Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Verborgenheid, die van alle eeuwen en geslachten verborgen was, openbaar gemaakt, door het Euangeli, of de eindelyke gelukzaligheid aller menschen, voornaamlyk bedoeld in het plan van God, het welk in de Schriften van het N.T. voorgestelt, en aan J. Christus ter uitvoering is toebetrouwd. Door eenen algemeenen Menschenvriend.Ga naar voetnoot(*) Uit het Engelsch vertaald door P. van Hemert. Te Rotterdam, by de Leeuw en Krap, 1786. Behalven de Voorreden 328 bladz. In gr. octavo.Ter voorkominge van misverstand, geeft de Schryver van dit Stuk, by den aenvang, ene onderscheidenlyke ver- | |
[pagina 529]
| |
klaring van 't gevoelen door hem in dezen beweerd. Met te stellen, dat alle menschen, overeenkomstig met het plan der Schriftuur, in het einde zekerlyk gelukzalig zullen worden, wil ik, zegt hy, ‘niet leeren, dat alle menschen in dien staat, welke naast op den tegenwoordigen volgt, tot de genieting van gelukzaligheid zullen toegelaaten worden. - Ik ontken ook niet, dat vele menschen in den naastvolgenden staat van aanwezenheid ongelukkig zyn zullen, en wel, in een grooten trap, en voor een langen tyd, in evenredigheid met de zedelyke verbastering, welke zy in dezen staat hebben aangenomen. - Wyders wil ik niet begreepen worden te bedoelen, dat zy in dit zalig lot zullen deelen, voor dat zy allen van hunne zedelyke verkeerdheid genezen, en, tot eene deugdzame zielsgesteldheid te rug gebragt zynde, voor den hemel bekwaam gemaakt zyn.’ Onze Autheur, dit breeder ontvouwd en beredeneerd hebbende, drukt zich verder stellig in dezervoege uit. ‘Alles wel ingezien zynde, komt, het geen ik voor heb te bewyzen, hierop neder, dat het plan van de Openbaring de gelukzaligheid van 't geheele menschdom, als deszelfs groote en uiterste einde, ten grondslage gelegd heeft; dat het zelve trapswyze tot dit einde leidt, en dat 'er niets aan de volmaking hiervan ontbreken zal, wanneer het plan vulkomenlyk vervuld is. Sommige menschen zullen, ingevolge van de uitvoering van dit plan, zoo als het door Gods Zoon bestierd wordt, in dezen tegenwoordigen staat, geschikt en bekwaam worden, om zulke vorderingen in deugd ta maken, (welke de eenige voorbereiding voor gelukzaligheid is,) dat zy in den naastvolgenden staat terstond tot de genieting derzelve zullen werden toegelaaten. Anderen, die onder alle de middelen, welken ten hunnen aanzien in dezen tegenwoordigen staat gebruikt zyn, getoond hebben ongeneeslyk te zyn, zullen in den naastkomenden, in plaats van gelukkig, by uitstekendheid ellendig zyn; niet, om ten einde toe zoo te blyven, maar om van hunne dwaasheid overtuigd, en tot eene deugdzame | |
[pagina 530]
| |
zielsgesteltenis gebragt te worden: en dit, onderstel ik, zal de uitwerking van de toekomende smerten ten annzien van velen zyn; waarvan het gevolg zyn zal, dat zy, hier door voor gelukzaligheid vatbaar geworden zynde, daadlyk zalig worden. Ook kunnen 'er nog andere staten zyn, voor dat het plan van God voltooid, het menschdom over het geheel van zyne zedelyke wangedragingen genezen, en langs dezen weg geregtigd is tot en in staat gesteld voor de genieting van eeuwige gelukzaligheid. Dan, of 'er meer andere dergelyke staten, behalve den naastvolgenden zyn, of niet; - of hoe vele staten sommige der byzondere leden van 't menschdom moeten doorgaan, - en van hoe langen duur dezelve waen zullen; dit is zeker, dat het geheele plan is ingericht, om aan het groote oogmerk van eeuwige gelukzaligheid dienstbaar te zyn, en eindelyk daarin zal uitlopen. Zo dat de Zoon van God, der menschen Zaligmaker, zyn ambt in de handen van den Vader, welke Hem het zelve aanbetrouwd heeft, niet zal overgeven, voor en al eer Hy ten vollen zich van zyne verpligtingen in de uitvoering van 't zelve gekweten, en alle menschen in den hemel zal geplaatst hebben, wanneer God alles in allen zyn zal.’ 's Mans schriftuurbewyzen, voor dit zyn gevoelen, worden verder gerangschikt onder de zes volgende voorsteliingen. ‘1. Zedert dat de zonde door den eersten mensch Adam in de waereld gekomen is, is Jesus Kristus de Persoon, door wien en wiens wille, de gelukzaligheid voor ieder mensch, hoofd voor hoofd, verkrygbaar is. 2. De gehoorzaamheid van Kristus, en inzonderheid zyne gehoorzaamheid tot den dood, na dat Hy ons vleesch in de volheid des tyds had aangenomen, is de grond of reden, waarop het Gode behaagd heeft, de gelukzaligheid voor elken nakomeling van Adam verkrygelyk te maken. 3. Kristus stierf, niet slegts voor een uitverkoren getal van menschen, maar voor het algeheele menschdom, zonder eenige uitzondering of bepaling. 4. Het is het voornemen van God, overeenkomstig zyn welbehagen, dat het geheele menschdom, in gevolge van den dood, welken zyn Zoon Jesus Kristus ondergaan heeft, zekerlyk in het einde aller dingen zal behouden worden. | |
[pagina 531]
| |
5. Als een middel, om de menschen bekwaam te maken voor de Zaligheid, wil God hen allen, door Jesus Kristus, het zy vroeger, het zy later, in deezen legenordigen staat, of in eenen anderen, wederbrengen tot eene gewillige en gehoorzaame ondenwerping aan zyne zedelyke regering. 6. De taal, die de Schrift gebruikt, met opzigt op de geenen, welken te rug gebragt of hersteld worden, ingevolge der bemiddelende tusschenkomst van Jesus Kristus, is van die natuur, dat ze ons duidelyk te kennen geeft, dat het algeheele menschdom, zonder uitzondering van één eenigen, te rug gebragt en hersteld worden zai.’ Onder deze zes voorstellingen, brengt de Autheur de plaetzen der Heilige Schrift, die het hier beweerde, zyns oordeels, begunstigen; en stelt dezelven, door eene oordeelkundige verklaring en juist ingerichte schikking, op zodanig eene wyze voor, dat ze te zamenloopen om deze stelling, onderling, te versterken. Uit dien hoofde begeert hy ook dat men de hier aengevoerde schriftuurbewyzen, niet afzonderlyk, de ene van de anderen, maer in hun onderling verband beschouwe. ‘Het geen waarop ik, zegt hy, als op een eigenlyk betoog myner stelling, in de tegenwoordige zaak, my verlast, is het besluit, het welk alle deze texten, niet afzonderlyk beschouwd, maar in één vereenigd oogpunt, doen maken: schoon mogelyk de meeste van dezelve afzonderlyk genomen, ongemeene kragt zullen blyken te hehben, en sommigen, ook alleen op zichzelven, de zaak sterk bevestigen.’ - Hy stelt wyders dit alles, met veel bescheidenheid, aan 't oordeel des onpartydigen Lezers voor; en men zal veelligt beter in staet zyn, om over het zwakke en sterke van dit zyn gevoelen te oordeelen, wanneer een volgend stuk het licht zal zien, ‘waerin hy, (gelyk hy betuigt,) zyn best zal doen, om zyne stelling verder te versterken, door tot byzonderheden over te gaan, en de bewyzen, die men voor het tegendeel annvoert, te ontzenuwen:"’ welk tweede Stuk de Heer Vertaler insgelyks eerlange staet af te geven. |
|