Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijPlan van een Leerboekje voor de Jeugd, in de voornaamste waarheden van den Godsdienst en de Zedeleer. Te Hoorn by L. Vermande, 1786. In gr. octavo 22 bladz.Naer luid der Voorreden van dit Geschrift, heeft het Genootschap, 't welk ten zinspreuke voert, Ten nutte van het KristendomGa naar voetnoot(*), de gewoonte, van zomtyds onder elkander eene vraeg over het een of ander onderwerp uit te schryven, die dan door één of meerder Leden beantwoord word: en hieraen is men het opstel van dit Plan verschuldigd. 'Er was naemlyk de volgende Vraeg uitgeschreven. - ‘Kan 'er in de Vraagboekjes, die | |
[pagina 489]
| |
men, in het onderwyzen der Jeugd in de waarheden van den Godsdienst, gewoonlyk gebruikt, eenige verbetering gemaakt worden? - Zo ja! Kan die verbetering dan gemaakt worden; of ten nnnzien van de inrichting, of ten aanzien van de waarheden zelve, of in beide opzigten?’ Ter nadere ophelderinge dient, dat men in dezen het oog niet heeft op kleine Kinder-vraegboekjes; ook niet op het bepaelde onderwys wegens de leerbegrippen der Hervormde Kerk; maer op Leerboekjes voor de middelclasse der Jeugd, waerin wel niets voorkomt strydig met de aengenomen Hervormde Leer; doch waerin ook het characteristyke dier Leere niet behoeft gemeld te worden; gaende de daermede beoogde onderrichting over dat gedeelte der Christelyke Leere, waeromtrent onder de Christenen geen twist is, maer alle belyders van het Christendom overeenstemmen. Een welwikkend oordeelkundig Schryver verklaert, ter beantwoordinge dezer Vrage, dat 'er, zyns agtens, ‘in de Vraagboekjes, welke thans in gebruik zyn, eene verbetering kan gemaakt worden, zo wel ten aanzien der inrichtinge, welke in alle Vraaghoekjes byna dezelfde is, als ten aanzien van de Onderwerpen zelve, welke daarin behandeld worden.’ En hy deelt daerop zyn Plan deswegens, met nevensgaende beredeneerde aenmerkingen, mede. In de eerste plaetze stelt hy voor, de nutloosheid van de gewoone inrichting, volgens welke de Jeugd Antwoorden van buiten leert, die ze veelal niet verstaen. Het komt hem beter voor, der Jeugd alleenlyk de Vragen op te geven, en de Antwoorden voor hunne rekening te laten, zo echter dat men aen dezelve ene geschikte handleiding verlene. Zyn Plan zou des zyn een Leerboekje voor de Jeugd, op deze wyze in te richten. Op de eene bladzyne zouden alleenlyk de vraagen, zonder bygevoegde andwoorden staan. En op de tegenoverstaande bladzyde, zouden de eerste Waarheden van den Naluurlyken en Geopenbaarden Godsdienst, overeenkomstig den Inhoud der vraagen, niet andwoordswyze, maar in een aaneengeschakeld voorstel, of doorlopende redeneering, beschreven worden. Hier door zou men de Jeugd ongemerkt tot denken, tot het gebruiken van eigen oordeel, brengen, en ze zou, de antwoorden zoekende, of den vorm van antwoord gevende, aen 't geen zy op de overstaende bladzyde lezen, ant- | |
[pagina 490]
| |
woorden beter verstaen, en alzo tot de rechte kennis der waerheid komen. De Autheur dit zyn Plan van Inrichting breeder ontvouwd, en als nuttig aengedrongen hebbende, laet zich vervolgens insgelyks uit, over de veroetering der gewoote Vtaegboekjes, ten aenzien der Onderwerpen. Overeenkomstig met de nadere opheldering der voorgestelde Vrage, is hy van oordeel, dat een Leerboekjs voor de beöogde middelclasse der Jeugd, met betrekking tot het Leerstellige, alleenlyk behoore te behelzen, de hoofdwaerheden van den Natuurlyken en Geopenbaerden Godsdienst; wordende hier niet meer vereischt, dan ene onderrichting in dat geen waerin alle Christenen overeenstemmen; of wel alleenlyk ene onderrichting in die eerste waerheden, welke men met reden kan onderstellen, dat niet boven het bereik van de vermogens dier Jeugd zyn. - ‘En zo moeten dan ook, (vervolgt hy,) deeze waarheden niet in eene onverstaanbaare mystike taal en kunsttermen van eene raadselachtige of willekeurige betekenis, maar (zo veel mogelyk) met zodanige bewoordingen beschreven worden, welke de vatbaarheid der Jeugd niet overstygen.’ Hier benevens komt, met opzicht tot de Onderwerpen, nog in overweging, dat zodanig een Leerboekje niet alleen, ten aenzien van 't Leerstellige, de Hoosdwaerheden behoore te ontvouwen, maer dat ook een kort samenstel van de Kristelyke Zedekunde 'er niet in moete ontbreken. Hieromtrent heerscht, volgens zyne opmerking, een oud en algemeen gebrek in de gebruikelyke Vraagboekjes der Hervormde Kerk, en dit noopt hem te meer, om 'er byzonder op stil te staen. Zulks doet hem zich opzetlyk verledigen, om aen te toonen, ‘hoe onontbeerlyk de kennis der Kristelyke Zedeleer is voor den Kristen, en gevolglyk hoe noodzaaklyk dezelve in een Leerboekje, waaruit men de Jeugd moet onderwyzen, vereischt wordt.’ Op het ernstig en bondig aendringen van dit zo noodwendig vereischte, laet hy zich ten besluite aldus hooren. Men vergunne my, uit veele bedenkingen, welke my over dit Onderwerp voor den Geese komen, alleenlyk deeze volgende hier te mogen byvoegen, en daarmede zal ik dit andwoord afbreeken. - Het is van zeer veel aanbelang, ik noem het zelfs noodzaaklyk, dat men de | |
[pagina 491]
| |
Kristelyke Jeugd eene waare hoogachting en verslandigen yver voor de zuiverheid der Leere inboezeme, om daardoor eene verderflyke koelheid omtvent de Godlyke Geloof leer van Christus voor te komen. Maar het is buiten tegenspraak niet minder belangryk, niet minder noodzaaklyk, dat men vroeg beginne om haar de Kristelyke Zedenleer in te scherpen. Alle Kennis en Geloof, schoon nog zo rechtzinnig, zonder de praktyk of oeffening, kan niemand gelukkig maaken. Daar is geen grooter gebrek, en tevens geen grootere verachting, die men den Kristen kan aandoen, dan dat men van hem zeggen moet: hy is anders vry rechtzinnig in zyne gevoelens, maar het ergste is, dat 'er in zyn gedrag zo veel te berispen valt. - En moet zodanig een gedrag niet als een grove dwaaling, als eene zeer verderflyke Kettery worden aangemerkt? Iemand die versierd is met een ongemeen geoeffend en het allerrechtzinnigst verstand omtrend de waarheden; doch geen deugd noch Godsvrucht bezit, is even als iemand, die begaafd is met eene ongemeene sterkte, maar die hem tot niets kan dienen, om dat hy blind is. Terwyl dan de Leer der Zeden zo gewigtig en ten uitersten belangryk is, zo zoude de uitvoering van dit Plan nog volmaakter weezen, indien men, behalven het gemelde kort samenstel van de Kristelyke Zedenleer, onder de behandeling zelve van het Leerstellige, de voornaamste Zedenplichten, die uk de Heerstukken natuurlykst voordvloeijen, den Leerling in een treffend licht voorstelde, en alzo by iedere waarheid des geloofs derzelver byzonderen invloed op het gedrag aan te wyzen, en door dat middel de Jeugd te leeren, hoe zy zich altyd en in alle byzondere omstandigheden, overeenkomstig de erkende waarheden, te gedraagen hebbe. - Op deeze wys zal de Jongeling van zyne plichten duidelyker overtuigd worden; hy zal door derzelver billykheid meer getroffen worden, en zy zullen in zyn hart, dat nog door aangenomen beginselen minder misvormd is, heilzaame, onuitwischbaare indrukken maaken.’ |
|