Beschouwing der Wonderen Gods in de minst geachtste Schepzelen. Of Nederlandsche Insecten, naar hunne aanmerkelyke huishouding, verwonderlyke gedaantewisseling en andere wetenswaardige byzonderheden, volgens eigen ondervinding beschreeven, naar 't leven nauwkeurig getekent, in 't koper gebragt en gekleurd. Door J. Ch. Sepp. Tweede Deal Tab. I. van 't eerste, en Tab I. van 't derde stuk. Te Amsterdam, by J. Ch. Sepp. 1786. In quarto.
Met de afgiste deezer twee Plaaten, maakt de Heer Sepp een aanvang van het tweede Deel zyner oplettende beschryvinge en juiste afbeeldinge van Nederlandsche Insecten; zich voorstellende in deezen zynen arbeid te volharden op dezelfde wyze, als hy dien begonnen heeft, waar van het hier mede gemeen gemaakte ten getuige verstrekt; als in 't welke des Autheurs naauwkeurigheid, even gelyk in 't voorige ten zigtbaarste doorstraalt.
In de eerste Tabelle levert hy ons eene afbeelding van den kleine Paarlemoer-Vlinder, zo in deszelfs zittende als vliegende gestalte; benevens die van 't Ei, natuurlyk en vergroot, der Rupse, aazende op de driekleurige Viool (Viola tricolor); en der Poppe, hangende, naar de gewoonte van de Dagvlinders der eerste Bende, met den Kop nederwaards. Van de verandering en 't opmerkelyke in deeze afbeelding geeft de nevensgaande beschryving een onderscheidelyk berigt; waar in de Heer Sepp ons ook meldt, dat hy deezen Vlinder, om hem van andere Paarlemoer Vlinders te onderscheiden, den kleinen noemt uit hoofde dat hy één van de kleinsten dier soorte is: by Linnaeus heet hy Lathonia.
Op eene zoortgelyke wyze brengt ons de volgende gemelde Plaat, met eene nevensgaande beschryving, onder het oog, het weetenswaardige nopens de Meekrap-Vlinder, dus ge-