Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 532]
| |
J.L. van Mosheim, Geschiedenise van de Vyanden van van den Christelyken Godsdienst. Uit deszelfs Voorlezingen uitgegeven, en tot op den tegenwoordigen tyd vervolgd, door M.G. Winkler, Diacon en Vrydagprediker van de Kerk van het Heilige Kruis te Dresden, als ook Medelid van de Societeit der Christelyke Liefde en Wetenschappen aldaar. Uit het Hoogduitsch vertaald, door Y. van Hamelsveld, S.S. Th. Dr. en Prof. te Utrecht. Te Arnhem, by J.H. Moeleman, 1785. Behalven de Voorreden enz. 492. bladz. in gr. octavo.Onder dezen Tytel word ons een Geschrift aengeboden, 't welk voorkomt als een eerste Deel der Voorlezingen des Hoogleeraers van Mosheim, over de Waerheid en Godlykheid van den Christelyken Godsdienst. Men heeft het aen te merken, als ene Voorbereiding, die ons de bestryders van den Christelyken Godsdienst, mitsgaders de manier, op welke zy zich tegen denzelven aenkanten, leert kennen; welke kundigheden dienen, om ons te doen opmerken, wat men in agt behoort te nemen, om hun den vereischten tegenstand te bieden. Ter nadere aenwyzinge hiervan is het verdere gedeelte van dit Werk, dat ook eerlang in 't Nederduitsch het licht zal zien, geschikt, als waerin de Hoogleeraer zich verledigt, om te toonen, hoe men het bewys van de Waerheid en Godlykheid der Heilige Schrift ten bondigste hebbe voor te dragen en aen te dringen; mitsgaders de voornaemste dwalingen dier bestryderen ten krachtigste te wederleggen. Naer deze inrichtinge bepaelt zich dit eeste gedeelte tot het ontvouwen van de gevoelens der zulken, die den Christelyken Godsdienst verwerpen; het zy dat ze denzelven openlyk voor valsch verklaren, of dien als niet wel gegrond trachten te doen voorkomen, of in een twyfelachtig licht stellen. Hieromtrent komen in aenmerking, eerst dezulken, die den Christelyken Godsdienst vyandig geweest zyn, van deszelfs oorsprong tot op de tyden der Hervorming; en vervolgens de zodanigen, die denzelven bestreden hebben, zins de Hervorming tot op den tegenwoordigen tyd. - De Eerwaerde Winkler heeft, by de uitgave van dit Werk, ten zorgvuldigste toegezien, om een naeuwkeurig afschrift van des Hoogleeraers Voorlezingen, over dit onderwerp, te vervaerdigen; en zich daerbenevens bevlytigd, om het zelve in alle deelen vol- | |
[pagina 533]
| |
lediger te maken; wel inzonderheid, met betrekking tot de latere voorstanders van het Ongeloof, die nae des Hoogleeraers dood opgekomen zyn: waerdoor dit leerzame Geschrift, van den oordeelkundigen Mosheim, nog ene merkelyke aenwinst van uitgebreider nuttigheid verkregen heeft. In de opnoeming der Vyanden, die onder de eerste Afdeeling behooren, bekleeden de Jooden natuurlyk de eerste plaets; en, op de ontvouwing van derzelver gronden, volgt de overweging der beginzelen, uit welken de Heidenen den Christelyken Godsdienst bestreden; waaromtrent drie verschillende soorten van Vyanden onderscheiden opmerking vorderen: de Overheden, de Priesters en de Wysgeren. De groote verscheidenheid van grondbeginzelen onder de laetstgenoemden, welken, uit dien hoofde, zich op verschillende wyzen tegen den Christelyken Godsdienst verzetteden, noopt onze Schryvers om vooraf de Heidensche Wysgeren in 't algemeen te beschouwen, en vervolgens afzonderlyk het oog te vestigen, op dezulken die den persoon des Verlossers niet beschimpten, en de zodanigen, die hem daadlyk onteerden. Naest dezen komt Muhamed in aenmerking; en wat later, te weten in de dertiende Eeuw, vertoonen zich Deïsten, die Aristotelische Wysgeren waren, welken den Christelyken Godsdienst voor valsch verklaerden, om dat zy de Aristotelische Wysgeerte, daar mede niet overeen te brengen, voor onoploslyk en onwederspreekbaer hielden; 't welk zy, toen de Kerk hun geweldigen tegenstand bood, eerlang niet meer openlyk, maer zydlings en langs omwegen, inboezemden. En hier mede loopt de eerste Afdeeling ten einde. Onder de tweede Afdeeling, beginnende met de dagen der Hervorminge, word onze aendacht eerst gevestigd op etlyke Schryvers van dien tyd, welken den geopenbaerden Godsdienst, op ene listige en bedekte wyze, poogden verdacht te maken. Verder leid men ons ter beschouwinge der leerwyze van Kartesius, Hobbes en Gassendus. Men heeft Kartesius niet te verdenken, en van Gassendus het beste te vermoeden; maer 't is ten hoogste twyfelachtig, of Hobbes een Christen ware. Wat hier van zy, hunne leerwyze heeft, ten deele door misbruik, ten deele uit eigen aert, aenleiding gegeven tot het hernieuwen van het Atheïsmus, de Godverloochening, het Deïsmus, de Verwerping der Openbaring, en het Scepticismus of de Twyfelary. Aen dit voorstel is gehecht ene korte Historie | |
[pagina 534]
| |
der Wysgeerte in de achttiende Eeuw; en hieraen volgt ene onderscheidenlyke beschouwing van de latere Atheïsten; voorts van de Sceptici, en wyders van de Deïsten, die in vroegere en latere, voor en nae het jaer 1724, geschift worden: strydende de eerste min geregeld dan de laetste; tot welke laetsten inzonderheid behooren, Collins, Woolston, Mandeville en Tindal. Hier by komt nog een berigt van etlyke Deïstische Schryvers, ook in onze dagen, die minder opmerkingswaerdig zyn, daer ze veelal slechts, uit de Schriften hunner Voorgangers, hunne tegenwerpingen ontlenen, err dezelven alleen in een nieuw a la modisch kleed steken. - Men verleent ons hier een, naer den aert der Schriften, korter of uitvoeriger verslag dezer Schryveren; en draegt ons verder, ten besluite dier beschouwinge, nog enige algemene aenmerkingen over de Deïsten voor. In deze aenmerkingen gaet de Schryver na, de onderscheiden soorten van Deïsten; wat men voornaemlyk in hunne Schriften hebbe gade te slaen; en hoe dezelven, onder de nadeelen die zy te wege gebragt hebben, ook van ter zyde de zaek van den geopenbaerden Godsdienst begunstigd hebben, door, hunnes ondanks, aenleiding te geven, tot het opstellen der voortreffelykste verdeedigschriften voor de Waerheid en de Godlykheid der Openbaringe. Tevens ontvouwt ons de Opsteller dezer aenmerkingen de voornaentste bronnen, waer uit de nadeelige gevolgen van het Deïsmus, ook in onze dagen, voortspruiten. - En daeraen volgt een beknopt bericht van enige gemaekte schikkingen, door't aenleggen van Genootschappen, om den voortgang en de verspreiding van 't Ongeloof, zo veel mogelyk, te stuiten, en te keet te gaen. Op zodanige eene manier ontvouwt ons dit Geschrift de wyze, op welke de vroegere Jooden en Heidenen, mitsgaders Muhamed, den Christlyken Godsdienst bestreden hebben; en toont ons tevens langs hoe vele verschillende wegen het Ongeloof, en wel inzonderheid het Deïsmus, zich, tot in onze dagen, tegen denzelven aengekant heeft. Nu komen nog, ter voltooijinge van dit Stuk, in overweging, de latere Joden, Muhamedanen en Heidenen; ter welker beschouwinge het overige gedeelte van dit Geschrift opgesteld is. In het zelve word ons voorgedragen, hoe ieder dezer opgenoemde Volken zich over den Christlyken Godsdienst uitlaet; en Wat men omtrent elk hunner ten dezen opzichte in agt hebbe te nemen. By de overweging van de Godsdiensten der Hddenen, komt laetst- | |
[pagina 535]
| |
lyk nog wel byzonder in opmerking de Godsdienst der Chinezen; als welke zo zeer op zich zelven staet, dat men dien met de Godsdiensten van de overige Heidenen niet kunne verenigen; waerom dezelve hier, ten slot van dit Geschrift, nog afzonderlyk overwoogen word. - Men vindt des in dit Geschrift ene doorloopende ontvouwing van de verschillende denk- en handelwyzen der bestryderen van onzen Christelyken Godsdienst, door alle tyden, die vele leerzame onderrichtingen desaengaende behelst. Om nu, na dit berigt, nopens het beloop en den inhoud dezer Voorlezingen van den Hoogleeraer Mosheim, door den Eerwaerden Winkler vermeerderd, nog eene byzonderheid uit dezelven mede te deelen, zullen wy den Lezer onder 't oog brengen, 't geen ons hier gemeld word, wegens den Volksgodsdienst der Chinezen. Wy zeggen bepaeldlyk den Volksgodsdienst, om dat dezelve wel te onderscheiden is van den Staatsgodsdienst, die genoegzaem alleen op het Staetkundige uitloopt, en voorts tot het Deïsmus te betrekken is; als mede van den Godsdienst hunner Wysgeren, die gewoonlyk een Pantheïsmus voorstaen, dat na genoeg met het stelzel van Spinoza overeenkomt; wordende wyders de Afgodendienst onder de Chinezen alleen geduld, en uit Staetsinzigten toegelaten. Wat nu bepaeldlyk den opgenoemden Volksgodsdienst betreft, dezelve is, naer dit bericht, een van de eenvoudigsten, die ooit in de waereld zyn voorgeschreven. ‘Zy bestaet, (dus luid het bericht,) uit zeerweinige, Geloofs-en Levensstellingen. Er zyn alleen eenige Geloofsleerstukken, 1.) dat 'er een eeuwige, groote, almagtige Geest is, die in den zichtbaaren Hemel tien woont, en alles regeert. Van deezen grooten Geest en zyne volmaaktheden hebben de Chineezen alleen een duister begrip, en zy moeten hem voor den geenen houden, van wien geluk en ongeluk afkomt, en, hoewel zy hem niet kennen, zoo moeten zy hem echter eerbewyzingen toebrengen, maar geenen eigenlyk zoo genaamden dienst bewyzen. Zy moeten 2.) geloven, dat onder deezen Geest een aantal van Ondergeesten staan, die, uit naam van deezen grooten Geest, de deelen der Aarde, Bergen, Watervloeden, Zeeën en Landstreeken zegenen. Dit is hunne geheele Geloofsleer. Hier mede is een klein aantal van Levensplichten verbonden, die niet zwaar zyn. De Levensleer vervat de plichten van den eenen mensch, jegens den anderen. Zy worden niet on- | |
[pagina 536]
| |
derwezen, hoe zy hunne kwaade gewoontens uitroeijen, en de begeerten beteugelen moeten; maar 'er word hun alleen bevolen, den Landbouw naarstig waar te nemen, en de Zywormen te voeden. De Onders moeten hunnne Kinderen wel opbrengen, en de Kinderen den Ouderen gehoorzamen; Broeders en Zusters elkanderen beminnen. Daar by komt nog het gebod van matigheid. Veele van deeze Levensplichten zyn door de Rykswet bevolen. De gehoorzaamheid der Kinderen, jegens de Onders, en de goede opvoeding der eerste is een Rykswet. Wanneer een Zoon misdoet, dan word de Vader mede gestraft, en weldaarom, dewyl hy hem niet beter heeft opgebragt. In tegendeel is aan de Ouderen het grootste gezag over hunne Kinderen toegestaan, en wanneer een Vader zyn Zoon aanklaagt, en hem van ongehoorzaamheid jegens hem beschuldigt, word hy aan het leven gestraft. Op de dronkenschap is insgelyks eene Levenstraf gesteld. ‘By zodanige omstandigheden is het geen wonder als de Chineezen een eerbaar leven leiden. Van toekomende straffen en belooningen weten de Chineezen niets. Aardsch geluk of ongeluk zyn de beweeggronden van hunne handelingen. Die tien beledigt, die moet ziektens, slecht gewas, of andere tegenspoeden vreezen. Zy hebben geen Tempels noch Altaaren. De Keizer is te gelyk de Hoogepriester van het Land, die alleen tien jaarlyks een offer brengt, maar hy offert slechts een weinig Ryst. De Stadhouders van het Land zyn ook te gelyk Priesters, maar die alleen aan de Ondergoden even zodanig een jaarlyks offer, gelyk de Keizer, brengen. Hun Godsdienst is zeer eenvoudig; zy hebben geene Feesten. Alle veertien dagen is 'er eene vergadering, in welke de Keizer zelve en de Stadhouders prediken; dat is, eene korte vermaaning aan het Volk doen, dat het de levensplichten, die het verplicht is waar te nemen, zorgvuldig mag uitoefenen.Ga naar voetnoot(*) Tot deeze Godsdienstige vergaderingen kan nog mag de vereeringe der Voorouderen en van den Wysgeer konfucius gebragt worden. Een ieder Geslacht in China is verplicht, om op zekere tyden, in eene zaal, die men de zaal der Vaders en Voorouders noemt, te vergaderen, en om aldaar zynen Voorouderen, wier namen op kleine opge- | |
[pagina 537]
| |
hangene tafelen staan, een zeker soort van eerbewyzing te betoonen, die aan een Offerande en Afgodsdienst gelyk is. Men werpt zich voor de tafelen neder, waar op de namen der Voorouders geschreven zyn, men laat beesten slachten, men steekt goud papier in de brand, ter eere van de Vaders; men belooft zich, dat tien deeze tekenen van eerbied en liefde belonen zal.Ga naar voetnoot(†) Bykans even zodanige tol van eerbewys moeten alle Geleerden aan den grooten Leermeester van het geheele Ryk, den wyzen ko fucius, opbrengen. - Dit is de geheele Godsdienst der Chineezen.Ga naar voetnoot(§)’ |
|