van den Eerwaerden Sterk het licht te doen zien. Zyn Eerwaerde stelt zig daerin voor, te ontvouwen, op hoe rechtmatigen grond hy beweert, dat men de bewyzen voor dit Leerstuk niet behoore te zoeken in de Schriften des Ouden Verbonds, en dat het zelve alleen uit de Schriften des Nieuwen Testaments bewezen ban worden: verder beroept hy zich, ten aenzien deezer bewyzen, op ene vroegere Leerreden, waerin hy dezelven heeft voorgedragen; betuigende tevens van oordeel te zyn, ‘dat, zoo de leere, die de Augsburgsche Geloofsbelydenis, in het eerste Artykel dier belydenisse, voordraagt, niet waaragtig is, dat dan de Schryvers des Nieuwen Testaments niet vrygesproken kunnen wonden, van het oogmerk om ons tot Afgodery te verleiden.’ - Des niettegenstaende heeft dit ter zyde stellen van de bewyzen, uit de Schriften des Ouden Verbonds, door velen, zo voortyds als nog heden, aengedrongen, enigen dermate mishaegd, dat ze hem daarop van ongeloof aen dit leerstuk beschuldigd hebben. Zulks heeft zyn Eerwaerden toen al genoopt, om deeze Predicatie, in geschrifte, aen velen ter lezinge mede te deelen; hier door is dezelve afgeschreeven; en de tegenwoordige Uitgever, een afschrift van dezelve bekomen hebbende, is te rade geworden die Predicatie door openbaren druk gemeen te maken, ten einde ‘onpartydige Leezers daaruit zullen zien, dat, schoon deeze Leeraar, in het bewyzen van de H. Drieëenheid zyn eigen weg gaat, hy nochtans wel ver is van die Leer niet te gelooven.’ - Men schynt deze uitgave verdacht gehouden te hebben, en ter afweringe van die verdenking heeft de Uitgever der voorgemelde Stukken, in een Nabericht, zich, buiten zyn eigen getuigenis, dat dezelve woordlyk afgeschreven is na het origineel handschrift van zyn Eerw., beroepen, ‘op het getuigenis van reeds meer dan vyftig menschen, die zich in persoon by zyn Eerw. vervoegd, en uit zynen mond gehoord hebben, dat dezelve met het voornoemde handschrift
ten vollen overeenstemt. - En zo dit nog niet genoegzaam mogte zyn, verzoekt hy elk, die lust heeft dezelve te koopen, zich vooraf ten huize van zyn Eerw. na de echtheid dezer Preek te informeeren.’
Uit het voorgevallen met deze Leerreden worden wy nog nader versterkt, in onze bovengemelde gedachten, dat hier grootlyks plaets heeft een misverstand uit de neuwe