Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerklaaringe van de Stalaten, Ordonnantien, Reglementen en Costumen van Recliten, in Friesland, anders genaamd, 's Lands Ordonnantie, waarin de Wetten, in, en omtrent welke, by Placaaten, naa de uitgave der Ordonnantie van den Jaare 17:23 geëmaneerd, veranderinge is gemaakt, worden gesield in die bewoordingen, welke de Souyerain by die Placaaten heeft geordonneerd, en behelzende alzoo de text het egte tegenwoordige Statutaire Recht. Het welk vervolgens wordt opgehelderd, zo uit eigene bedenkingen, ah, door behulp van oude stukken, betrekkinge hebbende op den eensten oorsprong van zommige Wetten. Waar by gevoegd zyn, verscheiden Placaaten en andere Stukken, den text der Ordonnantie wel niet regelrecht aandoende, maar echter tot het Statutabs Recht behoorende, die ook teffens met aanmerkingen worden opgeklaard. Door Mr. simon binckes Secretaris van 's Lands Reekenkamer aldaar. Te. Leeuwaarden, by G. Tresling, 1785. IV Deelen, in gr. octavo.Dit Werk, waarin de Heer Binckes zynen landgenooten eene proeve geleverd heeft, van zyn vlyt, en ervarenheid in de Friesche rechten, en dat zynen oorsprong verschuldigd is, aan verscheidene aanmerkingen, die de Heer | |
[pagina 414]
| |
Binckes, zedert veele Jaaren, op het Werk van den Heer Hamerster gemaakt had, verschilt in zo verre, van de voorbeen aangekondigde VerklaaringeGa naar voetnoot(*), van gemelden Heere Hamerster, dat, daar die Heer zeer veele gewysdens van het Hof, en ter dier gelegenheid, zeer veele wetten, uit het Justiniaansche Wetboek, heeft bygebragt en verhandeld, men van het eerste hier volstrekt niets, en van het laatste niets meer onsmoet, dan op eenige plaatsen, tot het rechte verstand van het Statutaire recht, niet konde worden gemist; daar het oogmerk van den Heer Binckes alleen geweest is, de waare meeninge van den Wetgeever te treffen, zonder te onderzoeken, of het Hof, in tyden en wylen, de wetten in dien zelfden zin heeft opgevat. Trouwens, men kan ook niet veel aan gewysden toeschryven, om daaruit de bepaalinge van den zin der Wet te haalen, daar Menschen van verstand en oordeel, over de voorkomende zaaken, dikwils van verschillende, en zomtyds regelrecht tegenstrydige, begrippen zyn, daar de eene dag den anderen leeraart, daar dezelfde Menschen ook niet altyd op dezelsde wyze denken, en 'er daarenboven, van tyd tot tyd, nieuwe Leeden aan een Hof van Justitie aankomen. Het is wat anders, gelyk de Heer Binckes wel aanmerkt, als de gewysdens zaaken behelzen, daar de Wet niet uitdruklyk van spreekt: want dan zyn eenstemmige gewysdens weinig af van de kracht eener costume; doch zulke zaaken komen in dit Werk niet te pas. Het zamenstel van het statutaire Recht, onder den naam van 's lands Ordonnantie bekend, is, zo als het in den Jaare 1723, van nieuws overgezien, op last der Wetgeevende macht, te voorschyn gekomen, het onderwerp deezer Verhandelinge. Doch, daar zommige Wetten van die ordonnantie, by laatere Wetten, hier en daar zyn veranderd, en de Wetgeever, by die laatere Wetten, bevoolen heeft, dat zommige stukken zouden worden gehouden, voor vernietigd, en hy andere wederom daarvoor in de plaatse gesteld heeft, zo heeft de Heer Binckes, met recht, gemeend, den text der ordonnantie daar naar te moeten veranderen, omdat de Wetgeever dat nieuwe recht, voor den inhoud der Ordonnantie, heeft willen gehouden hebben. Hierdoor heeft de Leezer dit voordeel, dat hy nu hier den text der Ordonnantie vindt, zo als het de wille van den Wetgeever is dat die zyn moet, terwyl de Heer Binckes tevens | |
[pagina 415]
| |
heeft zorge gedraagen, dat, by de veranderingen, de Placaaten, waarby dezelve. geordonneerd zyn, zyn aangeweezen. Van de andere Placaaten en Wetteen, die den text der Ordonnantie niet regelrecht veranderen, maar echter daaromtrent eenige bepaalinge maaken, of daartoe betrekkinge hebben, heeft hy in de aanteekeningen melding gemaakt. De Ordonnantie bestaat oorspronkelyk uit veele stukken, van eenen zeer verschillenden tyd, gelyk men uit de Ordonnantie, in 1602 gedrukt, daar de oude Wetten, waaruit de Articulen der Ordonnantie ontleend zyn, telkens by worden aangeweezen, kan zien. Dit is in deeze nieuwe Ordonnantie agtergelaaten, daar echter deeze aanwyzingen, gelyk de Heer Binckes zeer wel geoordeeld heeft, overgroote nuttigheid hebben. ‘Want, (zegt hy) indien deeze nieuwe Ordonnantie een geheel nieuw zamenstel van Wetten was, dan hadde de zaak een ander aanzien, maar, daar de oude Wetten, en dat wel doorgaans in dezelfde bewoordingen, veel al behouden zyn, geeft de rechte kennis van den tyd der eerste oor prong van de Wet dikwils zeer veel licht, om de waare meaning der woorden te vatten, gelyk men in dit Werk te meermalen zien zal. De oude Ordonnantie van 1602 kwam my, zo verre die strekte, zeer ter hulpe, want daar in konde ik den oorsprong veeler Wetten doorgaans vinden, en, die weetende, konde ik meerendeels de bronnen nagaan, zo in de geschreevene aanteekeningen en uittrekzels, die ik zelve, zedert veele Jaaren, in het leezen der oude Staats Resolutieboeken, hadde verzameld, als in de by my hoogsrgeachtte schat der oudheid, die wylen de Heere Baron thoe Schwartzenberg en Hehenlandsberg, die het Vaderland, helaas! te vroeg ontrukt is, in zyn uitmuutend Charterboek, der vergeetelheid heeft onttrokken.’ In de eerste plaats, is hy doorgaans te raade gegaan, met het geen hy uit de geschreven Staats Resolutieboeken had getrokken; ook had hy, by het zamenstellen van zyn Werk, in veele opzichten, geene andere gelegenheid, ter oorzaake, dat de stukken van het Charterboek, die tot den tyd, die hy als toen behandelde, betrekkelyk waren, nog niet waren in 't licht gegeeven. Maar, na dat alle de vier deelen waren uitgegeeven, bevondt hy, dat zyne uittrekzels, uit de geschreevene Resolutieboeken, in twee gevallen, met de Stukken, in het Charterboek geplaatst, niet volkomen overeenstemden; doch daar 'er niet alleen geene | |
[pagina 416]
| |
redenen waren, om aan de stukken van het Charterboek dc voorkeur boven de geschreevene Resolutieboeken te geeven, maar 'er zelfs overwicht Van redenen is, om de geschrevene Resolutieboeken, in deeze twee gevallen, boven de in het Charterboek gedrukte stukken te stellen, heeft hy dieswegens in zyn Werk niets behoeven te veranderen. Het eerste is, dat hy, op den Tit. van Hypotheecquen, de registratie alleen bepaalende tot de onroerende goederen, onder anderen, uit eene Resolutie van den 24 July 1588, en eene van den 11 February 1599, aantoont, dat aan de Registratie van Hypotheecquen, op roerlyke goederen, nooit is gedacht. En dit is gesteld, op grond van eene geschrevene Staatsresolutie van 1588, te vinden in het Copie Resolutieboek, berustende in de Bibliotheek van het Hof Provinciaal, alwaar dus geleezen wordt: Ordonneeren en staluceren, dat voortaan van alle Hypotheecquen en verbindingen, of alienatien van renten of onroerende goederen, ter presentie enz. Maar in het 4de deel van het Charterboek, pag. 710, alwaar die Resolutie, doch under dato van den 23 July, geplaatst is, wordt deeze periode aldus gevonden: Ordonneeren ende statueeren, dat voortaane alle Hipothecen, ende verbindighen, soe wel van roerende als onroerende guederen, ende verkopinghen, ofte alienatien van renthen ofte onroerende guederen, ter presentie enz. Het verschil van eenen dag is van geen belang; maar de leezinge der twee stukken verschilt in de zaak, daar het op aankomt, hier zo zeer, ‘dat (zegt de Heer Binckes) indien de leezinge van het Charterboek de echte is, myne redeneeringe in zo verre fals is, als ik zegge, dat men nooit om de registratie van roerende goederen gedacht heeft, hoewel myne stelling, naar de tegenswoordige Wet, voor het overige, even waar blyst’ Het is dan de vraage, aan welke zyde de waare leezinge zy? In het Origineele Staats-Resolutiebock, in 's Lands Secretarie, wordt dit stuk, zo veel de Heer Binckes heeft kunnen nagaan, niet gevonden, en daar door mist men het gereedste en zekerste middel van decisie, in dit geschil. Dit verwondere echter niemand. De Heer Binckes geeft hiervan de volgende reden: ‘In die oude tyden, wierden de zaaken zo niet behandeld, als in laateren tyd. De Heeren Staaten vergaderden niet altyd op een en dezelfde plaatze. De Pointen, die de Heeren Gedeputeerden ter deliberatie bragten, | |
[pagina 417]
| |
wierden op het halve blad geschreven, en, indien de Heeren Staaten het voorstel aanuamen, bestond de geheele Resolutie daarin, dat nevens het Poinct gesteld wierde, Fiat; of anders, met weinige woorden, geschreeven, in hoe verre het point wierdie aengenomen of verworpen. ‘Men hadde toen geene Resolutieboeken, voor zo veel ik hebbe kannen bespeuren, maar de stukken, ten Landsdage gedieud hebbende, wierden los bewaard, en de oude Resolutieboeken van dien tyd, die nu voor handen zyn, zyn verzamelingen van die stukken, in laateren tyd by elkanderen gebragt, en het is alzo niet te verwonderen, dat in die verzamelingen van origineele stukken nu zommige ontbreeken; weshalven men over de echtheid der voorhanden zynde losse stukken, en afschriften, nu moet oordeelen uit het meest waarschynlyke.’ Het geen voor de echtheid van het stuk, zo als het in het Charterboek gevonden wordt, pleit, is, voornamelyk, het onderschrist, waarin gezegd wordt, dat hetzelve gecollationeerd is, tegens verscheidene origineelen en geauthenticeerde Copien, enz. Maar de Heer Binckes vraagt, billyk, ‘hoe kan 'er, van eene Staatsresolutie, meer dan een Origineel zyn? En heest men de Origineelen gehad, wel waarum heeft men dan in het Charterboek geen origineel stuk, maar alleen eene geauthenticeerde Copie geplaatst. Dat ook reeds in 1599 het origineel niet meer voorhanden was, is afterneeten uit het onderschrift van dit zelfde stuk, zo als het op dat Jaar in het Charterboek voorkomt, op pag. 1035, tevwyl daar gebragt wordt een Copie, van eene Copie N.B. te boek staande.’ ‘Ik moet derhalven (zegt hy) de vryheid neemen, te zeggen, dat ik voor als nog niet kan gelooven, dat de origineelen, tegens welke dit stuk in het Charterboek gezegd wordt gecollationeerd te zyn, waare origineelen zyn geweest. Het opschrift van 't stuk, zo als dat in 't Charterboek op 't Jaar 15 9, pag. 1035 voorkomt, pteit zelve tegens de echtheid; want dat is dus: Resolutie der Staaten, nopens het verbinden en verkoopen van vaste goederen en Renthen, enz. Hoe komt men toch aan zulk een opschrist, indien rocrende goederen mede ender die Wet begrepen waren? Verders, dat ooschrist zegt, dat het stuk is eene Resolutie, van 23 July 1588, en 11 Febr. 1599. En echter wordt daar niets gevonden, van 't Jaar 1599, terwyl het stuk aldaar woordelyk gelyk is, met het geene op 't Jaar 1588 is geboekt, daar nochtans, ingevolge het geschrevene Copie Resolutieboek, van 't Jaar 1599, | |
[pagina 418]
| |
wel degelyk iets nieuws geschied is, namelyk, dat de Publicatie op nieuws geordonneerd is, niet alleen, maar ook met een bygevoegd bevel, aan alle huoge en leege justicieren, om hen daarna te reguleren.’ By het 14de point der Landsdag van dat Jaar, spreeken de Heeren Gedeputeerden ook uitdrukkelyk, van de Resolutie van 15 8, als, nopens de Hypotheecquen, alleenlyk rie onroerende goederen betreffende, en dit, gevoegd by het evengemelde opschrift, in het Charterboek op't Jaar 1599 gevonden wordende, dunkt den Heer Binckes overtuiglyk te bewyzen, dat de Resolutie van 1588 ook tot de roerende goederen niet heeft behoord, het geen nog daaruit verder bevestigd wordt, dat, kort na dien tyd, te weeren in 1601, by Ordonnantie van den 18 Febr., en daarop gevolgde oude Lands-Ordonnantie van 1602, ook alleen de onroerende goederen voorkomen, als het Onderwerp der Wetgeevinge. Het tweede stuk, waarin de Heer Binckes met het Charterboek verschilt, is eene Resolutie, by hem aangehaald op het 5de Art. van den 13den Tit., des 2den boeks, als van den 9 April 1591, waaruit hy op bladz. 176 van het tweede deel, eene periode opgeeft, die men in dat stuk, zo als het zelve in het 4de deel van het Charterboek, op bladz. 765 en volg, onder den 8sten April geboekt is, niet vind. Het onderschrist, onder dat stuk, behelst, dat het genomen is, uit het Staats Resolitieboek, berustende ter Griffie van den Hove van Friesland. Het Charterboek by hem zynde nagegaan tegens twee Copiën Resolutieboeken, uit 's Hof Bibliotheek, met verschillende hand geschreven, bevond hy het stuk, zo als het in het eerste geplaatst is, niet alleen hier, (het 5de Art in het Charterboek, doch het 6de in de geschrevene Copien) veel minder te behelzen dan de twee eeustemmige Copien, maar genoegzaam in alle de overige Articulen, op dezelfde wyze, gesteld te zyn. Daarop heeft hy het gemelde stuk, uit de Griffie zelfs ingezen, en bevonden, dat hetzelve wel overeenstemt met het Charterboek, tnaar ook, dat dit stuk geen het minste gesag van echtheid heeft, als zynde maar eene losse Copie, en, gelyk men uit vergelykinge van de evengemelde twee eenstemmige Copie Resolotieboeken, moet opmaaken, maar korte extracten behelzende. Doch, om dit stuk buiten allen mogelyken twyfel te stellen, heeft hy nagegaan, of, in het origineele Resolutieboek, dit stuk ook voor handen ware, en hy had het genoegen, hetzelve aldaar, be- | |
[pagina 419]
| |
hoorlyk onderteekend, te vinden, en wel volkomen overeenstemmende, met de meergemelde twee Copien Resolutieboeken, zo in de zaak zelve, als in de dagteekening van den 9den April. Men vindt het aldaar op fol. 46 verso Art. 6. Dat hot in het Charterboek onder Art. 5 gevonden wordt, komt daar by toe, dat het 4 en 5 Art. uit het Resolutieboek in een zyn getmolten, en beiden in het Charterooek onder 4 gebragt. Voorts heeft de Heer Binckes, om te weeten waaruit de nieuwere Wetten ontleend zyn, het opsiel der vier Heeren Advocaaten nagegaan, die tot herzieninge der oude Ordonnantie, en het helpen opmaaken der nieuwe, door de Commissie der Heeren Staaten zyn gebruikt, en van welken men in dit Werk dikwils melding vindt, onder den naam van Advocaaten, Reviscurs, of ook wel eenvoudig van Reviseurs. Dit opstel, vergeleeken met het daaruit opgemaakte, door de Heeren van de Commissie in het Mindergetal, en de gemaakte bedenkingen van het Hof van Justite daaromtrent, die beiden in geschriften op de Cancellarye berusten, zyn hem van ongemeen veel dienst geweest, gelyk ook de eindelyke bepaalingen van het werk der Ordonnantie, by de Heeren Staaten gemaakt, waarvan hy, door de vriendelykheid van wylen 's Lands Secretaris, den Heere van Plettenberg, gebruik heeft mogen maaken, hem van veel nut geweest zyn. Ook heeft hy verscheidene Placaaten van aanbelang, schoon zommige niet rechtstreeks tot de Ordonnantie behoorende, in dit Werk ingevoegd en behandeld, waarvan de Leezer een lyst voor ieder deel, daar ze in zyn, zal vinden. Voorts heeft hy in 't algemeen, in de behandelinge der Wetten, zyn eigen oordeel gevolgd, en daarvan de redenen telkens opgegeeven, om dat hem altyd die wyze van schryven de beste, de meest leerzaame, en minst verveelende, is voorgekomen. Met het geen anderen 'er hier of daar van zouden mogen gezegd hebben, heeft hy hem doorganns in 't geheel niet opgehouden; doch daar wylen de Heer Hamerster, even gelyk hy, opzettelyk over de Ordonnantie geschreven heeft, heeft hy nu en dan zyn gevoelen getoetst en zyne tegenbedenkingen opgegeeven, vertronwende daar in met alle zedigheid gehandeld, en de waarde van dat Werk niet verminderd te hebben, zo dat beide deeze Verklaaringen | |
[pagina 420]
| |
van de Heeren Hamerster en Binckes, met elkanderen vergekeken, een volleedige Commentarie, over de Statuten, Ordonnantien, enz. van Friesland, zouden kunnen opleveren. |
|