De Zwitzersche Patriot, of de Landdrost Felix Grebel gelukkig overwonnen door Johan Caspar Lavater, thans Leeraar des Christendoms te Zurich. In 't Nederduitsch vertaald, door Hendrik Bergh, Leeraar des Christendoms, by de Luthersche Gemente, te Deutichem. Te Amsterdam, by Jan Verlem, 1785.
De Stukken, in deeze Versameling vervat, zyn, volgens het Bericht van den Uitgeever, door den Heer Lavater, toen hy nog jong was, eensdeels zelve vervaardigd, anderdeels veroorzaakt. Zy behelzen sterke en nadruklyke klagten en beschuldigingen tegen den Land-Drost Felix Grebel, wegens meineed, onderdruking en allerleie soorten van ongerechtigheden, geduurende zyn Landdrosten-Ambt gepleegd. Deeze klagte wierd onder anderen ook door de Heeren Lavater en Fuetli, in een naamloos geschrift, in druk vervaardigd, aan de hooge Overheid, niet alleen ter beoordeeling voorgelegd, maar zelfs van haar begeerd, om de waarheid deezer klagte te onderzoeken, en, naar maate dezelve bevonden werd, het zy den beklaagden, of den klaager, met zwaare straffen te ontmoeten. Den hoogen Raad te Zurich, vervolgens den Opsteller van 't Klaagschrift uitdaagende, dat hy zich zoude ontdekken, kwam Grebel tegen het gemelde Schrift, het welk hy een Lasterschrift noemde, klagende, op, en hieldt om bescherming aan. Egter vernam hy, dat alles onderzogt zou worden, en dat elk, die klagten tegen Jonker Grebel had in te brengen, zich by den Burgemeester Escher moest aanmelden, welke korten tyd daarna den Raad berichtte, dat 'er zich reeds twintig partyen by hem hadden aangemeld, waarop een Commissie van Raaden benoemd wierd, welke de Klaagers verhoren zoude, en byaldien 'er eenige onrechtvaardigheid, ten laste van Jonker Grebel, kon bewezen worden, geregtigd zyn zoude, om hem te doen gevangen neemen. Jonker Grebel, echter, vond niet goed om deeze onderzoeking af te wagten, maar maakte zich spoedig onzichtbaar. Ondertusschen verscheenen Lavater en Fuetli, op den bestemden dag, waarop de voorgemelde Commissie ten eersten maale zitting nam, en gaven zich zelven als de Opstellers van het Klaagschrift aan, als geene de minste
redenen hebbende, om zich wegens hunne onderneeming te schaamen, welke voor het Vaderland in 't algemeen, en voor zo veele verdrukten en benadeelden, in 't byzonder, zo nuttig was; te meer, dewyl ze op eene reine menschenliefde en een waar Patriotisme alleen gegrondvest, en van alle persoonlyke wraakzucht oneindig verwyderd was. Zy verklaarden, dat zy, uit dien hoofde, eer zy 't bewuste Klaagschrift hadden verspreid,