de kundigste Lief hebbers, gezogt en opgekogt worden. Van dien aart is het voortreffelyk Schilderstuk, welk in ons Land, voor ruim twee Eeuwen, beroemd? en het voorwerp der verwondering van de Kenners der Schilderkunst geweest is; zynde waarschynlyk geschikt geweest tot een Stuk voor het groot Altaar, en, zo veel ons bekend is, het eenige Werk dat ons in dien trant van dien grooten Meester is overgebleeven, naardien, vermoedelyk, zyne overige Kunststukken van dien aart, door de Beeldstorming in de Nederlandsche Beroerten, onder de Spaansche Regeering, zyn vernield geworden, en, thans in 't bezit zynde van den Heer Griffier van reenen, in 's Hage, den Liefhebberen aangebooden wordt. Dit Stuk is gesloten in een Kas, zynde een soort van een Diptychon, of dubbel toeslaande Tafel van hout, op welker bladen of deuren, wederzyds, zo wel van binnen als buiten, een Historie, betreklyk de Maagd Maria, geschilderd is. Deeze deuren gesloten zynde, heeft het Stuk 11 voet 7 duim hoogte en 11 voet breedte rhynl. maat, het welk, wanneer dezelve beide geopend zyn, aan deeze tafel de breedte van 22 voeten geeft. Op de buitenste deur, aan de regterhand, ziet men den Engel Michaël den Duivel vertreedende, en op den tweeden grond, een biddend Man in een geestelyk gewaad, geknield voor een Tafel met het Jaartal 1579, waar op een geopend Boek op een Tapyt legt, welks afhangende gedeelte met een Adelyk Wapen, denkelyk dat der Familie van Blokland, of van den | |
[pagina 59]
| |
geenen die het Schildery heeft doen maaken, versierd is; agterwaards word verbeeld de Martelaar St. Andries, met een gebukt hoofd, en als draagende zyn Kruis. Aan de linker buitenste deur, vertoont zig de Moedermaagd, met het Kind Jezus, zittende op haar schoot, zy word van een Hemelsch Licht omscheenen, in een Wolk, welke verbeeld word als eenigzins van beneden opwaarts ryzende, in een Landschap met een bergachtig verschiet. De Deuren geopend zynde, verneemt men, aan de regter zyde, den Engel, die, met een bloeijende Lely in de hand, Maria begroet, terwyl de Heilige Geest in de gedaante eener Duive nederdaalt, omringd en verzeld van een menigte Hemellingen, die God schynen te verheerlyken. De gezegende Maagd ligt eerbiedig nedergeknield, als geleezen hebbende in een Boek,'t welk, met het VII. Hoofdstuk van den Profeet Jesaia, opgeslagen, voor haar ligt; haar gelaad is vol verwondering gekeerd naar den Engel, en haar gestalte duidt de aandacht en het vertrouwen aan, waarmede zy de Boodschap van den Hemelschen Afgezant aanneemt. Ter linkerzyde verneemt men de aanbidding der Herderen by de geboorte van den Heiland, welke, liggende op een Linnen Kleed, in de Kribbe vertoond word. Maria ziet biddende neder op deeze haare Vrugt der Zaligheid; een geheele schaar van Mannen en Vrouwen beschouwen, met aanbidding, dit Wonderkind. De Kunstenaar schynt, naar een schilderkundige vryheid, in die tyden geoorloofd, Elizabeth onder dit eenvoudig gezelschap der aanbidderen geplaatst te hehben, om in den jongen Johannes verwondering en eerbied voor het Kind Jezus in te boezemen. Het Middenstuk verbeeld een Hemelvaart der Maagd MariaGa naar voetnoot(*), volgens de denkwyze der Roomsche Kerk, zinnebeeldig voorgesteld. Men ziet haar, bestraald door een sterke glans van Hemelsch Licht, tusschen een musiceerend Choor van Engelen en Serafynen, in de Wolken verheven: zy schynt in eene houding van gelaatenheid en ootmoed, langzaam, biddende, opwaarts te ryzen: twee juichende Hemellingen ondersteunen zagtelyk haare voeten, terwyl twee anderen zig beyveren, om de Kroon der heerlykheid haar op het hoofd te drukken. - Een groot getal van Heilige en Eerwaardige Mannen, sommigen geknield | |
[pagina 60]
| |
en biddende, benevens eenige Vrouwen, allen in aandacht opgetoogen en afgetrokken, beschouwen met verrukking deeze verryzenis, zo lang zy die maar immers kunnen naaroogen; anderen, verbaasd en vervuld door eene eerbiedige nieuwsgierigheid, slaan hunne oogen nederwaards, en bezigtigen de Albaste Tombe, waar in weleer het stoflyk overschot van Jezus gezegende Moeder geplaatst, de Natuurwet der zwaarte niet meer onderworpen, en nu, met haare zuivere ziel vereend, ten Hemel verreezen was. Maria's gelaad is in alle de Stukken, maar inzonderheid in dit Middenstuk, vol zedige schoonheid, en gelykt, volgens de beschryving van alle waare Kenners die beide de Stukken gezien hebben, aan de beroemde Moeder-Maagd van den grooten Corregio. De vlugheid en edele gestalten in de Engelen, en byzonder van die der Hemelbode, is gepaard met den zagtvloeijenden omtrek, welke tot het hooge Ideaal der schoonheid behoort, en, volgens den goeden smaak, altoos toegeeigend word aan Goddelyke Persoonen en Hemelsche Trawanten, gelyk, uit dat zelfde grondbeginzel, het afschuwlyke in't gelaad en de geheele gedaante van de afbeelding des Duivels, welke door Michaël vertreeden word, met veel oordeel is waargenomen. Kortom, de verhevene verbeeldingskragt van deezen grooten Kunstenaar paarde zig met eene beoefende kundigheid, de naauwkeurigheid der omtrek en schoonheid van kleur, in alle deelen der Schilderkunst; - Hy was een Discipel van den vermaarden Fr. Floris, stelde zig de bevalligheden der standen van Parmigiano, Leerling van den grooten Rafaël, en het Coloriet van Corregio, tot voorbeeld, en voltooide zyne Werken met een onvergelykelyke studie en oordeel, volgens de waarheden der natuur. Van dit alles levert dit uitmuntend Stuk een omvraakbaar bewys op voor de Nakomelingschap; en alle Lief hebbers van gevoel en smaak zullen zig, op het zien van dit overheerlyk Stuk, over de uitmuntende verkiezinge der ordonnantie, schoonheden des omtreks, gepastheiden uitdrukking der hartstogten, plaatsing van licht en donker, en bevalligheid van coloriet, even zeer verwonderen. Het Stuk is in 't Jaar 1559 op een luchtige schetsagtige wyze naargevolgd, en in 't Koper geëtst, door den Hr. P.C. la Fargue; mogelyk me geen ander oogmerk, dan om de plaatsing en stand der Beelden in deeze ordonnantie uit te drukken, en geenzins om over de verdiensten van het Tafereel te oordeelen. |
|