| |
| |
| |
Historisch Verhaal van het gepasseerde te Leiden, met de propositie van geheimhouding, ontworpen by een Vroedschaps rapport van 12 October en 3 December 1785, en op den laatstgemelden dag by eene Resolutie gedeclineerd. Voorzien met egte, zeer gewigtige Stukken. Te Leyden, by C. Heyligert, enz. 1786. Behalven het Voorbericht en de Nareden, 111 bladz. in gr. 8vo.
Wy zullen onzen Leezers, zo kort mogelyk, den hoofdzakelyken Inhoud mededeelen, van het geen ons in dit Verhaal en de daarbygevoegde Stukken wordt medegedeeld.
Den Heer Burgetneester Changuion, in de maand Augustus van 't voorleeden jaar zich in de Leydsche Vroedschap beklagende, wegens zekere Insertie in de Zuid-Hollandsche Courant, waarby zyn gedrag by de deliberatien, in de Vroedschaps Vergadering, betrekkelyk zeker request ter voorkoming van de inrukking van Troupes in Amersfoort, die gedeeltelyk op Hollandsche repartitie stonden, niet zeer gunstig beschreeven wierd, zo gaf dit beklag aanleiding, dat de Heer Oud Schepen Cunaeus aan deeze Vergadering ter nadere deliberatie voorstelde, om voor het vervolg geschikte middelen te beraamen, ter voorkoming van diergelyke Insertiën, gelyk dan ook deeze Propositie ten zelfden tyde gesteld werd in handen van het gewoone Stadsbesogne, om daarover een raport by de Vroëdschap in te leveren.
Daar nu het verlangen van Leydens Burgeren algemeen was, om te verneemen op welke wyze deeze aanzienlyke Commissie den, haar opgedragen last zoude volvoeren, zonder by derzelver deductie, of de Vryheid der Drukpers te ondermynen, of zonder, in andere opzichten, de waare gronden eener Republikeinsche Regeering omver-tewerpen, zo stond men niet weinig verwonderd; na een lang verloop van tyd eindelyk een raport dier Commissie in de Vroedschap te zien ingeleverd, waarby Gecommitteerden zeggen: ‘dat door hun ter afsnyding van diergelyke klagten, en ter bevordering van de boogstnodige harmonie onder de Leeden, en tot conservatie van de achtbaarheid eener Regeering niets met meerder vrucht zoude kunnen wonden voorgeslagen dan dat de Leeden zich onderling geliefden te verplichten, om, vrygelaten aan, een ieder derzelven, om, des goedvindende, derzelver eigen
| |
| |
gedachten of adviesen bekend te maaken, hoe ook genaamd geene adviesen hunner medeleeden, buiten de leeden tot deeze Vergadering behoorende, te releveeren, veel min dezelven door den druk publiek te maaken; en dan tot dit engagement ook verplicht zoude behooren te worden ieder Heer, die als lid deezer Vergadering wierd geintroduceerd, alvoorens tot den eed wierd geädmitteerd.’
Nauwlyks was het voorstel van deeze zaak alom bekend geworden, of het verwekte geene geringe aandoeningen by Leydens braave Burgery; want daar elk Lid der Burgermaatschappy, (gelyk de kundige Heer Blok in zyn Advies over deeze zaak zeer wel heeft aangernerkt) over het algemeen het grootste belang heeft, dat hy ten naauwkeurigste onderrecht zy van de voornaamste byzonderheden, welken in zodanige Vergadering van tyd tot tyd voorvallen, en van de wyze, waarop zich elk een van zyne vertegenwoordigers aldaar gedraagt; dat derhalven ook geen Kollegie van Regeering, waarin over de aangelegenheden van den Burgerstaat in eenigenlei opzicht geraadpleegd wordt, het vermogen heeft om iets van dat alles verborgen te houden voor de gantsche Burgermaatschappy, of voor iemand van derzelver Leden, dan alleen in zodanige gevallen, waarin het ontydig openbaar manken van aangelegde deliberatien of genomen besluiten nadeelig zoude zyn aan het waare welzyn der Burgermaatschappy, en dus niet kan gereekend worden met derzelver begeorte overeen te komen. In zodanige gevallen eischt het heil des volks, dat elk der Leden zich op het plechtigste verbinde tot eene stipte geheimhouding der deliberatiën en besluiten, tot zo lang dat het bekend worden derzelver niet meer schaden kan. Dan het afvragen van secreteste omtrent sommige zaaken betoogt ten duidelykste, dat een standvastige gewoonte ook in Leydens Vroedschap, zo wel in de tyden der Graafelyke Regeering, als sedert het bestier deezer Landen, den vorm eener Staatsregeering gekreegen heeft, altyd ongeschonden gelaaten heeft het recht des volks, om van tyd tot tyd onderrecht te kunnen worden van het verrichte zyner Vertegenwoordigers, gelyk ook de nuttigheid en volstrekte noodzaakelykheid van dit recht, als het krachtigste motief der Regenten, om hunnen gewigtigen post in alles plichtmaatig waar te neemen, door den evengemelden Heer Blok in deszelfs advies over deeze zaak grondig tevens en
breedvoerig betoogd wordt.
Uit dien hoofde vond de Burgerkrygsraad der Stad Ley- | |
| |
den, benevens een agtingswaardig gedeelte der Burgery en Burgerofficieren, zich verplicht de schroomlyke gevolgen van het voorstel der geheimhouding aan hun Ed. Gr. Achtb. onder 't oog te brengen, en aan dezelven hunne dierbaare belangen ten deezen op nieuw plechtig aan te beveelen. Deeze Addressen echter hadden toen nog den invloed niet, dien men zich had voorgesteld, om, namelyk het geheele voorstel van geheimhouding, overeenkomstig de verklaarde begeerte van Leydens Burgery, te beslisten, daar de ingeleverde stukken wederom in handen gesteld wierden van het gewoone Stadsbesogne, by welkers volgende rapport het geheele voorstel van geheimhouding op nieuw aangedrongen wierd, even, (zegt de opsteller van dit verhaal) als of eene grondwettige Constitutie, die des volks billyken invloed ten grondslage heeft; even of het geopenbaard verlangen van de braafsten eener Burgery; even of een wel ingericht bestuur van geenszhis onverand-woordelyke Overheden, slegts ydelheid en beuzelingen waren! Dit Rapport, (het welk ons hier in zyn geheel wordt medegedeeld) slegts weinige dagen, ja aan sommige Leden der Vroedschap slegts weinige uuren voor de Vergadering, die bestemd was 'tot Conclusie van het meergenoemde voorstel, ter visie zynde rondgezonden, ontslipte echter niet aan het doorzicht van veele Raaden, welkers Vaderlandsche en cordaate Adviesen zo tegen het Rapport van 12 October, als tegen het laatste, welk in de Raadsvergadering op deezen eigen dag wierd ingeleverd, de gulden Vryheid uit de duisternisse verheften en in den volkomensten luister herstelden, zodat de morgenstond van deezen dag, die reeds verkwikkend was door de aanstelling van een nieuwen Raad, den Heere Colonel van den Santheuvel, overeenkomstig de algemeene en verklaarde begeerte des volks, ook door eenen schoonen dag achtervolgd wierd, nadat zy voor een korte poos door eenen zwarten
wolk was beneveld.
Van de een-en-dertig Raaden, by deeze Vergadering tegenwoordig, conformeerden zich met de reeds gemelde Rapporten de Ed. Achtb. Heeren van der Meer, Speelman, van den Steen, P. Marcus, van Heusden, Hoogstraaten, van Berkhout, Pompe van Slingeland, van der Burch, Chastelyn, Drolenvaux, van Halteren, van Gerwen en Hartingh; terwyl de overige leden, van Lelyveld, Blok, van Roijen, P.J. Marcus, van Leeuwen, van Hoogeveen, Snoeck, Twent, Cunaeus, Douw, Romswinckel,
| |
| |
Vromana, De Wildt, De Mey, Heldewier, van Poot, en van den Santheuvel zich met ronde woorden tegen derzelver inhoud verklaarden, en het geheele voorstel van geheimhouding verwierpen, declareerende den Heer van Poot echter afzonderlyk, niet te stemmen, maar de Conclusie te zullen aanzien.
Onder de laatsten in 't byzonder leverden de Heeren van Lelyveld, Blok, van Rooijen, van Leeuwen, van Hoogeveen, Twent, Cunaeus, Douw, Romswinckel, de Wildt en Heldewier hunne schriftelyke Adviesen in tegen het bewuste voorstel, die allen de kenbaarste blyken draagende van Cordaatheid, Vaderlandsche Trouw en Vryheidsmin, met kracht van betoog, met edele Mannen-taal, de gronden onzer Republikeinsche Constitutie, tegen de Rapporten verdee igden.
Het is ous ten hoogsten anngenaam, dat men in dit verhaal ook recht heeft gedaan aan de Cordaatheid van den braaven en welmeenenden Burgervriend Cunaeus, wien men zeer ten onrechte verdagt gehouden heeft als of hy het voorstel van geheimhouding het eerst gedaan heeft, daar deeze waardige Burgervader niets anders gedaan heeft dan het beklag van den Burgermeester Changuion te ondersteunen, laatende de middelen, om zodanig beklag verder voor te komen, ter deliberatie over aan het gewoone Besoigne; en daar dit Besoigne by de Rapporten zodanige middelen voorsloeg, die hy niet had kunnen voorzien, en hem zeer ongepast toescheenen, moest hy ook volgens zyne rechtschapen beginzelen zich daartegen met nadruk verzetten, gelyk hy dan ook door zyn schriftelyk bondig Advies getoond heeft, dat zyne gevoelens, verre van de Bnrgerlyke Vryheid te belaagen, in tegendeel volmaaktelyk strookten met die van alle waare Patriotten.
Gaarne had daarom de Schryver ook het Advies van zyn Wel Ed. onder de thands uitgegeeven stukken aan de waereld medegedeeld, doch naardien zyn Wel Ed., nevens eenige andere Heeren, zulks niet verkoozen hebben, heeft hy alleen geplaatst de Adviesen van de Wel Ed. Heeren Blok, van Rooijen, van Hoogeveen, Romswinckel, en Heldewier, welke allen wel waardig zyn geleezen en tegen beide aangehaalde Rapporten van het Besoigne vergeleeken te worden.
Na het voordraagen der gemelde Adviesen, Week al aanstonds dat de meerderheid der Raaden zich tegen den inhoud der beide Rapporten verklaarde, en dus de Proposi- | |
| |
tie zelve van geheimhouding verwierp. Het voorstel echter van den Heer Praesident, om het stuk buiten Conclusie te houden, veroorzaakte geen geringe discussiën onder de Leden, terwyl eenigen zich op de uitdruklyke beschryving van den Raad, ter afdoening van dit point, beriepen, anderen wederom te kennen gaven wel te wenschen dat het voorstel zelf nimmer in overweging ware gekomen, tot dat eindelyk eene nadere omvrage, of niet het geheele stuk, zonder eene formeele Conclusie, als voor altoos afgedaan, zoude kunnen gehouden worden, de algemeene goedkeuring scheen weg te draagen.
Ingevolge hiervan werd tot dezelfde omvraage dan ook daadelyk beslooten, onder deeze uitdruklyke mits, dat in het vervolg nimmer daarover eenige deliberatien zouden mogen ondernomen worden, terwyl Heeren Burgemeesteren werden verzocht, den Inleveraars der Adressen tegen het gemelde Voorstel, van dit besluit der Vroedschap op eene voegzaame wyze kennis te geeven, gelyk ook door hun Ed. Achtb., op Maandag den 12den daaraanvolgende, aan den Heer van den saatheuvel, toen nog als Colonel zyn ontslag niet hebbende, geschied is, met byvoeging, om daarvan aan de Requestranten te berichten; zo als te zien is uit de Notulen van het geresolveerde te dier Vergadering, in dit verhaal geïnsereerd.
|
|