Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVertoog over de middelen, welke men zou kunnen te werk stellen, tot volmaaking der weerkundige waarneemingen.
| |
[pagina t.o. 16]
| |
[pagina 17]
| |
vrede wegens de te bovengekomene hinderpaalen, niet denkt om de veel grootere zwaarigheden, die nog te overwinnen, en nog veel grootere eerepalmen, die te verkrygen, staan. 't Is alleen door eene naauwkeurige kennisse van de sloffe welke in beweeging gebragt moet worden, dat men zich in staat stelt om werktuigen te krygen, geschikt om ze in beweeging te helpen, of dat men aflaat van eene onderneeminge aan welker goeden uitslag men wanhoopt. Ik ben wel zeer verre van eene berisping der Weerkunde te willen opstellen; ik bemin die Weetenschap, ik geloof dat ze vatbaar is voor alle volmaaking, welke zy nog derft; ik ben, bovenal, overtuigd, dat dezelve van oneindig nut kan weezen voor de Maatschappy, voor byzondere Persoonen, voor Geleerden, en voor de Natuurkunde; maar ik ben van oordeel, dat ze gehandhaafd moet worden met andere inzigten, dan die het meerendeel der Weerwaarneemeren beoogen, en schroom, derhalven, geenzins, aan te wyzen, 't geen, myns bedunkens, de voortgangen in de Weerkunde vertraagt, en 't geen men zou kunnen doen om dezelve te bevorderen. Te raade wordende dit Vertoog, en meer over die stoffe, in 't licht te geeven, geloofde ik min te moeten voordraagen de Middelen, welke men behoort aan te wenden, dan den geest van anderen op te wekken om 'er betere te vinden: myne bezigheden en de staat myner gezondheid, laaten niet toe, de gewigtige Proeven, in dit geval noodig, te doen; doch myne begeerte zou voldaan zyn, en myne zugt tot de Weetenschappen veel genoegen scheppen, indien de arbeid van anderen, my en het Algemeen, de onderrigtingen, welke ik verlang, mededeelde. De eerste hinderpaal, tegen den voortgang der Weerkunde, beslaat in de wyze op welke men die Weetenschap beoefent: in de Werktuigen, welke men bezigt; in 't Gewigt, 't welk men in 't reeds gedaane stelt. Ik wederspreek my zelven niet. Ik ben overtuigd, dat men niet te veel zorgvuldigheids en nauwkeurigheids in Natuurkundige Naspeuringen kan aanwenden, ik geloof zelfs dat men noodwendig ten uiterste zorgvuldig en nauwkeurig moet weezen; - ik ben overtuigd, dat men zich van de volkomenste Werktuigen moet bedienen, en in zyne verrigtingen veel belangs stellen: men kan op geene andere dan die wyze slaagen. Maar, indien men zich bepaalt om de Weerannwyzende Werktuigen stipt gade te slaan, en met veel arbeids een getrouw register te houden eener menigte | |
[pagina 18]
| |
van Waarneemingen, en de betrekkingen welke zy tot elkander hebben, tot net minste uitrekent, heeft men nog weinig voor die Weetenschap verrigt. Wanneer men, ondertusschen, zyn arbeid afmeet, naar den tyd en de moeite daar aan besteed, zal men zich veelligt tot de grenspaalen der Weerkunde gevorderd agten, en oordeelen dat 'er niets meer te doen staat, om dat men 't klein getal der begreepene betrekkingen uitgeput heeft; en men zal nieuwe en gewigtige Waarneemingen achter wege laaten, om zich alleen bezig te houden met slaafsche waarneemingen, die in waarheid haare nuttigheid hebben, doch my toeschynen, dat geen niet te bezitten, 't welk men daar aan toeschryft. 't Is omstreeks twintig Jaaren, dat men bykans door geheel Europa de Weerkunde met yver beoefend heeft. De Werken der Geleerde Maatschappyen zyn vol van Vertoogen, die, op eene min of meer kunstige wyze, de uitkomsten der Weerkundige Waarneemingen opgeeven: wat, ondertusschen, ziet men uit dien opeengestapelden hoop van Waarneemingen voortkomen? Ik ontken niet, dat die Waarneemingen, als 't ware, bezield kunnen worden door de bygevoegde bedenkingen eeniger Vernuften; doch wat zou men voor tegenwoordig, indien de Heeren lambert, toaldo en van swinden, dien dorren arbeid niet eenigzins vrugtbaar gemaakt hadden, nog weeten van het gebruik der Weertafelen, tot volmaaking der Weerkunde, wanneer men 'er iets anders in zoeke dan een bloote lyst van daar opgetekende gebeurtenissen? Ik loochen niet, dat de kennis van de gemiddelde hoogte des Barometers nuttig zy voor een Land, om omtrent de hoogte boven 't waterpas der Zee te weeten, dat de waarneeming van de gemiddelde hoogte des Thermometers van belang is voor de Plantkundigen, die aan hun Vaderland buitenlandsche Planten willen schenken, enz.; doch dit alles doet weinig af ten opzigte van de Weetenschap in 't algemeen. Een tweede hinderpaal, tegen den voortgang der Weerkunde, is het denkbeeld wegens de op vastgestelde tyden omwentelende Weerverschynzelen. Ik ben zeer verre van uitspraak te doen over de gevoeens van den Hoogleeraar toaldoGa naar voetnoot(*); de invloed der | |
[pagina 19]
| |
Maane, op de Weerverschynzelen, heeft zyne voor en tegenstanders: men geeft, van den eenen en den anderen kant, meer of min gegronde redenen op; maar ik zie niet dat eenig Waarneemer, van de eene of de andere zyde, beslissende proeven bygebragt heeft. 't Is ondertusschen klaar, dat een Natuurkundige, die overtuigd is van den invloed der Maansomloop op de Weerverschynzelen, die, in de Starrekundige Dagboeken, de beweegingen des Barometers, des Thermometers, des Hygrometers, enz. met lugt-, vuur- en water verschynzelen gadeslaat, zo ras hy eenige Weerkundige Waarneemingen aantreft, gedaan in dezelfde omstandigheden, als die, waar in zich de Maan bevindt, en door dit middel een Weerkundige Almanach voor alle Eeuwen vervaardigt als hy 'er een voor negentien jaaren gemaakt heeft, 't is klaar, zeg ik, dat zodanig een Natuurkundige, zich weinig met het weezenlyke der Weerkunde bemoeit; in deezer voege heeft men zeer groote vorderingen gemaakt in alle Weerkundige berekeningen; doch men moet toestemmen, dat men te eenemaale onkundig is ten opzigte van de oorzaak der gebeurtenissen, met zo veel nauwkeurigheids beschreeven, met zo veel moeite uitgerekend. 't Zou, egter, van veel aanbelangs zyn, het gevoelen van den invloed der Maan op de Weerverschynzelen, op onwrikbaare gronden vast te stellen, of dien geheel te vernietigen; misschien zou men daar toe komen, door de hedendaagsche Weerkundige Waarneemingen, op onderscheide plaatzen gedaan, nauwkeurig na te gaan, door ze te vergelyken met den loop der Maane, en vervolgens by te brengen de uitkomsten, verkreegen voor elke plaats op verschillende breedten; en bovenal op verschillende plaatzen onder dezelfde breedte. Indien de Maan werkt, moet zy eenpaarig werken; en daar zy op verschillende plaatzen, op onderscheide tyden, op dezelfde wyze, werkt, dewyl ze alleen gevolglyk aan de middaglyn van elke plaats, op dezelfde breedte zich bevindt, is het duidelyk, dat men in die uitkomsten iets overeenkomstigs moet zien, met dien gevolglyken stand der Maane voor elke plaats, gelyk men waarneemt in de Zeehavens, ten opzigte van de Ebbe en Vloed; men zou dit onderzoek kunnen uitbreiden tot de Waarneemingen, gelyktydig gedaan op verschillende plaat- | |
[pagina 20]
| |
zen, in omstandigheden meer of min gunstig voor de werking der Maane; misschien zou men het beslissend bewys krygen, indien deeze Waarneemingen gedaan waren by de Tegenvoeters van eene plaats, op welke men volstrekt gelyksoortige Waarneemingen hadt in 't werk gesteld. Een derde hinderpaal, tegen den voortgang der Weerkunde, is, de onkunde van eene menigte zaaken, onvermydelyk noodig om het geringste Weerkundig Vraagstuk op te lossen. Om een Vraagstuk in 't Natuurkundige te beantwoorden, behoort men ten minsten de stoffe te kennen, welke ten onderwerp daar van strekt. Wanneer wy van de Weerkunde spreeken, is het eerste voorwerp, 't geen de aandagt trekt, de Lugt-bedding, waar in de waargenomene Lugtverschynzels voorvallen: doch, kan men zich vleijen, dezelve uit dit gezigtpunt beschouwd, te kennen? Ten deezen opzigte worden de antwoorden onzer Werktuigen, meer of min, kwaalyk verstaan: dewyl wy ons buiten staat bevinden om ze te ontbinden gelyk het behoort. I. Zal ik overweegen, welk een gebruik wy kunnen maaken van de Aanwyzingen des Barometers; byeenzamelende alles wat wy zouden moeten weeten om ze wel te verstaan. Voor eerst. Het dunkt my eene beweezene waarheid, dat de Veranderingen des Barometers niet alleen de veranderingen van de Zwaarte der Lugt, maar ook die van derzelver Veerkragt, uitdrukken: men weet ten minsten, dat men al de Lugt in een welgesloote plaats, waar een Barometer hangt, kan wegneemen, zonder dat dezelve van hoogte verandert of daalt; doch, daar het blykt, dat de veranderingen van de Veerkragt der Lugt des Dampkrings niet geëvenredigd zyn aan die der Zwaarte, is het zeker, dat men niet nauwkeurig de Zwaarte of de Veerkragt der Lugt kan kennen, dan door nauwkeurig te kennen een dier beide, of liever, elk derzelve, in alle mogelyke omstandigheden: wanneer men, door de werking van de eene of de andere van de geheele werking af te trekken, de werking van ieder zou krygen. Ten tweeden. Alles wat een veerkragtig werkend lichaam kan uitbreiden of doen inkrimpen, vermeerdert of vermindert de Veeerkragt, en bygevolge deszelfs invloed, in zo verre het als een veerkragtig lichaam werkt: | |
[pagina 21]
| |
te deezer oorzaake zal de Digtheid der Lugt, uit welken hoofde ook voortkomende, eene aanmerkelyke rol speelen in de veranderingen des Barometers: en ik geloof, dat deeze van alle de oorzaaken der Barometer-veranderingen, eene der meest blykbaare is. Ten derden. Een lic aam, 't geen sterke aandryvingen ontvangt, van uitwendige oorzaaken, zal zyne wyzingen mededeelen aan de lichaamen, waar op het werkt: derhalven moet de Warmte, die groote beweegingen in den Dampkring veroorzaakt, en bykans onophoudelyk eene vereeniging bewerkt van de koudere met de warmere lugtbeddingen, in dit opzigt alleen de wyze op welke de Lugt op den Barometer werkt, veranderen. - Ik zeg het zelfde van den Wind, alleen aangemerkt als een beweegende kragt en een bron van Warmte en Koude. Ik spreek thans niet van de Electriciteit, dewyl ik tegenwoordig de Lugt aanmerk als eene enkele Vloeistoffe, waar op de Electriciteit niet anders werkt dan op glas. Eindelyk stap ik met stilzwygen voorby de Werktuiglyke Werking van Zon en Maan op den Dampkring: om dat de berekeningen uitwyzen, dat dezelve bykans onmerkbaar is, om dat dezelve het voorwerp van byzondere proefneemingen niet kan weezen, en men daar over niet kan oordeelen, dan door uitkomsten eener menigte van waarneemingen, op verscheide plaatzen, op verschillende tyden, in onderscheide omstandigheden, met alle nauwkeurigheid gedaan. Ten vierden. De zaak wordt nog ingewikkelder. De Lugt des Dampskrings is geen enkelvoudig weezen; maar een zeer zamengesteld mengzel, - een mengzel zelfs, 't geen men niet kent. Ondertusschen, om te oordeelen over de werking van een mengzel, waar van de deelen, uit welke 't zelve bestaat, veranderen, en in hoedanigheid, en in hoeveelheid, waar van de wyzigingen van gewigt, digtheid en veerkragt, even gelyk die zamenvoegingen veranderen, zou men nauwkeurig dit mengzel moeten kennen met alles waar uit het bestaat, en derzelver evenredigheden tot het zelve en tot elkander, eer wy uitspraak konden doen over den invloed, welken 't zelve hebbe in elke waarneeming op den Barometer. Het Water is het eerste vreemde en merkbaare lichaam t geen onze zinnen in de Lugt ontdekken; men begrypt terstond dat deeze Vloeistoffe, min of meer overvloedig, min of meer ontbonden, min of meer veerkragtig, veranderingen moet veroorzaaken in de Lugt waar in dezelve | |
[pagina 22]
| |
dryft: dit zal des te meer blyken, als men bedenkt, dat de veranderingen in de warmte van een lichaam, in dampen ontbonden, ook veranderingen moet voortbrengen in de verbintenis met de Lugt. Alles wat derhalven invloed heeft op de ontbinding des Waters in de Lugt, zal invloed hebben op de werking der Lugt, op den Barometer. - Alle de Uitvloeizels van aardsche Lichaamen verhessen zich in de Lugt; doch deeze Uitvloeizels zyn zwaarder of ligter dan de gemeene Lugt, meer of min veerkragtig dan dezelve; zy kunnen door haare mengeling een gedeelte van de veerkragt verliezen, min of meer rechtstreeks of zydelings op die der Lugt werken; zy kunnen in dezelve scheidkunstige nederstootingen te wege brengen, en bygevolge verminderingen, die een byzonderen invloed moeten hebben op de Lugt; men moet, derhalven, deeze uitwerkzels bepaalen zo veel mogelyk is. Maar, om, op eene voegelyke wyze, elk deezer oorzaaken te waardeeren, behoorde men de byzondere uitwerking daar van te kennen, wanneer ze op zichzelve staan, die op te speuren, wanneer ze verbonden zyn, door te dringen tot het uitwerkzel, voortkomende van die werking en wederwerking van alle die uitwerkzels, en van alle die byzondere verschynzels, het algemeen verschynzel op te maaken. Het valt, ongetwyfeld, zeer gemaklyk te zien wat 'er aan eene Weetenschap ontbreekt; het is misschien niet zeer moeilyk uit te denken, wat 'er gedaan moet worden; doch het is de uitvoering die de zwaarigheid maakt; verstand en geduld alleen kunnen dezelve overwinnen. - Ik gaa nu voort, om eenige zaaken, die hier toe betrekkelyk zich by my opdeeden, aan te wyzen, in de hoope om gelukkiger uitvindingen te doen gebooren worden by de zodanigen, die zich de moeite geeven om myne poogingen met aandagt te overweegen. Zie daar 't geen het gewigtigste gedeelte van dit Vertoog moet uitleveren: doch 't is hier ook dat ik ten blykbaarste myne zwakheid gewaar worde. Ik zal, egter, niet te rugge treeden; maar voortgaande op den voet, dien ik gehouden heb, eenige onderrigtingen tragten mede te deelen, geschikt om de Weerkunde te volmaaken. II. De Lugt, eene Veerkragtige Vloeistoffe zynde, welker Veerkragt veranderlyk is, moet men tragten de trappen daar van, en de uitwerkzels in alle de omstandigheden, wel te kennen. De Manometer is een Werktuig, 't geen hier toe zou kunnen dienen, indien 't zelve beter kon vergeleken worden: men zou daar aan bykans die maate | |
[pagina 23]
| |
van volkomenheid kunnen geeven, door dezelve te vervaardigen, volgens de denkbeelden die lambert ontwikkeld heeft in zyne Pyrometrie. Hy vult een bol, aan een open pyp vastgemaakt, niet Lugt; hy bepaalt den staat van die Lugt, door de hoogte van den Kwik in den Barometer en de warmte der Lugt; hy doet eene zekere hoeveelheid Kwikzilver in de buis: deeze kwik rust op de Lugt in den bol, en hy maakt zyn schaal, door de punten te bepaalen, waarop het vriezen en het kooken van water de Lugt in den bol het Kwikzilver doet daalen of ryzen. Dit Werktuig verschaft iets, want, de Barometer-veranderingen aftrekkende van die de Manometer ondergaat, zal men byna de werking van de veerkragt der Lugt bekomen, - byna, zeg ik, om dat de Barometerveranderingen zelve voortgebragt worden door de vereenigde werking van de Zwaarte en de Veerkragtigheid der Lugt. Ziet daar een nog veel grooter gebrek; doch 't geen ligt kan verholpen worden: de Lugt is meer of min droog; om een vastgaande Manometer te hebben, moet men 'er verscheide bezitten. Als dan moet de een vervaardigd zyn met de droogste Lugt die men in den Dampkring kan hebben; de Hygrometer zal ons deeze wel aanwyzen: een tweede moet men maaken op dezelfde wyze met de vogtigste Lugt, en een derde met een middelmaatig vogtige. 't Was zelfs te wenschen dat men ze vermenigvuldigde, 't zou dienstig weezen 'er een te hebben met gemeene Lugt gemengd met den droogen damp des Zomers, misschien zou het nut zyn 'er te bezitten, waar in de gemeene Lugt meer of min gemengd was met dephlogisteerde-, met vaste-, met ontbrandbaare Lugt. Men begrypt van zelve, dat alle deeze Werktuigen bollen van gelyke grootte moeten hebben, op dezelfde wyze gemerkt zyn, en gebruikt worden op dezelfde plaats met een keurlyken Barometer en Thermometer. - Ik hoor, dunkt my, hier klagten over het aantal van Werktuigen, welke men moet hebben, over de moeilykheid der Tafelen om de Waarneemingen op te tekenen, over de zwaarigheid om den algemeenen uitslag op te maaken; doch dit alles toestemmende, en het voordeel erkennende van maar één eenvoudig Werktuig, 't geen alleen sprak, erken ik tessens, dat ik my niet vervoeg by Lieden, die de Natuurkunde enkel als een vermaaklyke uitspanning | |
[pagina 24]
| |
III. 't Is ook van aangelegenheid de Digtheid der Lugt te kennen, zy heeft invloed op de Veerkragtigheid, of liever, men kan de eene zonner de andere niet kennen; en, zonder de kennis van de Digtheid der Lugt, valt het zeer bezwaarlyk één enkel voorstel der Weerkunde op te lossen. Men heeft geloofd dat het mogelyk ware de Digtheid der Lugt af te meeten, door middel van de breeking der lichtstraalen; maar niet bedagt dat Phlogistike lugtvloeden een straalbreekend vermogen hebben, welke zy meer aan het Phlogistike verschuldigd -zyn dan aan de Digtheid; weshalven men als de Lugt drie vierde deelen lugts heeft, welke men Phlogistiek noemt, men niet zou kunnen beslissen, of het verschil in de Straalbreeking voortkwam uit het Phlogistike, 't geen zich daarin onthoudt, dan uit haare weezenlyke Digtheid. Doch men zou de Digtheid der Lugt kunnen afmeeten, door behulp van een bol ontbrandbaare Lugt, omgeeven met een bekleedzel, 't geen geheel ondoordringbaar was, gelyk men zegt te Parys uitgevonden te hebben: men moest deeze Lugt in evenwigt brengen met eene andere gegeeven Lugt, en wanneer deeze dit evenwigt verloor, zou men kunnen oordeelen over de verandering, in de Lugt voorgevallen. Ik gebruik hier geene Werktuigen, aan wryving onderhevig; om dat, wanneer de veranderingen in de Lugtgesteltenisse gering waren, zy misschien den wederstand der wryving niet zouden te boven gaan. Mogelyk zou men dit einde beter bereiken, door nauwkeurig te bepaalen de ruimte, welk een vierkante duim Lugts beslaat in zekere gesteldheden van den Barometer en den Thermometer: en die te vergelyken met de ruimte, beslaagen door de Lugt, welke men verlangde te kennen. Men zou deeze bewerking kunnen verrigten met Kwik, tot zekeren gegeeven grand van warmte gebragt, en daar onder lugt van het eene vat in het ander te doen gaan, even geiyk in de Proeven op het Gaz: 't was noodig tafels te maaken voor alle gevallen tusschen de uitersten; hier door zou men als dan die Digtheid der Lugt ontdekken, en bygevolge haare werking op den Barometer: doch ik ben zeer verre van deeze middelen aan te raaden als de beste; ik wys ze alleen aan, op dat men 'er zich van zou kunnen bedienen, wel verzekerd, dat 'er betere zullen gevonden worden. IV. My is nog overig te onderzoeken de werking der | |
[pagina 25]
| |
Warmte en des Winds, aangemerkt als beweegende kragten. 't Is klaar dat de Oostenwind, dien wy 's morgens voelen, voortgebragt wordt door de Warmte, welke de Zon mededeelt aan de Lugt, naar gelange zy dezelve verwarmt; 't is ook klaar, dat de Warmte, die wy op eene bepaalde plaats voelen, een Lugtstroom zal veroorzaaken, indien de omringende Lugt koelder is. De Lugt is eene Vloeistoffe, die na hetevenwigt haakt; zo dat, wanneer dit evenwigt door eenige oorzaak verbrooken is, 'er altoos eene neiging bespenrd worde om het te herstellen; zodanig dat digtere Lugtbeddingen zich in de min digte indringen. Van hier is het dat de koudere deelen, van het bovenste des Dampkrings, zich meer of min, by aanhoudenheid, ontlasten in de laagere; doch deeze Lugtstroomen kunnen geen plaats grypen, zonder oorzaak te geeven aan mindere of meerdere veranderingen in den Barometer, die te wege gebragt schynen te worden door de overgangen van de Lugt zelve en het verschil der warmte. Misschien zou men eenigen regel kunnen opmaaken voor die Lugtstroomen, door aan elkander beantwoordende Waarneemingen, gedaan op verscheide plaatzen, meer of min, digt by elkander gelegen, door middel van den Barometer en den Thermometer, en het nauwlettend gadeslaan der veranderingen, in de beweeging der Lugt voorgevallen: misschien zou men veel zekerder, gelyk de Heer pictet, de aanmerkelyke verschillen waarneemen, door den Barometer op verschillende hoogten van den grond waar te neemen. De Winden hebben eene voortstuwende kragt, welke op den Dampkring als op de oppervlakte der Zee werkt. Kan men twyfelen, of een sterke vloed van Lugt, by aanhoudenheid van de eene plaats na de andere gevoerd, groote schuddingen in den Barometer moet veroorzaaken, en denzelven steeds doet daalen, als de Lugt steeds het evenwigt zoekt, of steeds doet ryzen, op plaatzen waar de Lugt zich op een hoopt. Ik heb ten minsten gezien, dat zeer laage Barometers op zwaare Stormwinden volgden, en dat zeer hooge Barometers beantwoordden aan sterke Winden, uit een anderen hoek waaijende. Dit is genoegzaam om den invloed der Winden vast te stellen; doch dit dunkt my strekt niet ter aantooninge hoe zy werken. Men moet zich niet verbeelden den Wind waargenomen te hebben als men een Windwyzer gezien heeft; 'er is eene menigte van verschillende Winden die een kolom des Dampkrings bewerken: ik heb menigmaal zeer goede | |
[pagina 26]
| |
Windwyzers gezien, geplaatst op zeer onderscheide hoogten, die gansch verschillende Winden aanweezen: de Wolken duidden een derden aan, en zomtyds dreeven de Wolken, in zeer verschillende rigtingen bewoogen, over elkander heen. 't Gebruik der Lugtbollen heeft deeze waarneemingen bevestigd. Men heeft gezien, dat zy, wel verre van zich na het toppunt te verheffen, en de Windstreek te volgen, die in de benedenste Lugtbeddingen des Dampkrings waait, voor- en agterwaards in allerlei rigtingen gingen, ingevolge van de verschillende Lugtstroomen, welke zy aantroffen.- Misschien zou men nutte waarneemingen, ten opzigte van die onderwerp doen, door gelyke Lugtbollen op verschillende tyden op te laaten, in de uitersten van Koude en Warmte, van hooge en laage Barometerstanden, wanneer de Lugt beneden zeer bedaard schynt, en wanneer dezelve ontsteld begint te worden: 't zou ook der moeite waardig weezen Lugtbollen te laaten opgaan van onderscheide hoogten: van te ontdekken waar de verandering der Lugtstroomen eenen aanvang neemt, en was het mogelyk teffens te verneemen waar dezelve ophoudt. Van veel aangelegenheids zou het zyn op te merken of de invloed der Bovenlugt, die Koud is, ter oorzaake strekt van de Lugtstroomen, welke men in de Lugt ontdekt; zy, die met Lugtbollen om-, en 'er in opgaan, kunnen des kennis draagen. Dikwyls heb ik ontdekt, dat de Lugtgesteltenis zeer schielyk op eene verbaazende wyze verandert, door schielyk ontstaane Winden. Maar alle deeze Waarneemingen moeten met een byzonder beleid voortgezet, en met alle de andere gepaard worden: door dit middel alleen zal men ontdekken wat invloed heeft op de Barometer-veranderingen, wat niet. Voor als nog heeft men geene dan zeer onvolkomene kundigheden van deeze voorwerpen, en niets bepaalds genoeg om de veranderingen van den Barometer volkomen uit te leggen, en door middel van den Barometer de hoogten nauwkeurig te meeten. Zulks zal uit het vervolg van dit Vertoog nog klaarder blyken. ('t Vervolg ter eerstkomende gelegenheid.) |
|