Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVervolg op M. Noël Chomel, Algemeen, Huishoudelyk, Natuur-Zedekundig en Konst- Woordenboek. Door J.A. de Chalmot. Eerste Deel Tweede Stuk; zynde het Agtste Deel van het Woordenboek. Verrykt met Kunstplaaten. Te Campen, by J.A. de Chalmot, en te Amsterdam by J. Yntema, 1786. In groot quarto, 479. bl.Het geen wy onlangs, by de afgifte van 't eerste stuk deezes Deels, nopens de uitvoering van dit Vervolg op het Woordenboek van Chalmot gezegd hebben,Ga naar voetnoot(*) staaft ons de bewerking van dit tweede Stuk nog nader: vermitsde opmerkzaame Chalmot, met eene oordeelkundige beleezenheid, een groot aantal van Artykelen by een verzameld heeft, die men te vergeefsch in 't Woordenboek zou zoeken; en zich daar benevens bevlytigd heeft, om een menigte van Artykelen, door laatere waarneemingen te bevestigen of te verbeteren, en in een duidelyker licht te plaatzen. Hier by konit nog, dat hy, ten gevalle der Leezeren, wanneer 't byzonderen dienst kan doen, ook zodanige Autheuren opnoemt, in welker Schriften zulk een onderwerp ter aangeweezene plaatze, opzetlyk, in 't breede behandeld wordt. Door het een en 't ander is dit Vervolg, van wegens deszelfs uitgebreide nuttigheid in alle zoorten van Weetenschappen. den Lief hebberen hooglyk aan te pryzen. - Om 'er den Leezeren een staal van een ander natuur, dan wy alvoorens bygebragt hebben, mede te deelen, zullen wy ons bepaalen, tot een Artykel, het geen een oud Landsgebruik opheldert, hoedanige Artykelen 'er meermaals in voorkomen, en waar toe het Artykel van den Boedel met den voet te stooten ook behoort; waaromtrent, men ons hier het volgende aan de hand geeft. ‘Het is, zegt de Heer boel, eene bekende gewoonte in Holland, dat, wanneer een Man, zittende in gemeenschap met zyn Vrouw, haar gemeenen Boedel, door zyne Administratie, | |
[pagina 473]
| |
zodaanig met schulden heeft belast, dat de Crediteuren daar uit niet konnen worden betaald, de Vrouw als dan, mits voor de Baar uitgaande, en de Sleutels op de Kist leggende, voor de Schulden by haar Man gemaakt, niet en mag worden geconvenieerd enz. In de Costumen en Usantien der Stad Dordrecht Art. 64. Zie v.d. wall Handvesten bl. 1350. leest men: ‘Item soe wanneer yemanden overleden is moeten sijne kinderen ofte andere erfgenamen ab intestato, die hem die gueden niet en begheeren te onderwinden, comen voor den rechter ende Scepenen, ende verthien guets ende quaets binnen die tijt dat die doode boven der aerde is, ende al eer hij sijn hant slaet ofte doet slaen aen eenich guet dat van den dooden gebleven is; ofte bij gebreeke van dien werden sij gehouden als simpele erfgenamen, ten waere dat eenich erfgenaem op die tijd buyten der stede ware, die welke verthien mach binnen den derden daege als hij binnen der stede coemt.’ Van dit Artykel, 't welk zynen grondslag in eene andere Keur, genoegzaam van denzelfden inhoud, heeft, is de zin hoofdzaakelyk, zegt de heer van de wall; wanneer een Erfgenaam, vreezende, dat de Boedel met schulden mogt belaaden zyn, huiverig is, om denzelven te aanvaarden, zo is hy gehouden, terwijl het Lyk nog boven aarde staat, dien te Vertyen (of Verthien); dat is, gelyk men nu zou zeggen, te repudieeren of met den Voet te stooten, en zo wel van de baaten als van de schaaden, welke daar in gevonden worden, afstand te doen. En daar het zou kunnen gebeuren, dat een Erfgenaam, ten tyvan het Sterfgeval, buiten de Stad ware, en de doode, reeds voor zyne terug komst, begraaven, zo vermag hy zelfs nog deezen afstand doen, binnen den derden dag, na dat hy zyne hand aan den Boedel geslagen heeft. Dit voorrecht der Erfgenaamen schynt hier te Lande, reeds van vroege tyden, te hebben plaats gehad. Meermaals wordt daar van by de Ouden gewag gemaakt. En daar het hier met deeze, ginds met gene, Plegtigheden verzeld ging, werd dergelyke Vertying of Afstand ook op verschillende wyze, naar haaren byzonderen aart, benoemd, Hier droeg het den naam van voor de Baar uit te gaan, elders, de Sleutels op de Kist te leggen; daar wederom, den Boedel met den voet stooten. Eene plaats is genoeg; om deeze gewoonte in een helder licht te stellen; wy bedoelen de Polityke Regeering van den Briel van matthysen by alkemade en van der schelling, Beschr. van de Stad Briele en den Lande van Voorn, waar van de zin hier op uit komt. ‘Wanneer de Erfgenaamen van den genen die aflyvig is geworden, die goederen willen uiten, (dat wil zeggen daar van afstand doen,) het zy des Mans Vrouwe, of des Vrouwes Man, zo zyn zy schuldig aldus te doene; Men zal een Baare dragen in dat huis daar die Doode leit, en daar zal men den Dooden op | |
[pagina 474]
| |
de Baar zetten. En als men het uitdraagt, zo zal het Wyf in geleende kleederen’, (of volgens de Keuren van zommige Steden en Plaatzen, met naame Leiden en Rotterdam in haar dagelyks gewaat,) ‘voor de Baar uitgaan, en behouden niet de waarde van een hemdsdraad van al het goed, dat zy en haar Man hebben bezeten. En als de Doode begraaven is, zal zy met haar Voogds hand haar uiten rechtevoort op het Graf, en alle de goederen kwytschelden, die zy en haar Man te zamen bezaten, benevens alle uit- en inschulden, ende neemen aldaar getuigenis van alle de genen die daar by tegenswoordig zyn’ Uit het hier volgend merkwaardig voorbeeld van Vrouwe margareet van kleeve, Weduwe van Hertog albrecht van beyeren, blykt Principes apud Batavos non fuisse Legibus solutos: Dat de Vorsten en Vorstinnen, of Graven en Gravinnen by de Batavieren verpligt zyn geweest 's Lands Wetten en Costumen, even zo wel als de Onderdaanen, zich te onderwerpen, en dezelve te ouderhouden, en zelfs ook de Ceremonien en Plegtigheden, om de effecten, kragt, vrugt, en uitwerkzels daar van te kunnen genieten. Zie hier het Geval, zodanig in de reeds aangehaalde Polit. Regeering van den Briel staat geboekt: ‘Vrouw Margariete van Cleve, Hertog van Aelbrechts leste Wyf, Saliger gedachten, uytede die erflyke goeden van Hollant aldus: daar was die Bailju ende die mannen, ende men maeckte dair Vierschair. Als die ghemaect was, koes die Vrou een Voecht, ende die gheerde (begeerde) vonnes: of die Vrou hem also aldair gekoren hadt tot eenen Voecht, dat hy hair verantwoirden mocht, ende recht voir hair spreken? 't Vonnes wysde ja, tot dier Vierschair. Daerna vraechde die Rechter, of dair yemant yet lette? Der Vrouwen Voecht sprak ja, ende seide, dat dair stond myn Vrouwe van Hollant &c. mit harm ghecoren Voschde ende gheerde (begeerde) aldair te uiten (af te staan,) na de Rechte van Rynlant, alsulcke erflicke goeden, als Hertoech Aelbrecht saliger ghedacten, ghelaten had in sinen lesten live, sonder (uitgenomen) dair sy aen verlyftocht wair, also nauwe als sy wist, hoe sy dat doen soude met recht? Die Rechter vermaende 's Vonnes 't Vonnes weisde, dat sy aldair staan soude in gheleenden clederen, die hair niet en bestonden, ende bloet, (ontbloot) van alle haven, die van Hertogh Aelbrecht ghecomen wair, ende gaen voir die bare wt, ende sy soude hebben een halm in die hant, en soude dat wechwerpen, ende uyten, ende vertyen hair aldair, mit hares gecoren Voechts handt, alle goeden, die Hertoech Aelbrecht in sienen lesten live liet, sonder dair sy an verlyftocht was, ende alles, inschult ende uitschult. So dede die Vrouwe. Dair 't enden gheerde (begeerde) hair Voechte een Vonnes, of hy, als een Voecht van der Vrouwen, die goeden geuyt had als recht was, 't Vonnes weisde ja. Want dat Lichaam van den Ede- | |
[pagina 475]
| |
len Prins was gebairt, (op de baare gezet,) ende gebrocht voir der doren van der Zalen, ende sy trat voert wter Zalen, ende deden so voirs. is.’ ‘Eene Hertoglyke Weduwe, openlyk, even als de gemeene Landzaaten plagten, haars overleeden Egtgenoots boedel te zien verslooten; en in geleend gewaad, onder 't wegwerpen van een halm, voor de Lykbaare te zien uitgaan, was, gewislyk, zegt de Heer wagenaar, Vad. Hist. III D. bl. 356, ook van ouds, iets zeldzaams. Ondertusschen is 't opmerklyk, dat 'er, in dit zelfde Jaar (1404) iets dergelyks geschiedde, door de Hertoginne Weduwe van Filips van Bourgondie, Schoonvader des Graaven van Oostervant, die, insgelyks, haars Mans Boedel verstootede. Zie monstrelet, Vol. I. Ch. 18. p. 17. & pasquier Recherches de la France. Liv. X. p. 376. By de Franschen was eene Weduwe, in zulk een geval, gewoon, de Sleutels met haare Beurs en haar Gordel op haar Mans Kist te werpen; 't geen genoemd werd se desceindre & jetter sa ceinture a terre; mettre ou jetter les Clefs sur la fosse du trepasse. Zie lauriere, Glossaire du Droit Francois in ceinture & clefs. Deeze plegtigheid van voor de Baar uit te gaan, wanneer de Ersgenaamen weigerden den Boedel te aanvaarden, plag te Dordrecht ook in acht genoomen te worden, uitwyzens den volgenden Brief van den zesden December 1423, waarvan aan den Heer van de wall een afschrift, uit de Memoriaalen van de Leen- en Charterkamer, ter hand gekomen is. Johan &c. doen cond allen luden dat wij bevolen ende gemachtigd hebben, bevelen ende machtigen mit desen brieve Thomas Pieter Kuitszoon ende meester Jan van Haesbeen, van onser wegen ende in onser name, aen te vaerden ende op te bueren alle sulcke erfnisse, schulden ende goede, als ons aengecomen mogen wesen bi dode Tielmans Hugemanssoens, so sijn erfnamen voir die bare wtgingen binner onser stede van Dordrecht, also dat sij hijm dier bewinden sullen van onser wegen, ende rechts dair off plegen, so waer ende wanneer des te doen sal wesen, ende wes sij dair in doen sullen in der maten voirschreven, dat sullen wij van wairde houden gelijk of wijt selve gedaen hadden. In oirconde. Datum Hage op ten sesden dach in December anno XXIII.’ ‘Vervolgens is, in laater tyd, wanneer dergelyke Plegtigheden veelal, hier te Lande, een einde namen, dit ook alomme in ons Gemeenebest in onbruik geraakt; en het wierd naderhand voldoende gerekend, dat de Erfgenaamen voor het Gerecht hunne ongeneigdheid te kennen gaven, om de aanbestorven erfenis te aanvaarden.’ Laaten wij hier nog een kort Artikel bij voegen, op het woord Bulle. Bulle, betekent een Zegel, en is af komstig van het Latynsche woord Bulla, 't welk zommigen van het Celtische Buil | |
[pagina 476]
| |
of Bul afleiden, 't welk een Water- Bobbel betekent: anderen van net Grieksche ξχγη, raadgeeving. Hoe het ook mag zyn, zeker is het, dat Bulle eertyds een zodaanig Zegel betekende waar mede de opentlyke Brieven en Instrumenten bekragtigd wierden; en die pleegen niet alleen van Wasch zo als nu meestal geschied, maar ook van Goud, Zilver en Lood gemaakt te worden. De Goudene Bullen waren 't meest in de Oostersche Landen in gebruik, en men wil, dat karel de groote reeds daar van gebruik zoude gemaakt hebben; zie mabillon de re Diplomatica. Lib. II. c. 16. Het is na deeze Zegelen, dat de Instrumenten en opene Brieven Bullen genaamd zyn. Zeer beroemd is de Gouden Bulle tot vaststelling van de Ryksconstitutie, in 't Jaar 1356 door Keizer karel den IV, met toestemming van het gantsche Duitsche Lighaam, waar van zy een' Grondwet wierdt, uitgegeeven; zie den zaaklyken inhoud daar van, by winhof landr. van Auerissel, 54 aant. Schoon het niet meer in gebruik is Goudene Zegels aan Instrumenten of opene Brieven te hangen, levert egter onze leeftyd daar van een gedenkwaardig voorbeeld op: ik bedoele hier den Brief door de Huislieden van Twente als een altoosduurend Gedenkteeken hunner dankbaarheid over de afschaffing der Slaafsche Drostendiensten, door den Heer capellen bewerkt, aan dien onsterfelyken Ridder ter hand gesteld; waar aan, in plaats van een gewoon Zegel, een Gouden Gedenkpenning aan een keten van 't zelvde metaal hangt, op wiens voorzyde het Borstbeeld van den Ridder is afgebeeld, met het omschrift: joh. derk van der capellen tot den pol, beschr. in de Ridd. van Overyssel. Op de Tegenzyde staat beneden, d. 1. Nov. 1782, zynde de dag op welke die haatelyke Diensten zyn afgeschaft. Voorts eenige Bouwmans Gereedschappen, benevens het Hoorn des Overvloeds, en tusschen beiden dit tweeregelig Vers
De nyvre Landman juicht, zyn Vryheid is hersteld!
Capellen zegepraalt op baatzucht en geweld.
Zie j.w. racer, Overysselsche Gedenstukken, IV. St. bl. 140. alwaar men den geheelen inhoud van deeze Bulle, of open Brief, geboekt vindt. De Pausselyke Bullen worden nog heden met een Looden Zegel bekragtigd, dan daar heerscht eenig onderscheid ten aanzien van de stoffe, waar mede die aan het beschreeven Parkement wordt vastgehegt; want is het een' Bulle, die de Justitie betrest, dan wordt 'er het Zegel met een hennepe koord aan vastgehegt; en is het een Bulle van Gratie, zo geschiedt zulks door middel van een zyden koord. Academische Bullen, zyn de zodanigen, waar by iemand tot Doctor, dat is Meester, in de eene of andere Faculteit wordt | |
[pagina 477]
| |
verklaard, als, by voorbeeld, in de Godgeleerdheid, Rechten enz. Deeze draagen ook den naam van Doctoraale Bullen. Heden ten dage is men by ods niet gewoon andere Zegels, dan van verschillende kleur van Wasch, te gebruiken, en wel inzonderheid groen of rood.’ |
|