Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeknopt Onderzoek van het Recht der Nederlandsche Republiek, tot hit gesloten houden van de Schelde, door een voornaam Rechtsgeleerden, kunnende dienen tot een aanhangzel der Bedenkingen over de Vryheid der Schelde, door den Keizer gevorderd; onlangs in 't licht gekomen door den Graave de Mirabeau. Uit het Fransch vertaald. Te Leyden, by Frans de Does, en te Rotterdam, by Jacobus Bronkhorst, 1786. 84 bl. In gr. 8vo.Dit Werkje, dat met oordeel en bescheidenheid geschreven, en zeer geschikt is om te dienen tot een Aanhangzel op de voorheen door ons aangekondigde, en aangeprezene Bedenkingen van den Heere Graave de MirabeauGa naar voetnoot(*), is men in 't oorspronglyke verschuldigd aan den schranderen Opsteller van eenige Fransche Leidsche Posttydingen, of Couranten, in het laatste gedeelte van den jaare 1784, en het begin van den jaare 1785, der waereld medegedeeld; aan welke de evengemelde Graave de Mirabeau deezen welvordienden lof gegeeven heeft: ‘Dat het moeijelyk zoude zyn het Recht der Hollanderen in dit opzicht op eene krachtdaadiger en bondiger wyze te | |
[pagina 300]
| |
onderzoeken, dan door den Schryver der Fransche Leydsche Couranten in deszelfs bedenkingen op de aanmerkingen van de Weener Post geschied is.’ Uit dien hoofde is het dan ook, dat men dit Beknopt Onderzoek, tot vermeerdering der Kunde van onze Vaderlandlievende, doch in de Fransche taal minder ervaren, Medeburgeren en Mede-Ingezetenen, in de Hollandsche taal heeft doen overbrengen; waarop men alleen zou kunnen aanmerken (zonder daarom tot de Albedillen te behooren, gelyk den Heer Drukker behaagt heeft deeze onheusche en ongepaste uitdrukking in zyn Voorbericht te gebruiken) dat het wat laat ondernomen is, en dus, gelyk 't spreekwoord zegt, als mostard na den maaltyd komt, dan welke aanmerking men hierdoor heeft trachten af te snyden en voor te komen, ‘dat door deeze Vertaaling dit fraaije Stukje voor de Nakomelingschap bewaard blyft, daar het anderszins zeer ligtelyt, als zynde alleenlyk in eene Posttyding, of zogenaamde Courant, geplaatst, der vergetelheid zoude worden overgegeeven, terwyl eene geheele verwaarloozing al dikmaals het lot van zodauige losse papieren is, schoon sommigen derzelver een beter lot mogen waardig zyn.’ Vooraf heeft men, met een onderscheiden letter, de Aanmerkingen geplaatst, die men ten opzichte van het tusschen onze Republiek en de Regeering der Oostenryksche Nederlanden, gereezen Verschil, in de Weenerposttyding van den 1 Dec. 1784 ontmoet; en vermids door het onlangs te Fontainebleau geslooten Vreedes-Tractaat tusschen zyne Keizarlyke Majesteit en onze Republiek, alle de voorgemelde ontstaane verschillen uit den weg geruimd zyn, heeft men het niet ongepast geoordeeld, om, achter dit Werkje, dat Vreedes-Tractaat te voegen, als mede nog het Alliantie Tractaat, tusschen den Koning van Frankryk en onzen Staat, kort daarop aangegaan, naardien het vierde afzonderlyke Artikel van hetzelve zich ook bepaalt tot het gemelde Vredes-Tractaat, tusschen zyne Majesteit den Keizer en de Vereenigde Nederlanden gesloten. |
|