| |
Nederlandsche Reizen, tot bevordering van den Koophandel, na de meest afgelegene Gewesten des Aardkloots. Met Plaaten. Achtste Deel. Te Amsterdam, by P. Conradi, en te Harlingen, by V. v.d. Plaats, 1785. In gr. octavo, 176 bladz.
Men heeft hier weder een drietal van Reistogten byeengevoegd: die van Jakob le Maire en Willem Kornelisz. Schouten, in de jaaren 1615, 1616 en 1617; die van Willem Ysbrandz. Bontekoe, in de jaaren 1618-1625; en die van Jakob Heremiet, gedaan in de jaaren 1623 tot 1626. Ieder derzelver behelst eene reeks van merkwaardige ontmoetingen, en leerzaame berigten nopens een aantal van byzonderheden, die de Oostindien, en de lotgevallen der Maatschappye, betreffen. De Reis van Bontekoe is zo vol van wederwaardigheden, dat zelfs de benaaming van eene Bontekoe's Reize ontstaan zy, ter aanduidinge van eene rampspoedige reize. En die van le Maire, benevens die van Heremiet, trekken boven al de aandagt, uit
| |
| |
hoofde der Vaarte, door eene nieuw gezogte en gevonden doortogt, gemeenlyk de Straat van le Maire geheeten; 't welk ons noopt om daarop in deezen wat nader staan te blyven.
Het verbod naamlyk van de vrye Vaart op de Indien, voor byzondere persoonen buited de Maatschappy, langs de Kaap de Goede Hoop of door de Magellaansche Straat, gaf zommigen aanleiding om op eene andere reiscoers te denken. Wel byzonder gaf een ervaaren Hoornsch Zeeman Willem Kornelisz. Schouten aan een onderneemend Amsterdamsch Koopman Isaak le Maire te kennen, hoe hy, op herhaalde waarneemingen, van tyd tot tyd gedaan, niet twyfelde, of 'er liep, ten zuide van de Straat van Magellaan, nog een andere weg, behalven die Straat, na de Zuidzee, welke niet begreepen was in het Octrooi der Maatschappye. Men bragt het eerlang zo verre, dat men kans zage om de onderneeming te bekostigen, (blyvende egter het waare oogmerk een geheim voor verre de meeste deelneemers;) en 'er werd een groot Schip, benevens een Jagt, ten dien einde uitgerust. Willem Kornelisz. Schouten voerde het bewind als Schipper of Kapitein, en Jakob le Maire, zoon van opgemelden Isaak le Maire, bekleedae den post van Koopman, hebbende zynen broeder, als Onder-Koopman, onder zig. Op den veertienden van Zomermaand des jaars 1615 liepen zy in Zee, en den vyf en-twintigsten van Wynmaand passeerden zy de Linie, wanneer het Scheepsvolk nopens het oogmerk der reistogte onderrigt wierd; het welk, in de hoop op voordeel, met de gegeeven kundschap zeer in zyn schik was.
Men zette de reis verder West- en Zuidwaarts voort, en 's daags voor Kerstyd ontdekte men land, zo wel aan stuurals aan bakboord, zyde. De kusten vertoonden zig zeer hoog, en lagen, naar gissing, acht mylen van elkander. Onze reizigers waren van oordeel, dat 'er een doortogt tusschen beiden was, te meer, om dat de stroom aldaar zo sterk trok. Zy waren nu op 54 Gr. 46 min. zuiderbreedte; en liepen op de onderstelde opening aan; doch de stilte verhinderde hen veel te vorderen, zy moesten alleen met den stroom voortdryven. Op den 25 January 1616 naderden zy aan de Oostkust, die zig Oost-Zuid Oost uitstrekte. Men noemde die Kust Staaten-Land, en de Westkust Maurits van Nassau. Toen ze op 55 Gr. 36 min. breedte kwamen, maakte het Schip een snellen voortgang. Het water vertoonde zig zeer blaauw; dit deed de Zeelieden besluiten, dat zy te loefwaards eene groote diepte hadden. Men twyfelde nu met meer, of dit was de groote Zuidzee, en dat zy gevolglyk eene doortogt gevonden hadden, die dus lang onbekend geweest was. Voorts ontmoetten zy, op de breedte van 57 Graaden, twee Eilanden, omringd van eene menigte kleine rotzen, allen dor en onvrugtbaar. Zy gaven ze den naam van Barnevelts Eilanden. Middelerwyl hadden zy nog de vaste Kust in het oog; het was het land gelegen ten zuiden van de Straat
| |
| |
van Magellaan. Zy zagen 'er niets dan hooge bergen, met sneeuw bedekt, uitloopende op een scherpen hoek, welken nien Kaap Hoorn noemde; hy ligt op 57 Gr. 48 min. breedte. Zy kwamen dien hoek te boven op den laatsten van Louwmaand. Eerlang verdween het land; het water vertoonde zig by aanhoudendheid blaauw. Het was nu geheel buiten tegenspraak, dat men zig in de groote Zuidzee bevond. Te meer nog werd men bevestigd in dit gevoelen, om dat men, nog verscheiden dagen, in de zelfde koers voortgezeild zynde, in al dien tyd geen land gezien had. Met goedvinden van den Scheepsraad, en op verzoek van den Heer le Maire, werd de gevonden doortogt, tusschen het Staaten-Land, en het Land van Maurits van Nassau, genoemd de Straat van le Maire; hoewel men, met meer regt, haar den naam zou hebben moeten geeven van Willem Schoutensz. Straat, om dat, onder zyn bestuur, en door zyne ervaarenheid, de togt dus verre gelukkig was afgeloopen. - Men zette toen coers op de Jan Fernandes Eilanden, liggende op de breedte van 33 Gr. 48 min.; passcerde den eersten van Lentemaand den Keerkring van den Steenbok; stevende voorts Oostwaards aan, en kwam eindelyk, met het afloopen van Wynmaand, voor Jaccatra ten anker; alwaar hun schip en laading, door den Raad der Indien, verbeurd verklaard werd. Vergeessch bragt le Maire hier tegen in, het ongeluk en nadeel, 't welk hun werd aangedaan: de President Jan Pietersz. Koen betuigde, naar zyne orders te werk te gaan, en, indien hy meende verongelykt te zyn, in Holland regt te moeten zoeken.
Deeze ontdekking had ten gevolge, dat de Staaten, in den jaare 1623, Octrooi verleenden aan eene Vloot, door verscheiden Kollegien der Admiraliteit, en van de Oostindische Maatschappy, uitgerust, welke die doorvaart op nieuws wilde beproeven. Zy werd gesteld, onder het bevel van Jakob Heremiet als Admiraal, en Gheen Huygen Schapenham als Vice-Admiraal, liep in 't laatst van Grasmaand deezes jaars in zee; en bereikte, de Linie gepasseerd zynde, met het afloopen van Wynmaand, het Eiland Annobon, welks Oosthoek, daar de Rhee en het Dorp is, ligt op 1 Gr. 20 min. Zuiderbreedte, aan de Afrikaansche Kust. Ze vertrokken van daar den vierden van Slagtmaand, stevenden voorts geduurig Zuidwestwaards aan, zonder eenig Land te zien, tot dat zy den eersten van Sprokkelmaand 1624 de Kaap Pennas, die zig als een hoogen berg, met sneeuw bedekt, vertoonde, vyf mylen Zuidzuidwest van zig, ontdekten; waarop ze zig, den tweeden van Sprokkelmaand, voor den mond van de Straat van le Maire bevonden, welke zy ontdekt noch vermoed zouden hebben, indien Valentyn Jansz., één der Stuurlieden, die, in den jaare 1619, met de Spaansche Karaveelen, aldaar geweest was, haar niet enderkend hadde, aan de hooge bergen, aan de westzyde ge- | |
| |
legen. - Men zeilde, na de Straat gelukkig doorgeloopen te hebben, vervolgens Kaap Hoorn rond; drong door tot in de Zuidzee, en zette coers op de Jan Fernandes Eilanden; van waar ze, overeenkomstig met hunnen Lastbrief, hunne reis vervorderden.
De Vice Admiraal, die, op het doorzeilen der Straat, de Kust van Terra del Fuego, met een Jagt, had verkondschapt, verhaalde, by zyne terugkomst, dat hy, gezeild zynde na eene plaats, van welke men onlangs rook had zien opgaan, aldaar den nagt voor anker doorgebragt had; dat hy, 's anderen daags, aan land getreeden, eenige hutten had gevonden, in welken de Wilden hem genodigd en vertrouwelyk hadden ontvangen; dat hy vervolgens Oostwaards gewend, en een ruim Kanaal doorgezeild hebbende, zich ten Oosten van Kaap Hoorn had bevonden; dat hy voorts het anker geworpen hebbende, agter eene Kaap, voorby een Eiland, eindelyk in de Vloot was te rug gekomen. Wyders berigtte hy, dat Terra del Fuego in verscheiden Eilanden is verdeeld; dat men, om in de Zuidzee te komen, Kaap Hoorn niet behoeft om te zeilen; dat men, uit liet Oosten in de Nassauw-Baai loopende, de Kaap in het Zuiden kan laaten liggen, en ten Westen van dezelve in de ruime Zee kan komen; en vermits men alomme Kreeken, Baajen en Inhammen ziet, de meesten van welken landwaarts schieten, het uit dien hoofde waarschynlyk is, dat in de Nassauw-Baai doortogten zyn, welken na de Magellaansche Straat loopen.
Ook ontdekte de Admiraal, vervolgens, dat de meeste Zeelieden zig tot nog vergist hadden, in hunne onderstelling, dat men door de Straat van le Maire wel in Chili, maar door die Zee-engte. uit Chili en Peru, onmogelyk in de Noordzee kan komen. De rede van hunnen misslag is, om dat zy meenen, dat de Zuide winden dit verhinderen; terwyl het ondertusschen zeker is, dat men 'er geene andere dan Weste en Noordweste winden aantreft, en het, overzulks, veel gemaklyker valt, uit Chili, langs Terra del Fuego, in de Straat te geraaken, dan, door de Straat na Chili stevenende, om de Zuid te loopen, met oogmerk om voor de Weste winden bevryd te worden. 't Was de vrees voor 't aanhpuden deezer Weste winden, die den Admiraal deeden besluiten voort te zeilen, en zulks had dit gelukkig gevolg, dat de Vloot. tot op de hoogte van 61 Gr., gevorderd zynde, eenen Zuid-Zuid-Oostenwind kreeg, met welken zy, zeer voorspoedig zeilende, in 't laatst van Lentemaand, de Kust van Chili ontdekten.
|
|