na hem, allen knikten hem toe, zoo draa hy kwam, voor hem werd, eer hy 'er was, zorgvuldig de beste plaats bewaard, en men staarde nieuwsgierig tot hy het noodlot der Dardanellen, want 'er was toen Oorlog tusschen de Russen en Turken, - uit zynen zak hervoortbragt.
In het eerst was het gezelschap niet weinig verlegen over ééne zaak, wie voorleezen zou; eindelyk droeg men zulks, eenstemmig, den schoolmeester op, en men zou hem vry houden van zyn halve gelag. Men kan wel denken hoe deftig deeze Voorleezer dit Ampt waarnam. De diepe toon van zyn Basstem, de nadruk, dien hy, in elken repel, altoos op eene verkeerde plaats liet vallen, en zulk een luid leezen, dat men hem wel honderd schreden, in den omtrek, ver kon hooren, bragten de verwondering der Boeren tot een hoogen trap; en 't verlustigde my niet weinig, schoon 'er myne ooren, zomwylen, vry wat by leeden. - Maar zo handelt de Mensch! Verwonder u over hem, 't zy uit welken hoofde het ook weezen moge, en hy zal zich aanstonds zeldzaam gedraagen. Myn Heer de Schoolmeester; te vooren altoos de eerste in de Kroeg, liet nu uuren lang op hem wagten; en, toen daar over een klein geschil ontstond, waarin zyne toehoorders hem, op een boerschen en onbewimpelden trant, iets van vryhouden verweeten, ontsloeg hy zich, op de eerstvolgende byeenkomst, geheel van het leezen, om dat hy eene heesche keel gekreegen had. Te gelyk renuntieerde hy in optima forma van het Beneficie van den vryen dronk; en bragt, daar door, het verlangende en nieuwsgierige Gezelschap, weder, in de grootste verlegenheid. Romanzow was, onlangs, de Dnieper overgetrokken, en heden zouden ze weeten, of hy nu, recht toe recht aan, op Constantinopolen los ging. Niemand durfde den Schoolmeester opvolgen, en de schout verzogt 'er vry van te weezen. Eindelyk was 'er eén, die 'er my toe voorsloeg. Met vereenigde stemmen vielen ze hem allen toe. De Schoolmeester zelve, vol van dwaazen eigen waan, bad my zyn Locum te occupeeren, en ik, die niets minder verdraagen kan, dan my lang te laaten noodigen, beging den misslag van het verzoek toe te staan, en teffens
den nog veel grooteren van zo goed te leezen als ik kon. Myne toehoorders stonden versteld, over het onderscheid tusschen my en mynen voorganger; thans verstonden zy alles; ik sprak de eigen naamen heel anders uit, schreeuwde niet, en las egter zeer verstaanbaar. Dat was hun byna een wonder. Alle dmkten en schudden my, dankbaar, de hand. De schoolmeester verzekerde, met een veelbeduidenden lach, dat myn Meester geen onkundig man moest geweest zyn; en die gansche week door nam elk, die my ontmoette, zyne Muts wel twee duim dieper af dan gewoonlyk.
Maar den volgenden Zondag zag ik reeds ten duidelykste,