| |
Brieven over het Bestuur der Coloniën Essequebo en Demerary, gewisseld tusschen de Heeren Aristodemus en Sincerus, nevens bylagen tot deeze briefwisseling, en een Voorreden van den Nederlandschen Uitgeever. Eerste Stuk. Te Amsterdam by W. Holtrop, 1785. In groot octavo, 83 bladz.
Dat de bloei en welvaart van den Koophandel van Nederland niet alleen in een allernaauwste betrekking staat, tot Neerlands welvaart en behoudenis, maar zelfs, tot deszelfs geheele bestaan, is een waarheid, die geen kundig Vaderlander ligtelyk ontkennen zal.
De voordeelige ligging van dit ons Land, tot den Koophandel, gevoegd by de naarstigheid, spaarzaamheid, oprechte, ronde en eenvoudige zeden, van onze voorouders, hebben hier te ande, door 's Hemels Zegen, niet alleen een alleruitgebreidsten buitenlandschen Handel gevestigd, maar ook tevens deszelfs Zegenryken invloed, door het aanleggen van een menigte van allerlei Fabrieken en Trafieken, tot in de afgelegenste hoeken van ons Vaderland doen gevoelen. De bloei van deezen onzen Koophandel en Fabrieken, gevoegd by de zo gelukkige hervorming in Kerken Burgerstaat, en de daaruit voortspruitende vryheld, zo in het Burgerlyke als Godsdienstige, moest noodzaakelyk een menigte Vreemdelingen herwaards lokken, die onze volkrykheid tot zulk een hoogte hebben opgevoerd, dat ons Land niet in staat is, uit zyn eigen boezem, zulk een menigte Inwooners te voeden, en dat de Koophandel dus hec eenigste middel is tot deszelfs welvaart, behoudenis, en geheel bestaan.
Het is dus de onvermydelyke pligt, zo wel van die geenen, welke tot het Staatkundig bestuur van ons Vaderland betrekking hebben, als van byzondere Burgers, die, door hunne verkregene kundigheden, anderen kunnen voor. lichten, en het hunne toe te brengen, ter bevordering van den Koophandel.
De Souverain moet, uit dien hoofde, alle mogelyke middelen in het werk stellen, om de Kooplieden gelegunheid
| |
| |
te geeven, niet alleen, om alle die onderscheidene zoorten van goederen, met welke de handel gedreeven wordt, uit de eerste hand, en uit die Landen, in welke dezelve de natuurlyke voonbrengzels van den grond zyn, te kunnen bekomen, maar dezelve ook tevens alle wegen openen, om aan de alzoo opgekochte Koopwaaren, 't zy dan in Natuur, 't zy, nadat dezelve door bewerking eene nieuwe gedaante gekregen hebben, een ruim vertier te verzorgen. Ter beveiliging nu van beide deeze voorgestelde oogmerken, is een van de allervruchtbaarste middelen daarin gelegen, dat een handeldryvende Natie, in andere gedeelten van de Waereld, volkplantingen aanlegge.
Uit dien hoofde, heeft de uitgeever deezer Brieven, in eene breedvoerige Voorreden, voor dezelve geplaatst, na alvoorens te hebben aangetoond, waarin onze volkplantingen van die der Ouden verschilden, de voornaamste voordeelen, welke een handeldryvende Natie, uit het oprichten van volkplantingen kan en behoort te genieten, als in het verschiet onder het oog doen vallen, waaruit men duidelyk zien kan, dat niet alleen het aanleggen van zulke volkplantingen van het uiterst belang is, voor een handeldryvende Natie, maar tevens, dat het zorgen voor den welstand van die volkplantingen een van de allerwezenlykste en van de allergewigtiste verplichtingen is, die op de bestuurders, van eene zodanige handeldryvende Natie, berusten.
En het waren deeze gewigtige redenen, die hem drongen, aan het aanhoudend verzoek van twee zyner Vrienden, in America, te moeten voldoen, en deeze Brieven, die hem door dezelven zyn toegezonden, met den druk gemeen te maaken. Zy zyn geschreven in de ronde taal van welmeenende en kundige planters, welke, door de daadelyke ondervinding, en door de tastbaarste overtuiging, van de ongelukkige gevolgen, die, door het gebrek van genoegzaame aandacht op onze schoone en belangryke Coloniën van Essequebo en Demerary, veroorzaakt worden, aangezet, zich wel hier en daar eenige harde uitdrukkingen laaten ontvallen; doch echter, zo in de gewigtige redenen van hun beklag, als in de zuiverheid van hunne bedoelingen, by allen, welke van het gewigtig belang, dat ons Vaderland by die uitmuntende Coloniën heeft, overtuigd zyn, volkomen verschooning zullen vinden; terwyl het, gelyk de uitgeever wel aanmerkt, in alle gevallen te wenschen is, dat de rondborstige taal van deeze, min op woorden
| |
| |
dan op zaaken lettende medeburgers van ooze Republiek, die gelukkige uitwerking op hunne medeburgers, in het Moederland, op hen, welken het bestuur der belangen van onze Maatschappy in den naam van de Natie is in handen gesteld, zal hebben, dat nog in tyds, voor het welzyn van die Colonie, gezorgd worde, eer het voor altyd zal te laat zyn, eer de moedeloosheid onze Colonisten ('t welk de Hemel verhoede) tot het voor ons Vaderland wanhoopend besluit brenge, om hunne ketenen af te smyten, zich in de armen van eene andere Natie, op welker zorg zy meer vertrouwen stellen, te werpen, of om het grootmoedig voorbeeld van hunne dappere nabuuren, de vrygevochten Noord Americaanen, te volgen.
'Er heerscht, by veelen onzer Landgenooten, zulk een ongelooslyke onkunde, omtrent het belang der Coloniën van onzen Staat, dat men veelal, gelyk de uitgeever van dit Werk, zeer wel aantoont, in de beöordeelingen van de waare belangen, welke ons Varlerland, zo by eene goede directie, als by eene mannelyke en verschuldigde defensie, van de Coloniën heeft, als blinden naar den wand tast, en maar zeer zelden, en dan nog maar by geval, het waare doelwit treft.
Alvoorens, zegt hy, dat men immer in staat kan geraaken, over de belangens van onze Coloniën, en over de regte wyze, op welken zy bestuurd moeten worden, grondig te kunnen oordeelen, moet men overtuigd zyn van de volgende stellingen:
1) Dat de Landen, welke het Moederland in andere gedeeltens van de Waereid in bezitting neemt, met oogmerk om op dezelve volkplantingen te vestigen, gedeellens van het Moederland worden en blyven. -
2) Dat die geene, welke uit het Moederland naar de Coloniën vertrekken, hierdoor hunne oorspronglyke hoedanigheid, van leeden van de Burgerlyke Maatschappy van het Moederland te weezen, niet verliezen, maar behouden; dat ook die geenen, welke uit andere Nation zich in zodanige Coloniën komen te vestigen, leeden van de Burgerlyke Maatschappy van het Moederland worden.
3) Dat de hedendaagsche volkplantingen met geen ander oograerk worden aangelegd, dan tot bevordering van den Koophandel van het Moederland, dat is, tot vermeerdering van de welvaart van die geheele Burgelyke Maatschappy, welke in het Moederland en in de Coloniën woont.
Uit deeze stellingen, volgt ontegenspreekelyk, dat, tus- | |
| |
schen het Moederland en de Coloniën, alle de betrekkingen van Leeden van eene en dezelfde Maatschappy zyn en blyven; - dat derhalven de Inwoonders van de Coloniën, aan de wetten van het Moederland, en nan de bevordering van het welzyn van het Moederland, even zeer verbonden zyn, als de overige Burgers die in het Moederland gebleven zyn, doch, dat zy ook, aan de andere zyde, alle dezelfde aanspraaken op de zorg, het toeverzicht en de bescherming van de bestuurders van het Moederland hebben, als het Moederland zelve.
Uit een klaar begrip van deeze betrekkingen, vloeijen de volgende rechten en verplichtingen handtastelyk voort; en wel, eensdeels, aan de zyde der Colonisten:
1) Dat eene volkplanting zich zelve altyd moet blyven aanmerken, als een gedeeke van net Moederland, en nimmer zich zelve trachten afhanglyk te maaken, dan alleen in zodanige zeldzaame gevallen, wanneer alle de rechten van Menschelykheid vertrapt worden.
2) Dat eene volkplanting altyd in het oog moet houden, dat zy, ter bevordering van den Koophandel van het Moederland, is aangelegd; dat dus de Koophandel van de Coloniën nimmer zo vry kan zyn, als die van het Moederland zelve, en dat dus het Moederland, dat onnoemelyke sommen aan hetzelve heeft te koste gelegd, een uitsluitenden Handel op die Coloniën dryven moet, en alle, de voortbrengzelen der Coloniën in het Moederland opgeslagen en verkogt moeten worden.
Dan de rechten en verpligtingen, welke uit het voorgestelde, anderdeels, op het Moederland zelve blyken te leggen, zyn niet minder belangryk, en bestaan voornamelyk hierin:
1) Dat het Moederland in alles in het oog moet houden, dat de bewooners van de Coloniën zyn, Leeden van haare Burgerlyke; Maatschappy, en even dezelfde rechten hebben, als die Burgers, welke in de Maatschappy gebleven zyn.
2) Dat dien volgende, het Moederland onvermydelyk verpligt is, om niet alleen in tyden van Oorlog, voor de verdeediging en veiligheid van zyne Burgers in de Colomën te zorgen, maar ook, om dezelve, zelfs in Vreedestyden, in zodanig postuur van tegenweer te houden, dat zy altyd in staat zyn, om eenen onverhoedschen aanval af te weeren waaraan zy, door den verren afstand van het Moederland, veel meer blootgesteld zyn, dan die gedeel- | |
| |
tens van het Moederland, welke onmiddelyk onder haar bereik liggen.
3) Dat al verder het Moederland zorge moet draagen, dat in de Coloniën een goed politicq bestuur, en eene zuivere Administratie van de Justitie, plaats hebbe, dat het Moederland de Coloniën nimmer eenige harde Wetten moet opleggen, nimmer op eene despotieke wyze moet regeeren, dat de rechten van den Burger in de Colonie, even heilig even ongeschonden, moeten blyven, en dat derhalven, een ieder daar even zuiver en onvertoogen, recht moet wedervaaren, als in het Moederland zelven.
4) Dat het Moederland die kosten, welken tot de verdeediging van haare Coloniën, tot derzelver politicq bestuur, tot de Administratie van de Justitie aldaar, en wat meer tot onderhoud van die Coloniën behoort, moeten besteed worden, nimmer privativelyk op de Coloniën zelve ter neder moet doen komen, maar dezelve in het begin, wanneer die Coloniën nog maar in haare geboorte zyn, in haaren eigen boezem moet vinden, en zelfs, by vervolg van tyd, de Colonisten in dat alles niet meer moet doen draagen, dan met de billykheid en de genoeg bekende regels van gelykheid, overeenkomt.
5) Dat het Moederland het groot oogmerk, waarmede de volkplantingen zyn aangelegd, de bevordering van haaren Koophandel, nooit uit het oog moet verliezen. - Dat dus alle onnatuurlyke belastingen, waarmede de Coloniën onderdrukt, alle gezogte Monopoliën, en de kunstenaryen, die in dezelve plaats hebben, waarmede de Colonisten geplaagd, en buiten staat gehouden worden om te kunnen bestaan, of zich de aangenaamneden des levens te verzorgen, geheel en al met dit oogmerk stryden, en alle verwachting, van daarin wel te zullen slaagen, in den grond doen vervallen.
6) Dar men zich in het Moederland ten sterkste moet toeleggen, om de voortbrengzelen van de volkplantingen op allerleie wyze te begunstigen, en de. Inwooners van de Coloniën meer en meer aantemoedigen, om hunne zaaken uittebreiden, en hun door de ondervinding te doen erkennen, dat zy hunne rekening oneindig beter vinden, by den uitsluitenden Handel met het Moederland, dan by den ongeoorloofden sluikhandel.
Na dus een denkbeeld gegeeven te hebben, van de wederzydsche betrekkingen, en daarop gegronde rechten en verplichtingen, welke tusschen een Moerderland en haare
| |
| |
Coloniën plaats hebben, merkt de Schryver aan, dat, alvoorens over de rechte wyze waarop Coloniën bestuurd moeten worden, met grond te kunnen oordeelen, het noodig is, dat men den Leezer het onderscheid, 't welk tusschen de zoorten van Coloniën plaats heeft, leere kennen, en uit dien hoofde, heeft hy de waarheid der twee volgende stellingen, breedvoerig en overtuigend, beweezen:
1) Dat 'er een allerwezenlykst onderscheid plaats heeft, zo in de Natuur, als in de oogmerken, tusschen Handeldryvende en Landbouwende volkplantingen.
2) Dat het derhalven ook zeker is, dat Landbouwende Coloniën, op eene geheel andere en eenvoudige wyze, kunnen en behooren bestuurd te worden, dan Handeldryvende, en dat 'er niets doodelyker voor Landbouwende Coloniën uittedenken is, dan dat men dezelve onder een en dezelfde directie stelt met de Handeldryvende, en dat zy geheel en al onder het zelfde lichaam begrepen, en zonder eenig onderscheid volmaakt op denzelfden voet behandeld worden.
Na dit alles, is nu de groote vraag, of men in onze Republicq, in de bestuuring van onze West-Indische Coloniën, het tastbaare onderscheid, tusschen Handeldryvende en Landbouwende Coloniën, in het oog gehouden hebbe? En de Schryver beandwoordt deeze gewigte vraag, ontkennender wyze.
Het is bekend, dat de schoone Landbouwende Coloniën van Essequebo en Demerdry, die, wanneer zy onder een bestuur waren, 't welk met derzelver natuur overeenkwam, ons zulke heerlyke uitzichten zouden geeven, thans onder de directie van de West-Indische Compagnie zyn; zonder nu te onderzoeken, hoe, en op welke Voorwaarde, of by welk eene speciaale delatie, 't zy dan te recht of te onrecht, de West Indische Compagnie aan die delatie gekomen zy, (een point, 't welk breedvoerig in de Brieven zelve behandeld wordt) heeft de Schryver het echter, uit hoofde van de weinige dankbeelden, die men doorgaans, buiten de Koopsteden, van Koophandel, Coloniën en Compagniën, enz. heeft, niet ondienstig geacht, op eene korte doch klaare wyze, uit te leggen, 1) wat het te zeggen zy, de Coloniën van Essequebo en Demerary zyn onder de directie van de West Indische Compagnie? en 2) welke gevolgen dat voor die Coloniën hebbe? omtrent het eerste, doet de Schryver zien, dat het met zo veele woorden zeggen wil: deeze Landbouwende Coloniën zyn onder de directie van een
| |
| |
groot lichaam van Actionisten, welker welvaart, zo niet geheel, immers ten grootsten deele, van den Handel afhangt, en welke Handel, wanneer die in een bloeijenden staat is, dit groote lichaam in staat stelt om deszelfs etablissementen te onderhouden. Omtrent het laatste, te weten de gevolgen, welke dit staan van deeze Landbonwende Coloniën Essequebo en Demerary, onder de directie van de West Indische Compagnie, naar zich sleepen, toont hy zeer breedvoerig aan, dat dezelve zo nadeelig zyn, dat nimmer deeze onze Landbouwende Coloniën in eenen voordeeligen staat zullen kunnen geraaken, zo lang zy onder de tegenwoordige directie zyn, en dat het dus een van de allergelukkigste evenementen voor onze Republiek zyn zou, indien de Souverein, in aanmerking neemende de onnoemelyke voordeelen, welke deeze Coloniën onder een goed bestuur kunnen aanbrengen, zyne byzondere zorg en aandacht daarop wilde vestigen, en zich de defensie, het politicq bestuur, de Administratie der Justitie, enz. meer byzonder wilde aantrekken, en dus naar derzelver hooge wysheid over deeze Coloniën een bestuur invoeren, 't welk van dien aart was, dat door hetzelve deeze schoone Coloniën ten top van bloei gebragt wierden. En de noodzaakelykheid van dit redres zal des te duidelyker blyken, daar de Schryver ons omstandig aantoont, voor welke eene aanzienlyke uitbreiding en vermeerdering, deeze zo schoone en vruchtbaare Coloniën, in welke nog maar een gering gedeelte der gronden bebouwd wordt, vatbaar zyn, en welke voordeelen van dezelve te wachten zouden zyn, wanneer zy, onder een beter en naar derzelver aart ingericht bestuur, tot rypheid gebragt, wanneer de planters door allerleie ontheffingen, door allerleie geruststellingen voor het vervolg aangemoedigd, wanneer alle de gronden beplant, en alle de reden van klachte en vrees weggenomen, wierden. - ‘De oneindige, de ontelbaare voortbrengzelen (zegt hy)
welke deeze Coloniën dan in den schoot van het Moederland zouden uitstorten, de onberekenbaare menigte, van allerleie zoort van behoeftens, welke dezelve dan uit het Moederland zouden ontbieden, de ongelooflyke bloei, welke dit vertier in de binnenlandsche Fabrieken, Trafieken, Ambachten, en wat dies meer is, door alle de Provincien en onderhoorige I andschappen zou verspreiden, de uitgebreide Zeevaart, met alles wat tot Scheepsbouw, Equipagie, Victuali n en dergelyke, nodig zou zyn, welke hieruit zou gebooren worden - | |
| |
dit alles ziet men, is onbeschryflyk - alles zou dan zamenwerken, om aan de Republiek een geheel nieuw leven te verschaffen.’
De zucht om alle deeze groote eindens te bereiken, is het waare oogmerk, waarmede de hier aangekondigde Brieven te voorschyn komen. Men zal in dezelve de misslagen, gebreken en onheilen, met welke deeze Coloniën te worstelen hebben, en door welke zy te onder gehouden worden, op eene bedaarde, doch tevens vrymoedige wyze, vinden aangetoond, dewyl niets de Schryvers weerhouden heeft, om waarheden van zo veel belang, van zo veel invloed op het welzyn van het Vaderland, met die ronde, die vrye taal aan de Natie open te leggen, welke derzelver gewigt vordert, doch in welke echter alle mogelyke gematigdheid is waargenomen; terwyl de uitgeever ons verzekert, dat men het waare oogmerk van dezelve oneindig te kort doen zou, indien men de opgave der oorzaaken van den minderen bloei, ja van den geheelen ondergang, waarmede deeze Coloniën gedreigd worden, en de heilzaame middelen tot redres, die in deeze Brieven worden voorgesteld, toeschreef aan een onbezonnen drift van twee planters; - indien men dezelve aanmerkte als harsenschimmen van misnoegden, of ten onrechte naar ingebeeld redres verlangende warhoofden; maar dat men dezelve veeleer moet beschouwen als de eerbiedige, de waarschouwende, de Vaderlandlievende, en vereenigde stem van alle de Ingezetenen van die Colonien.
Ons bericht is reeds te ver uitgeloopen, om uit de Brieven zelven, van welken reeds vyf stukken het licht zien, en die de aandagtige overweeging van ieder nadenkend Vaderlander wel waardig zyn, eenige byzonderheden aan onze Leezers mede te deelen; doch, in 't vervolg, zullen wy daar toe wel eens gelegenheid hebben.
|
|