Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Geest der Wetten, door den Heere Baron De Montesquieu. Uit het Fransch vertaald, door Mr. Dirk Hola van Nooten, Raad in de Vroedschap, en oud-Scheepen der Stad Schoonhoven, Lid van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschapen; met Wysgeerige en Staatkundige Aanmerkingen, zo van eenen Onbekenden, als van den Vertaaler. Tweede Deel. Te Amsterdam, by Willem Holtrop, 1784. In gr. octavo, 587 bladz.Ingevolge onzer beloften, laatstleden gedaanGa naar voetnoot(*), om van tyd tot tyd eenige Proeven van de Wysgeerige en Staatkundige Aanmerkingen van den Heer van Nooten, op het onsterfelyk Werk van den beroemden Montesquieu op te geeven, zullen wy thans aan deeze beloften voldoen, en weder eenige staaltjes van 's Mans arbeid onzen Leezers onder de Oogen brengen. In het dertiende Boek van den Geest der Wetten, handelt de Heer Montesquieu over eene stoffe van zeer veel aanbelang, te weeten, over het heffen van belastingen. Hoe zeer men nu natuurlyk verwachten zou zulk een gewigtige Stoffe, in een werk van deezen aart, uit den grond opgehaald, en met alle naauwkeurigheid voorgesteld, te zullen ontmoeten, vindt men zich echter, naar het afleezen van dit dertiende Boek, in die verwachting grootendeels te | |
[pagina 366]
| |
leur gesteld. Uit dien hoofde heeft de Heer van Nooten, in vertrouwen dat de billyke Leezer zyne Aanmerkingen ten beste zal willen houden, een proeve genomen, in hoe verre deeze door ontelbaare onderscheidingen, misvattingen, enz. ingewikkeld gewordene Stoffe, tot eenvoudigheid en klaarheid te brengen zy. ‘Hier toe, (zegt hy) moet men in de eerste plaats onderzoeken, op welke gronden een Souverain van zyne Onderdaanen het opbrengen van belastingen kan vorderen? terwyl hieruit, in de tweede plaatse, de voornaamste regels, welke eene verstandige Regeering in het voorschryven en invorderen derzelven moet in het oog houden, zich als van zelve zullen opdoen. Ik heb in myne Noot, op het 9 H. van het 3 Boek eenigzins breedvoerig het oorspronklyk denkbeeld van eenen Burgerstaat met de voornaamste gevolgen van dien ontwikkeld; ik heb daar gezegd, dat uit het denkbeeld van eene Burger-maatschappy voortvloeit, dat zy moet bestuurd worden, dat de Bestuurders van eene Maatschappy de magt moeten hebben, om dat geene, 't welk zy tot welzyn van die Maatschappy nodig oordeelen, ter uitvoer te brengen, en dat ten dien einde de geheele Maatschappy een zeker vertrouwen moet stellen in die geenen, welke de Maatschappy bestuuren. Laaten wy nu deeze denkbeelden eens wat verder openleggen. Eene Maatschappy, welke zich ter bevordering van de onderlinge veiligheid en vermeerdering van het onderling geluk van derzelver Leeden vereenigd heeft, krygt van het ogenblik van die vereeniging af een zeer groote menigte behoeften, welke allen op te tellen deeze plaats my niet toelaat. Om 'er evenwel een algemeen denkbeeld van te geeven, zal ik eenige van haare voornaamste behoeften opnoemen. Zy moet bestuurd worden. By gevolg moet zich een na derzelver grootheid geëvenredigd getal van leeden van jongs af toeleggen, om zich in alle die takken, welken tot bestuuring van dezelve behooren, bekwaam te maaken; en, nadat zy die bekwaamheid verkregen hebben, en tot het bestuur in den eenen of anderen tak geroepen zyn, moeten zy zich geheel en al aan de bevordering van de belangen van die Maatschappy overgeeven. De beveelen van deszelfs Bestuurders moeten ter uitvoer gebragt worden. By gevolg moet al weder een ander geëvenredigd gedeelte van die Maatschappy hunnen geheelen tyd aan de uitvoering van die beveelen opofferen. Zy moet beschermd en tegen alle | |
[pagina 367]
| |
buiten- en binnenlands geweld verdeedigd warden. By gevolg moet al wederom 1) zich een geëvenredigd gedeelte ten dien einde afzonderen, en 2) behoorlyke fortificatien aangelegd, en gereedschappen ter verdeediging aangeschaft worden. Zy moet gelukkig gemaakt worden. By gevolg moet daar aan de Ingezetenen gelegenheid verschaft worden, 1) om de Jeugd eene behoorlyke opvoeding en kundigheid in die dingen, welke de aangenaamheden, en het geluk van het leven, grootelyks vermeerderen, te bezorgen: hiertoe behooren de openbaare Schoolen, de Academiën, 2) om hunnen Godsdienst te oefenen, hiertoe behooren Kerken, en andere Godsdienstige Gestichten, openbaare Leeraars, enz. 3) om hunnen Koophandel, zo in 't groot als in 't klein, te dryven. Hiertoe behooren goede bekwaame Wegen, Havens, Zeehavens, binnenlandsche Kanaalen, enz. en al het geen verder tot bevordering van 't geluk van die Maatschappy behoort. Uit dit gezegde zal nien genoegzaam een algemeen denkbeeld bekomen, dat een Maatschappy, zodra zy opgerecht wordt, zeer veele behoeften verkrygt. Ieder Lid van eene Burgermaatschappy heeft zich of uitdrukkelyk of stilzwygend. verbonden, om het zyne te draagen in de bevordering van de algemeene veiligheid en het algemeen geluk; - maar ieder Lid van die Maatschappy heeft ook zyne eigene behoeften, welke hy voor zich zelven moet verschaffen. Indien nu alle de bovengemelde Leeden, de Bestuurden, de Uitvoerders van de beveelen der Bestuurders, enz. enz. zonder eenige belooning hunnen geheelen tyd aan die zaaken moesten geeven, dan zou de geheele natuurlyke Orde der Maatschappy ten ondersten boven geraaken, dan zouden die geenen, welken nagt en dag tot welzyn van die Mantschappy moesten arbeiden, hunne eigene behoeften onverzorgd moeten laaten, en dus zelve de ongelukkigsten zyn, terwyl dan in tegendeel de overigen, welken de voordeelen van dien arbeid op hun gemak genooten, in 't geheel niet zouden voldoen aan hunne verplichting, om het hunne in de bevordering van de algemeene veiligheid en 't geluk te draagen. - Eén van deeze twee zaaken moet derhalven gebeuren; of alle de Leeden van de Maatschappy moeten alles doen, zy moeten allen bestuuren, allen Uitvoerders van de bevelen zyn, allen beschermen, allen aan de Fortificatiën arbeiden, enz. enz. Of die geenen, welken aan alle deeze dingen niets doen, moeten, ter vergoeding van den arbeid van hunne | |
[pagina 368]
| |
Medeleeden, en van het verlies van dien tyd, welken zy ter verzorging van hunne eigene behoeften hadden kunnen en moeten besteeden, op hunne beurt de verzorging van de behoeften van die voor de Maatschappy zo nuttig werkende Leeden voor hunne rekening neemen. Dan, daar het eerste eene volstrekte onmogelykheid in zich bevat, zo volgt dat 'er niets overblyft dan het laatste. Gelyk nu deeze verzorging der behoeften van de alzo voor de Maatschappy werkende Leeden, in geld kan berekend worden, zo is het eenvoudigste en natuurlykste middel, 't welk men hierin kan bezigen, dat een iegelyk Lid van deeze Maatschappy een behoorlyk aandeel in geld opbrenge, 't welk, na de behoeften van de Maatschappy geëvenredigd wordende, de Bestuurders in staat stelt om aan dezelve te voldoen. Dit is in weinige woorden de eenvoudige en waare grond van alle belastingen. Uit het tot hier toe beredeneerde volgt van zelve, dat het invoeren van de belastingen, en het nuttig besteeden van de alzo verkregene penningen, een voornaam gedeelte van de bestuuring der Maatschappy uitmaaken. Het kan dienvolgends in eene Maatschappy alleen het werk van de Regeering zyn, evenveel of dezelve despotiek, monarchaal, aristocratisch of democratisch zy, om de belastingen te bepaalen, welke ook, zo lang het vertrouwen op de Regeering, waarvan ik in de aangehaalde Noot sprak, duurt, vredig zullen worden opgebragt. Het is op zich zelve waarachtig, het geen de Heer de Montesquieu in dit Roek H. 12, leert, dat eene Regeering, welke de Leeden van haare Maatschappy de meeste Vryheid doet genieten, ook het zekerste kan zyn, dat de belastingen, al zyn zy al eens wat zwaar, evenwel zullen opgebragt worden, en dat de despotiekste Regeeringen in het opleggen van belastingen doorgaans, uit vrees voor omwentelingen, de gematigdste wegen gebruiken; het is zoo, dat het aangenaame genot van de Vryheid een tegenwigt tegen het drukkende van de belastingen oplevert, en dat de geringheid der belastingen eene soort van troost tegen het drukkende der slaverny uitmaakt; maar hoe zeer deeze gronden in het algemeen waar, en op de geschiedenis van alle volkeren gegrond zyn, zo zou evenwel zodanig een Financier, welke niets anders, dan deeze gronden ten regel van zvne belastingen volgde, de grootste dwaasheid der Waereld begaan, en deerlyk bedrogen uitkomen. Een bekwaam Herder moet zyne Schaapen scheeren, en niet vil- | |
[pagina 369]
| |
len. Te recht zegt de Heer de Montesquieu, dat 'er geene zaak is, welke met meerdere wysheid en voorzigtighoid moot behandeld worden dan het werk van de belastingen. - Het was te wenschen geweest, dat hy de Regels van wysheid en voorzichtigheid, welke in dit Werk in 't oog moeten gehouden worden, had opgegeven. Ik ontken niet, dat in dit dertiende Boek, hier en daar, eenige goede Regels worden voorgesteld, doch behalven dat hy 'er veelen overgeslagen heeft, zo leggen dezelve zeer verward door een. Om hierin al weder, zo veel myne geringe vermogens toelaaten, het gebrek te vervullen, zal ik eenige voornaame Regels opgeeven, welke ik meen dat de proef van een naauwkeurig onderzoek kunnen uitstaan. 1) Eene Regeering, welke de belastingen, die ieder der Leeden van de Maatschappy zal opbrengen, wil bepaalen, moet in de allereerste plaats nimmer uit het oog verliezen, hoedaanig de Regeeringsvorm ook zy, dat de belastingen eigenlyk dat geene zyn, 't welk, over het geheel genomen, alle de Leeden van de Maatschappy toebrengen tot bevordering van hunne Veiligheid en Geluk. De naauwkeurige waarneeming van deezen Regel is het veiligste behoedmiddel tegen misbruik van Gezag, en verkrachting van Vryheid. 2) Moet zo eene Regeering, alvoorens tot de bepaaling der belastingen over te gaan, alle de behoeften van de Maatschappy, grondig kennen, dezelve met de tegenwoordige, en zo veel uit waarschynlyke omtstandigheden met goede gronden kan gegist worden, met de toekomende, zo binnen- als buitenlandsche betrekkingen van den Staat vergelyken, en daaruit een verstandig beduit opmaaken, welke behoeften de spoedigste voorzorg vereischen, welke wederom eenig uitstel kunnen toelaaten, welke daarentegen enkel denkbeeldig zyn, of op verkeerde gronden gebouwd, en daarom afgeschaft dienden te worden. 3) Moet zo eene Regeering ook alvoorens raadpleegen met de vermogens van alle de Standen in de Maatschappy, echter wel in 't oog houdende, dat eene al te groote nieuwsgierigheid in dit Stuk niet anders dan de heillooste gevolgen kan hebben. 4) Moet zo eene Regeering op eene voorzichtige wyze, en vooral zonder iemand tot de opvolging van haare begrippen te willen dwingen, aan de Maatschappy alle mogelyke wegen en middelen aanwyzen, om haaren wetvaart uit oe breiden, alle wezenlyke hulp ten dien einde verlee- | |
[pagina 370]
| |
nen, en alle redelyke verzoeken, welke daartoe strekken kunnen, toestaan, - ten einde langs deezen weg alle Standen door de ondervinding van het waar genot, 't welk zy van het betaalen der belastingen hebben, tot eene blymoedige opbrenging van dezelve aan te moedigen. 5) Moet zo eene Regeering alle mogelyke middelen uitdenken, om de manier van het invorderen van die belastingen voor de Leeden der Maatschappy gemakkelyk en vooral niet lastig te maaken. De termyn der betaaling moet, zo veel maar mogelyk is, naar het gemak der Leeden ingericht, en vooral daarin dien tyd in 't oog gehouden worden, op welken de meeste Leeden het best by kas kunnen zyn. Nimmer moeten ook de Leeden aan knevelaryen en mishandelingen van de Invorderaars der belastingen bloorgesteld worden. De Wetten op de belastingen, moeten (niet alleen volgens de Montesquieu in despotieke Staaten, maar ook in alle soorten van Regeeringsvormen) duidelyk, klaar, en aan geene dubbelzinnigheden onderhevig zyn, - de Straffen moeten naar de natuur der misdaad geëvenredigd, nimmer willekeurig, nimmer despotiek zyn; de manier der Rechtspleeging moet kort, en aan de minst mogelykste uitvluchten en uitstellen blootgesteld weezen. 6) De Domeinen en andere Eigendonmen van den Staat, welken een andere soort van 's Lands inkomsten zyn, moeten, met zo veel wysheid en grondige kennis bestuurd worden, dat zy de belastingen, zo veel mogelyk is, kunnen helpen verligten. 7) Eene zodanige Regeering moet, van de alzo uit de belastingen verkreegene penningen, een zodanig nuttig, en zo veel mogelyk is, in 't oog loopond gebruik maaken, dat daardoor het vertrouwen op de Regeering aanwassche, en een ieder verzekerd zy, dat hy zyne belastingen ten algemeenen nutte betaale, ten welken einde het in sommige Republieken niet ondienstig zon zyn, dat de rekeningen in het openbaar gehouden wierden, kunnende, tot wegneeming van de grootste zwarigheid, welke men hier tegen kan inbrengen, als of daardoor menigmaal zeer groote geheimen, zeer verre vooruitzichten, by welker te vroege openbaarmaaking het oogmerk gemist, en de wezenlykste belangen van den Staat benadeeld zouden kunnen worden, zouden kunnen uitlekken, jaarlyks eene zeer aanmerkelyke som onder eenen algemeenen post gebragt worden; - nimmer moet eene Regeering, vooral eene Re- | |
[pagina 371]
| |
publikeinsche tot die laaghartigheid vervallen, waarvan de Heer de Montesquieu in het 8ste Hoofdstuk van dit Boek spreekt van het Volk in eene soort van beguicheling te houden. Eene weldenkende Regeering moet alle haare zaaken eerlyk, en zonder bedrog, uitvoeren; want zo dra het Volk eenmaal een begrip krygt van om den tuin geleid en in beguicheling gehouden te worden, dan vervalt op het zelfde oogenblik alle vertrouwen op de Regeering, en dan wordt even daardoor de best ingerichte Maatschappy op den oever van haaren ondergang gebragt. 8) Moer zo eene Regeering zorge draagen, dat tot de invordering van die belastingen de gematigdste en eerlykste hieden gebezigd worden, die in de behandeling van hunne eigene zaaken voor goede Huishouders bekend zyn, en tevens, dat van alles allernaauwkeurigst Book gehouden en alles zonder eenige de minste toegeevendheid verantwoord worde. Eindelyk o) Moet zo eene Regeering zeer kiesch zyn in het onderscheiden van die zaaken, op welken zy de belastingen wil leggen. - De eerste Regel hierin is, dat men zop veel mogelyk zorge draage, dat ieder, naar evenredigheid, even veel betaale, miss egter de zaaken van de eerste noodzakelykheid niet al te zwaar belast, en vooral ook de werkende hand niet te zeer gedrukt worde. Zie daar, Leezer! de gronden, op welke de belastingen ingevorderd worden, en eenige voornaame Regelen, welke in die invordering in het oog behooren te worden gehouden, zeer in 't kort aangestipt, en, als ik my niet bedriege, tot eenvoudigheid gebragt. 'Er zouden nog veele anderen, welken uit dezelfde bronnen voortvloeijen, kunnen bygevoegd worden, - honderde vraagen zouden hier te doen en te beandwoorden zyn, dan de plaats ontbreekt my: 't is my genoeg den Leezer gelegenheid tot verder denken verschaft te hebben, terwyl die geene, die hier over meer leezen wil, onder anderen te recht kan raaken, by Condillac, de Koophandel en het Staatsbestuur, 1 Deel, 28 Hoofdst. en Bielfeld institutions politiques, Tom. 1. Chap. 10, 11 en 12.’ |
|