| |
| |
| |
Nauwkeurige en duidelyke Verklaaring over de Statuten, Ordonnantien, Reglementen, en Costumen van Rechten in Friesland; volgens Staats-Resolutie van den 12 Maart, 1722 gedrukt en gepubliceerd. Uit het gemeene Keizerlyke Recht opgehelderd, en met zeer veele gewysde zaaken van den Provinciaalen Hove aldaar, nader bevestigd: dienende ook tot verdere opening en betooging van het geen de Ed. Heer Ulrik Huber, in een aanmerkelyk getal plaatzen van zyne Hedendaagsche Rechtsgeleerdheid bygebragt en aangeweezen heeft. Alzoo tot gemeen nut en onderrichting opgesteld, door Dominicus Hamerster, in leven, Raad Ordinaris in den Hove van Friesland. Uitgegeeven, door Ulrich Jan Huber, Advocaat voor den Hove van Friesland. Derde Deel. Te Franequer, by Dionysius Romar. In groot quarto, 490 bladz.
Dat eene Verhandeling over Wetten, waaronder wy leeven, en naar welke wy ons burgerlyk gedrag moeten inrichten, ten uitersten weetenswaardig en noodzaakelyk is, zal niemand ligtelyk tegenspreeken. Uit dien hoofde, moet men met lof gewaagen van den arbeid des Heeren Huber, die, ten dienste zyner Friesche Landgenooten, het tot nog toe onvoltooide Werk van wylen den Heer Hamerster, uit 's Mans handschriften, behelzende eene Verhandeling over de beide laarste Boeken der Landsor. donnantie, zo veel mogelyk, heeft ten einde gebragt; in het vaste en billyke vertrouwen, dat ieder Leezer bescheidenheids genoeg zal hebben, al het gebrekkige dat daarin mag huisvesten, over het hoofd te zien, en noch op rekening van den Schryver, noch van hem, als Uitgeever, te stellen; niet van den Schryver, omdat het dien kundigen en werksaamen Man niet heeft mogen gebeuren op deeze zyne grondslagen het gebouw verder op te trekken, ik laat staan de laatste hand daaraan te leggen en te voltooijen; niet van hem als Uitgeever, omdat hy het ongeoorloofd rekende 'er iets van het zyne, zo hy 'er al het een of ander tot uitbreiding of verbetering had kunnen byvoegen, 'er in te weeven, of door uitlaating of verandering dit Werk te verminken.
Wat nu de behandeling van den Heer Huber zelve betreft; zo verhaalt hy ons in zyn Voorbericht, dat hy de drie Handschriften van den Heere Hamerster, (van welken
| |
| |
het eerste een meer of min ruuwe schetse en opstel deezer Verhandeling behelsde, loopende tot den 21sten Tit. van 't vierde Boek; het tweede eene meer uitgewerkte en volledige Verhandeling over die zelfde Boeken, zich uitstrekkende tot den eersten Titel des derden Boeks; en eindelyk het derde eene uitvoerige, nette, zeer kundige, en alleszins nuttige Verhandeling, die echter niet verder ging dan tot het 77ste Art. des 2den Tit. van het 3de Boek) dat hy, zeggen wy, deeze Handschriften, ieder op zich zelven met elkanderen vergeleken, naauwkeurig nagegaan, en getrouw gevolgd heeft, - dat hy, daar iets aan den volzin haperde, een enkeld woord heeft bygevoegd, doch zo dat hy volkomen de gevoelens van den Schryver behouden heeft; - dat hy de aanhaalingen der Wetten en Aucteuren nagezien, derzelver toepassing overdacht, de enkelde daarin gesloopen abuizen verbeterd, en het dus van dien kant min berispelyk heeft zoeken te maaken; - dat hy de aangehaalde Decisiën met aanteekeningen van andere Heeren, zo wel in Boeken als Handschriften, dikwils vergeleken, en dezelve doorgaans eenpaarig bevonden heeft; - dat hy den styl des Schryvers geheel bewaard, doch de spelling naar zyn eigen zin gebezigd heeft, en dat hy 'er hier en daar een Noot heeft bygevoegd, dewyl hy by het overdenken en naleezen van eenige geschreevene Aanteekeningen en Landsordonnantien, als anderszins, veele zaaken vond, welke tot zyn voornaam oogmerk, algemeene nuttigheid namelyk, dienstig scheenen te zyn. Hy begreep dat deeze Verhandeling in handen van onderscheiden soort van menschen zoude komen, en dat hy dus door eene decisie, nadere opheldering van den Aucteur, of enkeld een tegenovergesteld gevoelen mede te deelen, niet onders dan dienst aan sommigen konde doen; daar meer kundigen 'er geene schaade by leeden, dewyl de Nooten, aan den voet der bladzyde geplaatst, niets hinderden in 't voorleezen, en gemakkelyk konden worden overgeslagen. Een Register heeft hy overtollig geoordeeld, om
'er by te voegen, dewyl alle de zaaken zodanig onder haare eigene Titelen en Artikelen geplaatst zyn, dat zy met een opslag van het oog, zelfs door min kundigen, gevonden kunnen worden.
Wy zouden nu wel eenige Aanteekeningen van den Heere Hamerster, uit dit Werk, kunnen opgeeven; doch daar 's Mans kunde uit de voorige Deelen reeds genoeg bekend is, en het daarenboven voor veele Leezers, die
| |
| |
geene Rechtskunde genoeg hebben, om over deeze zaaken te oordeelen, onaangenaam zou zyn, hebben wy het in tegendeel met den aart deezes Werks niet onvoeglyk geoordeeld, indien wy de beknopte levensschets van deezen geächten Rechtsgeleerden, zo als dezelve ons door den Heer Huber in zyn Voorbericht word opgegeeven, onzen Leezeren mededeelden.
‘Deeze geachte Schryver dan, wierd te Leeuwaarden gebooren, den 3 November, 1689. O.S. en ontving by den doop den naam Dominicus naar zynen Grootvader, die twee Jaaren daarna als Old Schepen deezer Stad, in den ouderdom van een-en-zestig Jaaren, overleed. Zyne Ouders waren Aggaeus Hamerster, die den 18 July 1717 in zyn 56ste Jaar als Old Raadsheer het tydelyke met het eeuwige verwisselde; en Jeltje Wielinga, dochter van Epeus Wielinga, in leven vyf maalen Burgemeester deezer Stad, lange Jaaren Volmagt ten Landsdage, Raad ter Admiraliteit in Friesland, en Gedeputeerde Staat deezer Provincie.
Na dat onze Schryver zich met alle vlyt, en een zeer gelukkigen uitslag, op de beoefening der Rechtsgeleerdheid en andere daarby noodzaakelyke Wetenschappen, had toegelegd, wierd zyn yver al vroeg beloond, en aan zyne verdiensten openlyk recht gedaan; want nauwlyks 26 Jaaren oud, stelden 's Lands Staaten hem, in de plaatze zyns waardigen Vaders, aan tot Raad Ordinaris in den Hove van Friesland, en vertrouwden hem dus een der aanzienlykste en gewigtigste Ambten in deeze Provincie. En te recht; want, daar deeze post eene grondige kennis der Roomsche en 's Lands Wetten, een doordringend oordeel, om dezelve op de gevallen toe te passen, en een alleszins eerlyk hart, om zonder aanzien des persoons te richten, onvermydelyk vordert; daar vond men deeze hoedanigheden in eenen byzonderen hoogen trap by onzen uitmuntenden Man. Getuigen hiervan zo veele, als hem dagelyks de doorslaandste proeven daarvan in den Raad hebben hooren geeven. - Getuigen zy, die menigwerf van zyne verltandige, voorzichtige en getrouwe raadgeevingen ten hunnen nutte gebruik hebben gemaakt. - Getuigen dezulken, die by eene naauwe verkeering nooit anders dan den braaven, den eerlyken, Man in hem hebben gevonden. - Getuige eindelyk zyne uitmuntende Verhandeling over de twee eerste, en een gedeelte der twee laatste, Boeken van 's Lands Ordonnantie, een Werk, dat by het laate nagslacht, zo lang men prys op
| |
| |
's Lands Wetten stelt, in de hoogste achuing en zegening zal blyven.
Deezen gewigtigen post heeft hy, na denzelven agten veertig Jaaren, en wel in 't laatst als Eerste en Praesideerende Heer, met de grootste toejuiching, bekleed te hebben, in den Jaare 1763 neergelegd.
Dan, schoon hoog bejaard, van eenen werksaamen aart zynde, heeft hy niet kunnen rusten, maar de belangens van het dierbaar Vaderland, dat hem zeer ter harte ging, nog als Gevolmagtigde ten Landsdage, me alle Cordaatheid, die een waardig Regent betaamt, waargenomen tot weinige Jaaren voor zynen dood, die inviel op den 11den May, 1774, nadat hy, doorgaans gezond, den ouderdorn van vier-en-tachtig Jaaren en byna zes Maanden, bereikt had.
Hy is getronwd geweest met Maria Agnes Huber, oudste dochter van Hermanus Huber, in leven Secretaris der H. Staaten, Historieschryver deezer Provincie, naderhand Burgemeester der Stad Sneek, en negen Jaaren Gedeputeerde Staat van Friesland, en Elisabeth de Hertoche: by welke weergadelooze Vrouw hy in een allergewenschten echt agttien Kinderen verwekt heeft.
Dan de voorspoed zyns levens is zeer getemperd geworden, door menigvuldige tegenspoeden; want, behalven zyne uitmuntende Echtgenoote, die in haar 58ste Jaar overleed, heeft hy helaas 14 zyner Kinderen ten Grave zien daalen; laatende by zyn overlyden alleen twee Zoons, twee Dochters, en twee Kindskinderen na, waarvan een Zaon, Hennanus Ulrich, in den Jaare 1779 overleeden is; dus dit talryk en aanzienlyk geslacht alleen rust op een Zoon, den H. Ludewich Hamerster, zeer geacht Predikant te Amsterdam, twee Dochters, Elisabeth Suffrida, en Agatha Wilhekmina Hamerster, welker eerste gehuuwd is geweest aan den waarlyk grooten Rutger Schutte, in leven Predikant te Amsterdam, eene Kleindochter uit voorn. H.L. Hamerster, en een Kleinzoon uit wylen den jongsten vooroverledenen Zoon onzes Schryvers, die aan het hooge School te Franequer de voetstappen zynes lofwaardigen Grootvaders yverig drukt.’
Nu nog eemenkeld woord van het beminnelyk Karakter onzes Schryvers.
Geschikt (om my met eenige verandering de woorden van den onstrerflyken Montesquicu, nopens den Heer de Sacy ten nutte te maaken) voor de Saamenleeving,
| |
| |
was hy 'er beminnelyk, was hy 'er nuttig in, zyne manieren waren zagt, zyne redenen streng. Die hem nodig had was hy een Vriend. - Hy voegde by een schoon vernuft eene nog schoonere ziel. De hoedanigheden van den geest waren by hem alleen in de tweede Orde: zy versierden zyne verdiensten, maar zy maakten ze niet uit.
Als een liefhebbend en zorgdraagend Man en Vader, wierd hy door Echtgenoote en Kinderen vuurig bemind: als een volstandig Betrachter van deugd en ongeveinsde Godsvrucht, wierd by door ahen geëerd en gevreesd. In één woord, zyn geheele leven ademde oprechtheid en welwillendheid, de goede inborst straalde 'er overal door, en de groote Man vertoonde zich niet dan met den eerlyken Man.’
|
|