| |
| |
| |
XX. Bericht, wegens een Prentwerk, volgens de Nieuwe Uitvinding van den Heere Cornelis Ploos van Amstel, Jac. Corn. Mede-Directeur van de Teken-Academie der Stad Amsterdam; van het Zeeuwsche Genootschap der Weetenschappen te Vlissingen, en van de Keurvorstlyke Schilder- Beeldhouw- en Bouwkunst-Academie te Dusteldorp, - Lid van de Holl: Maatschappy der Weetenschappen te Haarlem.
Bestaande in de volgende 4 Stuks, te weeten:
| |
No. 37. Gevolgd, 1777, naar eene Tokening, door
Jacob de Bray, 1663Ga naar voetnoot(*).
Door deezen grooten Meestergeschikt tot een Ordonnantie van het uitmuntend Portret-Stuk der vyf Regenten van het geweezen Armen-KinderhuisGa naar voetnoot(†) te Haarlem 1663, te weeten, de Heeren Pieter de Ridder, Corn. Sylvius, Corn. v. Loon, Franc. Palm, Dr. Damius. Men ziet dezelven met de Hoeden op, Halverlyf, tegen een witten Muur zittende aan een Tafel met een Tapyt omhaugen, waar op een Inktkoker, en verder Schrysgereedschap, geplaatst is. Ieder heeft zyne byzondere Actie, en zommigen zyn verbeeld als spreekende met Lieden, die ondersteld worden buiten 't stuk te zyn. Agter den Scriba, die met de Pen in de hand als gereed schynt tot iets op te schryven, staat een Suppoost met ongedekten hoofde, en de Sleutels in de Linkerhand, naar de bevelen zyner Meesters wagtende.
| |
| |
De Natuurlykheid van alle de Actien, zo eigenaartig aan het algemeen Character der verbeeldde zaak, als aanieders byzondere gestalte en post die hy bekleed, drukt hier de éénneid van de daad, die zo noodzaaklyk in de Teken- en Schilderkunst is, volmaaktlyk uit. De eenvoudige houding van deftigheid paart zig met de toegenegene barmhartigheid, in het gelaat der Weesvaderen, die zig over het inbrengen van een Weeskind, dat buiten het Stuk verondersteld word, erbarmen; en doet dus, indiervoegen, ons meer zien, dan 'er waarlyk voor 't oog verbeeld is. Deeze Tekening is kantig en toetsagtig, volgens den smaak der Schilderyen en de kennelyke manier van deezen grooten Meester, stout en naauwkeurig met de Pen omtrokken, en met Oost-Ind. Inkt geschaduwd; - het Licht is vlak, breed en bevallig, verspreid; 't onderscheid der Schaduwen, Slagschaduwen, heele en halve Tinten en Reflectien wel waargenoomen, en de toetsen met smaak en oordeel ieder op zyne plaatse gesteld.
| |
No. 38. Naar eene Tekening, door Jan Steen,
is op een meesteragtige wyze, uitvoerig op een schetsagtige wyze met de Pen omtrokken, en met Oost-Ind. lukt geschaduwd, 1672. De begeerte naar de origineele Tekeningen van deezen grooten Meester, en haare zeldzaamheid, maaken, dat de echte derzelven schaars by de Lief hebberen gezien worden.
't Origineel. waar na deeze Prent gevolgd is, verbeeld een Regtsgeleerden met een Pen agter 't Oor, Halverlyf, zittende voor zyn Schryftafel, waar op, over een los Kleed, verscheiden Schryfgereedschappen en geopende Geldbeursen geplaatst zyn; agter dezelve staat een Boer, zo 't schynt aandachtig luisterende naar het geen hem de Regtsgeleerde uit een Papier voordraagt; - het Vertrek is, agterwaarts, met een Lessenaar, twee Uurglazen, een Zak met Papieren aan een Spyker hangende, en verder Bywerk, voorzien. Het Zonlicht komt zydelings van vooren, en levert een bevalligen dag en schaduw uit. - De passien zyn geestig en eigenaartig volgens de natuur van 't Onderwerp, en de Persoonsverbeelding, zo in 't gelaat als in de houding uitgedrukt, beantwoorden aan de
| |
| |
verdiensten die deeze waardige Discipel van den grooten Adriaan van Ostade en Jan van Gooijen, by alle waare Kenners der Schilderkunst, verworven heeft.
| |
No. 39, gevolgd 1781. naar eene Tekening, door
Simon van der Does, 1699.Ga naar voetnoot(*).
Deeze zo kunstryke als zeer zeldzaame Tekening verbeeld een aangenaam Italiaansch Landschap, waar in twee Herders bezig zyn hun Vee te geleiden door een oude vervallen Poort, op den weg die zydelings langs Geboomten en Heuvels naar den Voorgrond loopt. Een sterk Zonlicht valt van de regterzyde, over een hoogen Muur, en verlicht aan de linkerhand een gedeelte der Poort, de drift Schaapen, en den voorsten Herder, die reeds wat verder vooreit genaderd is. Hunne Slagschaduwen breeken op eene bevallige wyze den klauteragtigen grond, waarop ze, belemmerd en ongestadig voortgaande, nog schynen hun voedsel te zoeken, terwyl de achterste Herder, in 't sombre Verschier, zyn Vee schynt te bestieren, om het voorste te volgen. Ver, agterwaarts, ziet men hoog Gebergte en Geboomte alles op een bevallige wyze, volgens de waare Natuur, gedaagd.
De natuurlyke afbeelding van het Vee en deszelfs eigenaartige beweeging, de dooreen woelende groepingen, de spyszoekingen, de actie van hunne Geleiders, verdienen de aandacht eens Kenners. De aangenaamheid van het Zonlicht, al speelende tusschen de Slagschaduwen op den grond, het nedergekaatste Licht, waar in een gedeelte van het Vee door de schaduw van den Zymuur der Poorte en in 't Verschiet gezien word, doen een bevallige werking, om het Licht des te sterker te doen voorkoomen; de bruine Voorgrond bepaalt en besluit dit Licht in 't midden, en veroorzaakt eene gepaste verbinding van Licht en Donker, welke het waare bevallige van een schittrend Zonlicht, waarin de Kunstenaars onzer Nederlandsche Schilderschool boven andere Natien uitmunten, uitmaaken, en kundigen en onkundigen algemeen bekoort.
| |
| |
| |
No. 40, gevolgd 1784, naar eene Tekening, door
Jan van der Meer, de JongeGa naar voetnoot(*).
getekend met Oost-Ind. Inkt, 1704.
In een stille en sombre Valei, by een oud Kasteel, verbeeld de Kunstenaar een heldre Deek, in welk het hoog Geboomte, waarmede dezelve rondsom bepaald is, zig spiegelt. Langs derzelver Oever, op den Voorgrond, ziet men twee Landlieden, eenige Ossen, Schaapen en ander Vee dryvende, en agterwaards in de schaduw van 't Geboomte, een Vrouw op een Muilezel, en een Man die haar agtervolgt; zy schynen tusschen het Geboomte door, den weg inslaande, te gaan naar 't Gebergte dat in 't Verschiet gezien word. De Middagzon beschynt de toppen van het hoog en in soort onderscheiden Geboomte, en alles is door de wederkaatsing gedaagd, het welk een staatige bevalligheid aan deeze kunstige Tekening byzet. - Ieder soort van Houtgewas heeft zyn onderscheidenden omtrek, de kennis van welke voor een Landschap-Schilder zo noodzaakelyk is: de Lucht is zomeragtig, klein en zagt bewolkt, en de groeping, de beweegbaarheid en den voortgang van 't Vee, is voigens de natuur en goeden smaak waargenoomen; alles waardig aan den besten Leerling van den uitmuntenden Beest- en Landschap-Schilder Nicolaas Berghem, van wiens WerkGa naar voetnoot(†) wy een proeve voorheen gegeeven hebben.
NB. Dit Prentwerk wordt thans, alleen, uitgegeeven by den Drukker deezes, j. yntema, in de Kalverstraat.
|
-
voetnoot(*)
-
Jacob de Bray, gebooren te Haarlem omtrent 1620.
-
voetnoot(†)
- Het Oude Armen Weeshuis is in den Jaare 1765 gesloopt, de Kinderen met die van het Kinder-Huis zaamgevoegd, en, de naam van 't Armen Weeshuis vernietigd zynde, word het heden genaamd het Weeshuis, waar in ook bovengemelde Schildery, geplaatst, nog heden te zien is.
-
voetnoot(*)
-
Simon van der Does, gebeoren te Amsterdam 1653.
-
voetnoot(*)
-
Jan van der Meer, de Jonge, gebooren te Schoonhoven 1635.
|