Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereel der Algemeene Geschiedenissen van de Vereenigde Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den Heere A.M. Cerisier, IXde Deels IIde Stuk. Te Utrecht, by B. Wild. In gr. 8vo, 202 bladz.Het geheel beloop der Utrechtsche Vredehandeling, met alle de vertraagingen die dezelve vergezelden, de Veldtocht staande dezelve geopend, de Belegeringen middelerwyl aangevangen en volvoerd, de slegte trek die Engeland ons toen speelde, werdt in de eerste Afdeeling van dit tweede Stuk des negenden Deels deezes Tafereels, in 't breede, geschilderd. De Schryver maakt 'er deeze algemeene Aanmerkingen op. ‘Het grootst en weezenlyk voordeelvan den Vrede te Utrecht geslooten behielden de twee Kroonen Frankryk en Spanje, die in den Oorlog de meeste tegenslagen hadden; terwyl de Mogenheden, die uitstaken door Zegepraalen, en in 't oog loopenden Krygs-voorspoed, zich genoodzaakt vonden afstand te doen, van het voorwerp, waarom zy zich ten Oorloge vereenigd hadden. Even zo hadt willem de III, ondanks zyne nederlagen en tegenbeden, zich ge. zet op den Engelschen Throon, en de overwinnende lodewyk d XIV moest hem in 't bezit laaten. Gewigtige les der ondervindinge, die ons toeroept, het valt bezwaarelyk, net valt bykans onmogelyk, een Volk te onderwerpen, aan eene Heerschappye, die 't zelve mishaagt! Het Gemeenebest vondt zich dermaate uitgeput, dat het naderhand bykans geene rol van aangelegenheid op het Staatstooneel gespeeld heeft. De Staaten slooten (wel is waar) een vry voordeelig Handelverdrag; doch, het was slegts voor vyf | |
[pagina 466]
| |
en twintig Jaaren, en zy bezaten voorheen die zelfde voordeelen; niets was 'er ten opzigte van de Barriere geregeld. Schraale met noemenswaardige vrugt van zo veel Schats, Manschap, en Schepen gespild in twaalf Jaaren van overwinning! Welke was de oorzaak deezer rampen? Eene afkeerigheid van, en eene verbittering tegen Frankryk, zo ongerymd als onverzettelyk, die ten grondregel van Staatkunde strekte by de vooraamste Leden des Staatsbestuurs. Indien deeze beginzels hun niet verblind hadden, zouden zy, te Geertruidenberg, ten minsten een goed gelaad vertoond hebben: want de meeste konden geen ander antwoord geeven, dan dat van dien Engelschman, van welken Bolingbroke gewaagt, die, gedrongen om reden te geeven van de volduuring des Oorlogs, geene andere wist by te brengen, dan dat hy in Haat tegen Frankryk was opgevoed. - Zy zouden het als een weezenlyk voordeel hebben mogen aanmerken, wauneer zy het Overkwartier van Gelderland, hun zo wonder wel geleegen, hadden kunnen bedingen; doch, het was niet mogelyk, den Koning van Pruissen tot het tekenen des Vredes over te haalen, zonder hem 't zelve toe te zeggen. Deeze Vorst, op tytels gesteld, bedong de zonderlinge vryheid, om zyn gedeelte van het Ovevkwartier van Gelderland, Orange te mogen vernoemen, om de Wapens en Tytels van dit Prinsdom te blyven voerenGa naar voetnoot(*). Terwyl de Vereenigde Gewesten zo weinig voordeels trokken, van deezen met roem gevoerden Oorlog, aan welkers voorspoed zy zo veel hadden toegebragt, verkreeg Engeland voordeelen, geschikt om dat Ryk te verheffen, op de overblyfzels van het Gemeenebest. In de daad, door het verdrag; van Assiento, door den eigendom van Minorca en Mahon, nam de Koophandel van Engeland eene verbaazend hooge vlugt, en zweefde boven dien der Vereenigde Gewesten. Het uitsluitend Regt des Slaavenhandels, 't geen zy voor zich en de Spaansche Volkplantingen wisten te bewerken, was van geen minder aanbelangs. De Engelsche Staatsdienaars, die hunne Bondgenooten te deezer gelegenheid verlieten, hebben zich in alle | |
[pagina 467]
| |
bogten gewend, om dat bedryf te vergoelyken, en, ware het mogelyk, te verdeedigen. Het schynt, dat indien de Engelschen him niets te verwyten hadden, de andere Leden des Verbonds wel degelyk tegen de Engelschen bezwaaren mogten inbrengen. De Oorlog, door dat Bondgenootschap aangevangen, en twaalf Jaaren voortgezet, was bekroond geworden met zo schitterende en bestendige voordeelen, dat geen voorwaarde, hoe zwaar ook, te zwaar scheen, om dezelve aan Frankryk voor te schryven, indien zy getrouw en vast verééinigd bleeven. Deeze hoop verdween door den afval der Engelschen. Lord bolingbrore moge beweeren, dat het gevaarlyk zou geweest zyn, de magt van carel den V te doen herleeven, door de Keizerlyke en Spaansche Kroonen op één hoofd te zetten. Doch, deeze reden verontschuldigt de Engelschen niet: daar zy eene onderhandeling hadden aangevangen, eer de onverwagte Dood van Keizer leopold den Aartshertog carel diens opvolger deedt worden. - Men vindt 'er zelfs, die staande hidden, dat de vereeniging der twee Waardigheden niets gevaarlyks voor Europa in zich hadt. De Raadpensionaris heinsius meende veel eer, in deeze Vereeniging, den grondslag der ruste van Europa te zien. Deeze magt hadt, dus liet men zich hooren, meer schyn dan weezenlykheid. De Landen, die de geheele Heerschappy uitmaakten, lagen te verre van elkander af, om ontzaggelyk te zyn. De Keizer zou, om de wyduitgestrekte deelen van dit groot Ryksgevaart te bewaaren, tegen de magt van Frankryk, steeds in de noodzaaklykheid geweest zyn, om Engeland en de Staaten te ontzien. En was het hen ooit in het hoofd gekomen, om eenen aanslag te doen, tot het verwrikken des Evenwigts van Europa, dan zou eene algemeene verbintenis hem welhaast gedwongen hebben, binnen de perken zyns gebieds te blyven. Men voegt 'er by, dit Colossusbeeld van Wereldlyke Magt zou te minder te vreezen geweest zyn, daar lodewyk de XIV zich alleen in staat bevonden hadt, om aan Spanje en Oostenryk, en eindelyk aan Europa, tegen hem zamenverbonden, het hoofd te bieden, en de wet te zetten. - Dan de laatste Oorlog scheen ondertusschen klaar genoeg te toonen, dat Frankryk, zelfs met behulp der Nederlanden en van Spanje, niet bekwaam was om het uit te houden, tegen de jongste verbintenis. Die gelukkige uitkomst ontstond grootendeels uit de weinige eenstemmigheid, tusschen de Mogenheden tegen | |
[pagina 468]
| |
hem in Oorlog: eene eenstemmigheid, welke natuurlyk zou gevolgd zyn, uit de vereeniging van Spanje, het Keizerryk en de Oostenryksche Nederlanden onder één Hoofd; een carel de V zou hier van de grootste voordeelen getrokken, en te wege gebragt hebben, dat de schaal des Staatsbelangs altoos ten zynen voordede oversloeg. Men vindt 'er die beweeren, dat de groote inschiklykheid, door de Engelschen aan dc Franschen betoond, nog op eenen anderen grond stenude, dan op de voordeelen, welken zy zich beloofden. Zy beweeren, dat de Groot Brittannische Staatsdienaars, nevens de Koninginne anna, niets minder ten oogmerke hadden, dan den Pretendent ten Troon te heffen. Zy verhaalen, dat men, in Frankryk en Engeland, toebereidzelen ten dien einde maakte. - De Koningin bekleedde de zodanigen, die voor Jacobiten gingen, met de aanzienlykste en gewigtigste Posten. Burnet, die zeer veel geloofs sloeg aan dit gerugte, om dat by niet meer in Staatszaaken gekend ward, wilde zich des verzekeren; hy bezogt de Koninginne: en, dewyl deeze hem met een veragtlyk stilzwygen bejegende, als een Man, haarer opmerkinge onwaardig, twyfelde hy niet, of de Pretendent was ten Throone geschikt. De Koningin, door harizeer en kwelling uitgeteerd, en van haare gewoone kwaale, de jicht, hevig aangetast, overleefde de Vreede van Europa, tot welks bezorging zy zo veel hadt toegebragt, niet lang. Zy stierf den zesen twintigsten van Oogstmaand, des Jaars MDCCXIV. Men wil, dat zy, in haare jongste oogenblikken, zich meermaalen deeze woorden liet ontvallen, Ach! myn Broeder! myn waardr Broeder! hoe zeer beklaag ik u! Het gerugt wil, dat de Pretendent zo weinig twyfelde, aan de goede geneigdheid van anna ten zynen opzigte, dat hy des onbewimpeld sprak.Ga naar voetnoot(*).’ Een tweede hoofdbeeld, in het tegenwoordig stuk deezes Tafereels, is eene wel uitgewerkte Geschiedenis van het Stelzel van de Bartere: waar uit blykt hoe zeer men aan dit Stuk gearbeid heeft, welke handelingen daar over gehouden, welken verdragen daar omtrent gemaakt zyn. Met bygevoegde aanmerkingen, over het weinig beduidende der Barriere Plaatsen, die hem overbleeven naar | |
[pagina 469]
| |
den zo veel vertoond maakenden Oorlog wegens de Spaansche Nalaatenschap. Hoe de uitkomst eerlang leerde, hoe zy ten Voormuur tegen Frankryk strekten; als mede dat de verkryging en het behouden der Barrieren alleen schadelyke oorlogen en drukkende belastingen voortbragt. Wanneer men, zegt onze Geschiedschryver, in bedenking neemt hoe veel kwaads de Barrieren veroorzaakt hebben, aan een Staat, die nooit strafloos kan afwyken van een vreedzaam en bezuinigend Stelzel, zou men welhaast in de gedagten komen, dat zekere booze geest die verkeerde Staatkunde inboezemde, en zeggen, dat het Huis van Oostenryk de oogen van de Hoofden des Volks betoverd hadt om hen te verbinden, dat zy, ten kosten der grondregelen van hunnen Staat, voor hem Plaatsen bewaarden, die't zelve, uit hoofde van de afgelegenheid, niet kon bewaaren. Ook heeft dat Hof, zo ras het door de Verbindteniseen, met Frankryk aangegaan, van dien kant niets te vreezen hadt, het masker afgelegd, en zich bediend van het tydstip, waar in het Gemeenebest zich niet zou beroepen, op het gegeeven woord des Handhaavers der Barriere. De Keizer heeft, door zyne Staaten eener vreemde onderwerpinge te onttrekken, het Gemeenebest ontheven van eenen zeer zwaaren last, om welken af te werpen, het misschien zelve geen moeds genoeg zou gehad hebben: zo veel meer vermogen dikwyls oude vooroordeelen, dan weezenlyke belangen! Dan de verbindtenis des Keizers met Frankryk, van eene veel betwistbaarder vastheid zynde, dan een voordeel van de vernietiging der Barriere voor het Gemeenebest, is, in dat geval, die stap nog voordeeliger voor 't zelve, dan voor hem. Het derde Hoofd-voorwerp, hier geschetst, is de Staat van de Land- en Zeemagt der Vereenigde Nederlanden: waar in de Schryver, om zyne Leezers een recht denkbeeld van het Zeewezen der Staaten te doen vormen, verscheide trekken, ten dien opzigte in vroegere tydperken verspreid, by een verzameld hebbende, onder anderen verklaart. ‘Men heeft verscheide redenen bygebragt, voor de zo zeer in't oog loopende verzwakking van het Zeewezen des Gemeenebest; eene verzwakking byzonder stand grypende, naar den Vrede te Utrecht geslooten. Zy zyn, in de daad, niet verre te zoeken, de laatstgenoemde Oorlogen hadden 's Lands kas uitgeput, zwaare belastingen drukten de Ingezetenen; de Manschap verminderde. De Staaten stonden vast in het begrip, om Engeland aan te zien als een Natuurlyke Bondgenootschap, ondanks alle de beledigingen, welke het den | |
[pagina 470]
| |
Landen aandeedt, dit denkbeeld deedt misschien meer af dan alle de andere oorzaaken zamengenomen. - De Staat, door uitgeputheid van geld middelen genoodzaakt, bezuinigingen in het Zeewezen te gebruiken, hadt het toeneemend verval der Zeemagt te wyten, aan de dwaaze Oorlogen, waar toe het belang van willem den illden denzelven inwikkelde. Alle de Leden van het Bondgenootschap voelen tot nog den last en de gevolgen daar van, Hy verloor zesmaal honderd millioenen, zonder eenig weezenlyk voordeel, hy trok er niets voor dan den schraalen roem, dat hy vreemde belangen onderschraagd hadt met eene stand vastigheid, die hem de grootste voordeelen waardig maakte. - De Handel, die het groot redmiddel was, om die schroomelyke verliezen te herstellen, werd door Engeland zo veel mogelyk gedrukt. By de verheffing van willem den IIIden op den Engelschen Throon, deedt zich een zeldzaam verschynzel op, 't geen zommigen deedt zeggen, de Koning van Engeland verraadt den Stadhouder. in de hoedanigheid van Admiraal Generaal der Vereenigde Gewesten, liet hy de noodzaaklyke bevelen, tot het toerusten der Convoyen, zo langzaam uitvoeren, dat de Handelschepen niet dan ééne maand, of zomtyds langer, naar dat de Engelschen reeds uitgezeild waren, in Zee konden steeken. De laatstgemelden kwamen gevolglyk eerst met hunne goederen ter bestemder Plaatzen, en verkogten ze met groote winst, terwyl de Hollanders, op de reeds voorziene Markten verschynende, verliezen leden, outstaande uit deeze voorkoming.Ga naar voetnoot(*)’ Het laatste, 't geen ons in dit stuk voorkomt, is eene Beschouwing van de Zeden, Kunsten en Weetenschappen, in het laatst verhandelde Tydperk; hier ontmoeten wy de voornaamste Dichters en Dichteressen; een breeder verslag van de Natuur en Wiskundigen, die den Vaderlander tot onsterflyken roem strekken, als christiaan huigens, nicolaas hartzoeker, a. van leeuwenhoek, b. nieuwentyd, j. swammerdam, fred. ruisch, nicolaas witzen, menno van coehoorn - van de Godgeleerden en Bovennatuurkundigen, hermanus alexander roel, b. bekker, b. spinosa, die zo veel gerugts maakten - van de Verschooristen en Hattemisten; j. bredenburg, f. van leenhof, w. deurhof, worden 'er gekenschetst. | |
[pagina 471]
| |
J. labadie, antoinette de bourignon, met haaren vermaarden voorstander petrus poiret, treeden te voorschyn: terwyl twee Geleerden, petrus bayle en j. le clerc, die hier, schoon Vreemdelingen, hun geleerden arbeid op Nederlandschen grond voortzetten, met hunne Leevenschetzen dit stuk beslulten. Deeze Leevenschetzen, die vry meer zyn, dan dorre aantekeningen van de Geboorte, Lotgevallen, Werken en Dood dier Mannen, geeven eene zo aangenaame als nutte en leerzaame verscheidenheid aan dit Tafereel, 't welk anderzins, althans in dit Tydperk, van Staatsgevallen aaneen hangt. Wy zullen, kortheids halven, alleen overneemen, wat 'er van bernard nieuwentyd staat aangetekend. Tot de kundige Naarvolgers van spinosa, willen zommigen, dat, in zyne jeugd, ook behoord hebbe bernard nieuwentyd, te Westgraftdyk, een Dorp in Noordholland, waar zyn Vader Predikant was gebooren. Geen zin hebbende in zyn Vaders beroep, en egter op de Weetenschappen gesteld, bevlytigde hy zich op de Wis- Geneeskunde en Regtgeleerdheid. Onder zyne Academie-Vrienden, trof hy 'er aan, die de toen heerschende Godlochende beginzels omhelsden, en hem tot dezelven, volgens eeniger verhaal, deeden overgaan.Ga naar voetnoot(*) Doch h. stochius, wiens Vader, acht jaaren lang, ten huize van den Heer nieuwentyd gewoond hadt, om zich in de Geneeskunde te oeffenen, tekent op, meermaalen uit diens mond gehoord te hebben, dat nifuwentyd, in zyne Acardemie jaaren, zeer gemeenznam verkeerde met zommige Godverzaakers, niet zo zeer uit liefde tot haar heilloos gevoelen; maar om, door die gemeenzaame verkeering, hunne diepste geheimen te ontdekken, en hun naderhand met zo veel te meer vrugts te bestrydenGa naar voetnoot(†). Wat 'er ook van die strydige berigten, wegens de gevoelens van den Jeugdigen nieuwentyd mogen weezen, al de waereld weet dat die agtenswaardige Purmerendsche Geneesheer en Burgemeester niet in dat wargaaren is blyven zitten: dat hy onder de eerste mag geteldworden, die zynen Landgenooten den waaren smaak voor de Proefondervindelyke Natuurkunde gegeeven heeft; welke zedert al- | |
[pagina 472]
| |
omme is doorgedrongen. Zyne twee deftige werken, Het recht gebruik der Waereldbedchouwing tot overtuiging der Ongodisten, en zyne Gronden van Zekerheid, zullen tot steeds blyvende gedenktekens strekken, hoe verre hy af was van Godverzaakende begrippen te koesteren; en betoonde hy, volgens het getuigenis van eenen geloofwaardigen acht jaarigen Huis- en Tafelgenoot, in zyn doorgaand gedrag, de dooorslaandste blyken van een tedere Godsvrugt.Ga naar voetnoot(*) |
|