| |
De gewapende Burgercorpsen en de Antipatriottische Geestelyken, in verscheiden Brieven aan een Vaderlandsch Predikant, door gerrit paapje. Te Rotterdam, by J. de Leeuw en J. Krap, Az. 1786. In gr, octavo. 118 bladz.
De Heer paape, wiens bevallige schryftrant en yverige zucht voor de Vryheid, reeds uit andere Werkjes kenbaar is, geeft ons in deeze Brieven eene wel geschreeven verdeediging van de gewapende Burgercorpsen, tegen de lasterlyke betichtigingen en liefdelooze veroordeelingen van
| |
| |
sommige Geestelyken, die niet alleen zeer ongunstig denken, wegens de gewapende Burgercorpsen, maar dezelve ook uit partyzucht of hoofsche vleyery van den Predikstoel beschimpen, den haatelyksten laster aanwryven, en met zwarte kleuren afmaalen. Zodaanige Geestelyken, die wy echter hoopen dat weinigen in getal zyn zullen, verdienen zekerlyk naar waarde gegispt te worden, en de Heer paape, wien deeze post wel was toebetrouwd, heeft zich ook hiervan in een krachtige taal zeer wel gekweeten, echter zonder eenige scherpheid, en zonder uit eene blinde vooringenomendheid alles in de gewapende Burger-Corpsen goed te keuren, en te pryzen wat niet te pryzen is.
Wy zullen onzen Leezers eenige staaltjes uit dit vernuftige Werkje, dat zich zeer wel leezen laat, mededeelen.
De eerste beschuldiging van deeze Geestelyke Moeiallen, betreffen de tydverspilling en verzuim van beroepsbezigheden, waaraan zich de Ambachtsman door den Wapenhandel overgeeft; de Heer paape staat toe dat de Wapenhandel tyd vereischt; en de Ambachtsraan, die de geheele week door zyn werk te doen heeft, 'er ongetwyfeld by verzuimen moet; doch dat ook zodanige Burgers, die de gantsche week door werk hebben, niet on ter de behoeftigen kunnen geteld worden, en hun huisgezin gewoonlyk een toereikend bestaan verschaffen, dat 't het gebrek aan werk zelve is, dat hem in armoede dompelt, en zo 'er al een handwerk is, dat, dag aan dag naarstig beoefend, egter nog maar een half bestaan aan twee of drie menschen verschaft, dit, tot geluk van onze werksaame Natie zeer zeldsaam is, en op zig zelf een sterk bewys voor de noodzaakelykheid der Burger-exercitien oplevert, daar het een gebrek in de algemeene verrichtingen veronderstelt, dat verbetering behoeft. - Dat 'er zeer weinigen zyn, die 'er in hun bestaan door gekrenkt worden, en zo 'er onder die weinigen gevonden mogten worden, die 'er hun huishouden merkelyk by benadeelen, en met dit alles 'er een erkend boos oogmerk mede bedoelen, de Leeraar dezelve in geen licht kan plaatzen, dat zo haatelyk is als hun bestaan verdient; doch dat hy tevens bedenken moet, dat zy geen grooter zondaars zyn, dan zy, die zich voor een Alleenheerscher verklaaren, en die hen in het verzuimen van hunnen werktyd gelyk staan, terwyl zy regeeringloosheid, verwoesting en moord, in de vreedsaame wyken van Nederland ten tooneele voeren: Hy bedenke dat hy met
| |
| |
het kwaad in den eenen bits te bestraffen, en intusschen het by den anderen door de vingeren te zien, geen half goed werk, maar een geheel kwaad werk verrichte, omdat hy den eenen Zondaar verbittert en verhardt, en den anderen in het booze bevestigt.
‘De Werkman echter, (zegt hy) die de Burger-Wapenoefening beschouwt als het middel, waardoor onder Gods zegen zyn Vaderland in staat gesteld wordt, om den uitheemschen Verdrukker af te schrikken, dat hy zyne roofzieke handen niet slaa aan de bezittingen, aan de inkomsten, aan de rechten van het Gemeenebest! als het middel, waardoor aldus de rykdom des lands bewaard en vermeerderd wordt, en de bestuurders der gemeene zaaken zich niet telkens in de droevige noodzaake bevinden, om drakkende belastingen op den verarmden Burgerstaat te leggen! Wien de Burger-Wapening voorkomt als de stevigste steun van het alleen wettig Oppergezag en de krachtige arm, om binnenlandsche Dwingelanden, die altoos hunne grootheid op de vernedering der Burgers vestigen, te beteugelen? Zou deeze eerlyke doch behoeftige Werkman, daarom, verdienen gelaakt te worden, omdat hy iets van zyn byna onontbeerlyk bestaan opoffert, ten dienste van 't algemeen? - Verachtelyke Ziel, het zy gy in een Leeraar of in een Leek huisvest; beschimpt, veroordeelt gy den edelmoedigen Armen, die, als men zyn bedryf op de Schaal der stiptste gerechtigheid weegt, edeler en verhevener denkt en doet, dan verre de meesten onzer Helden, die de Hemel met rykdommen gezegend heeft! Hy is het, die, in de echte beteekenis van het woord, opofferingen voor het algemeene welzyn doet! Die meer doende dan de ryken, naamlyk het brood uit zyn mond spaarende, geenen anderen lof beoogt, dan die hy van God en zyn geweeten verwacht. Want wie der menschen kinderen zal zyne grootmoedigheid opmerken? Wie zal hem ter eere zingen? - Hy is arm. - Gy zelf, o Vervolger der burgerlyke deugden! Gy zelf, veroordeelt hem van den Kanzel, en maakt hem verachtelyk in de oogen zyner medebehoeftigen. - Zou hy uwe achting verdienen? Zoud gy hem niet van tydverzuim vryspreeken, indien hy dezelfde uuren, die hy met het gemelde oogmerk in den Wapenhandel besteed, onder uw gehoor doorbragt? o Zoud gy zeggen, die man heeft een
Godsdienstliefde, waarvoor het ydele aardsche zwigten moet! Hoe gereed offert hy zyn tydlyk belang aan zyn eemvig be- | |
| |
lang op! - Doch zoud gy op dat oogenblik wel aan de heimlyke dryfveer van deeze uwe betuiging denken? Vermeerdert hy het getal uwer toehoorders niet, (in welkers meenigte zekerlyk uw eigen beerlykheid bestaat!) Verwondert hy zich niet over uwe geleerdheid? over uwe uitgestrekte kennis in vreemde taalen? over uwe schoone stem en bevallige gebaarden? Store gy in zyne ziel die bitterheid niet over, door welke uwe begunstigde party zich moet staande houden? Boezemt gy hem die schandelyke onderdaanigheid niet in, waardoor uw begunstiger zyn Afgod wordt? en wint gy hierdoor het hart niet van de Grooten, den Aanzienlyken, die den verarmden Burger als een verachtelyken worm beschouwt, welke door u geleerd is voor zyn voeten te kruipen? Wanneer Mantel en Bef eens zyn weggenomen, wanneer zyne armoede geene verachtelyke onderscheiding ten zynen opzichte meer maaken zal, dat is, wanneer gy voor den Rechterstoel van den Almagtigen staat! - zal dan by, die het geluk zyner medemenschen, met al zyn vermoogen, en door de gevoeligste opofferingen bezorgde en bevlytigde, of zal hy, die, ten kosten van dnizend ongelukkigen, een eenigen Grooten vleidde, om zich zelven te bevoordeelen, door de opperste Rechtvaardigheid verdoemd worden?’
Niet minder welgepast, antwoord by den Gemantelden Zedenloeraar, daar de arme man gilt en schreeuwt, over den ydelen opschik van den exerceerenden Burger, en zich verschriklyk ergert aan een wapperende Panas, aan eene schitterende Dragon, aan een kunstig geplooide Cocarde! - Dan de Heer paape merkt hierop te recht aan, dat, indien men alle de beuzelingen uit de samenleeving wilde wegneemen, men veele duizende menschen in boomen zou berscheppen, die aan den kant eener sloot of op een kruisweg zicb dood zouden groeijen. ‘De Burger, zegt hy, zou zonder alle deeze heuzelingen de wapening kunnen beoesenen! by zou, zonder dien opschik, het welzyn des Vaderlands even kragtig kunnen bevorderen! ja! - om nog meer te zeggen, - 'er zou grooter verwachting van zyne onderneemingen weezen, hy zou een grootscher, een edeler hart in zynen vryheidlievenden boezem aanduiden, indien by den narren en kinderen dit speeltuig overliet! indien hy, by een manlyke Ziel, ook een manlyke houding, een verstandige deftigheid voegde. - Nimmer heb ik myne bestrikte en bepluimde vryheidminnende Landgenooten gezien, zonder te glimlachen
| |
| |
over dezulken, die mat dat onschuldig sieraad zo grootsch daarheen stapten, als of zy alle dwingelanden in hunne kluisters ter zegepraal ropdvoerden! zonder medelyden te hebben met de zulken, die tusschen hunne Cocarde en de Vryheid geen ander onderscheid wisten dan de bloote benaaming, en zonder moeilyk te worden op hen, die door deeze kinderlyke fraaiheden ergernis gaven, en twist en tweedragt veroorzaakten.
‘'t Onschuldig gebruik echter, dier dingen, zal u niet hinderen, dit verzeker ik my! en als gy hier nog by doet, dat zy, die kennis hebben van alle deeze Krygsmans-sieraaden, u bewyzen kunnen, dat zy wel een gering, doch echter een noodzakelyk, toevoegzel tot het Militaire wezen zyn, dan weet ik, dat gy zelf niet onverschillig zult kunnen blyven, of een Panas slordig of netjes gedragen wordt.
Zou onze volyverige Bestryder der benzelachtige zwakheden hier mede voldaan zyn? Zou by bevreedigd weezen met den eerlyken Burger, die eenige stuivers uitgeeft voor een sieraad, dat hy, - om zich niet te byzonderen, - niet ontbeeren ksin? Blyft hy 'er echter op gezet, otn al die ydelheden weg te prediken? En kan men ook in de daad zonder Panassen, Cocarden en Dragons exerceeren? - Wel aan, laat dan eerst de Leeraar zyn eigen zwak verzaaken! eerst zyn eigen beuzelingen afleggen! - Wy vorderen niet te veel, wy willen alleen, dat hy zyn Mantel en Bef weglaate, want zonder die kan hy immers al zo wel prediken, als een Burger, zonder den by hem gehaaten opschik de wapens hanteeren kan.’
Van soortgelyken aart zyn ook de beschuldigingen van Vrolykheden, Dertelheden, Zuip- en Vreetpartyen, enz. Doch de Heer paape merkt hierop aan, dat 'er, wel is waar, onder de Zoonen der Vryheid vrolyke lieden zyn; - Doch vrolykheid is geen zonde! - 'Er is een vrolykheid, die uit het bezef van het doen van pligt gebooren wordt. De Verdeediger der Vryheid, de Stem van zyn geweeten, de overtuiging van zyn hart, het bevel zyner wettige Overheid volgende, en de blykbaare goedkeuring van den rechtvaardigen hemel bespeurende, is niet zonder reden verheugd. In het beoefenen der wapenen, welkers vrye behandeling nimmer nalaat eene edelheid van geest in te boezemen, ontdekt zich zyn geheel hart! - En de Heer paape, die hier in zyn gewoonen bloeijenden styl de edelaartigste gevoelens van menig exerceerenden Burger voorslelt, vraagt hierop: ‘Verwondert gy u dan, dat
| |
| |
zyn vrolyk hart zich op zyne lippen stelt, dat hy Vaderlandsche liederen opheft? Dan veroordeelt gy immers niet, dat de vrucht des wynstoks zyne gesprekken veraangenaame? Onze gemantelde Leeraar zet zich immers ook wel eens aan een vollen disch, waar de volle beker rondgaat, en die door zyn overvloed wel eens zyn Bef bezoedelt? - Hoe! zegt hy, na voor het heil der onsterfelyke Zielen gezorgd te hebben, zou dan een verkwikkende uitspanning my niet vry staan? - ik betwist u die verkwikkende uitspanning niet, want gy doet het, nadat gy voor het heil der Zielen gezorgd hebt, - maar ik bid u, zeg my toch eens, wat is de Burner minder dan gy? wat is zyne overtreeding meerder dan de uwe, wanneer hy insgelyks eene verkwikkende uitspanning neemt, nadat hy, voor het heil, voor de Vryheid en den Inister, van zyn Vaderland, gezorgd heest? Deeze vrolykheid heeft menigmaalen plaats in de genootschaplyke byeenkomsten, en om die vrolykheid zonde te vinden, wordt een groote maate bedorven blued vercischt.’
En schoon 'er al eenige onwaardige Leden onder de gewapende Burgercorpsen zich bevinden, gelyk de Heer paape gaarne toegeest, murkt hy echter te recht aan, dat 'er ouder de gelieskoosde party van den Geestelyken Vleyer gevonden worden, wier ecden nog veel erger zyn, en dat men dus best zoude doen met de Kwaaden, die zich aan weer-kanten bevinden, by elkander te stellen, en in dit Stuk beider reekening tegen elkander uit te doen.
Dan alle deeze aantygingen van den Antipatriottischen Geestelyken zyn slegts beuzelingen, in vergelyking van de veel gewigtiger bedchuldiging, dat namelyk de Burgercorpsen tegen hunne Overheid opstaan, en oproer zaaijen om regeeringloosheid te maaijen; eene beschuldiging, in welker wederlegging de Heer paape veel breedvoeriger is; - dan ons bestek laat niet toe meerdere Staaltjes uit deeze Brieven, mede te deelen.
|
|