| |
| |
| |
Verhandelingen, raakende den Natuurlyken en Geopenbaarden Godsdienst, uitgegeeven door Teylers's Godgeleerd Getnootschap. Vde Deel. Te Haarlem, by J. Enschedé en Zoonen, en J. van Walré, 1785. Behalven de Voorreden, 283 bladz. in gr. quarto.
‘Hoedanig’ (dus luid het Voorstel van't Genootschap, in deze vier Verhandelingen, welken dit Deel behelst, nagespoord,) ‘Hoedanig was de staat der Christenheid, vooral in de Oostersche Kerk, ten tyde der opkomste van den zogenaamden Propheet mohammed, en heeft dezelve niet zeer veel toegebragt tot de aanvanglyke verspreiding zyner Leere?’ - leder dezer Verhandelingen behelst deswegens geschied- en oordeelkundige aenmerkingen, die ons de toenmalige omstandigheden met de gevolgen hiervan, grootlyks ten voordeele van Mohammed en deszelfs aenhang, op ene leerzame wyze vermelden.
In de eerste Verhandeling beschryft ons de Hoogleeraer Michaël Pap Szathmari, met veel nauwkeurigheid, de jammerlyke gesteldheid der Kerke, zo ten aenzien van derzelver uiterlyke als inwendige gesteldheid; en geeft ons te gelyk een beknopt berigt van Mohammed, inzonderheid van deszelfs Leer, Aenhang en omstandigheden. Dit afgehandeld hebbende, brengt hy ons verder onder 't oog, hoe de voornaemste byzonderheden, in die beschryving opgemerkt, gediend hebben, om den voortgang van Mohammed te begunstigen. - Ene volgende Verhandeling van den geleerden Heer Jeronimo de Bosch levert ons een weluitgevoerd ónderscheiden bericht, van de geschillen der Christenen in die dagen over de Leer der Drieeenheid, mitsgaders van de daeruit voortgesprooten onlusten. Hierbenevens maelt hy ons een treffend tafereel, van de onkunde, het bygeloof, en de zedeloosheid der Christenen, zo als dit in dezen tyd de overhand verkregen had. En hier op toont hy, tevens in aenmerking nemende, het character van Mohammed, den aert van deszelfs Leer, en de gesteldheid van zynen aenhang, hoe Burgerlyke en Godsdienstige omstandigheden, als 't ware, zamenspanden, om Mohammed de behulpzame hand te bieden. - De Eerwaerde P. A C. Hugenholtz schetst ons, in de derde Verhandeling, beknopt en juist den beschreiens waerdigen toestand der Kerke, uit hoofde der onkunde, der heerschende
| |
| |
geestgezindheid, der godsdienstige inrichtingen en der verdeeldhen. Hy geeft ons daerbenevens een welgewikt verslag van Mohammeds character, de geaertheid en toestand zyner Landgenooten, als mede van de natuur en inrichting zyner Leere. Het ontvouwen van die alles leid hem voorts om te doen zien, dat deze gesteldheid van zaken zeer veel toegebragt heest, tot de aenvanglyke verspreiding zyner Leere; waeromtrent hy wel inzonderheid in opmerking neemt, de kennis, welke Mohammed van den toestand en de leeringen van het Christendom gehad hehbe; en verder nagaet, wat die kennis, natuurlyk, overeenkomstig met de omstandigheden van dien tyd, op zulk een man, als hy was, en, door hem, op 't gemoed van anderen, moest uitwerken. - Eindelyk komt hier nog ene, hoewel de laetste, echter in hare soort ene met smaek en oordeel opgestelde, Verhandeling van den welgeoefenden Valentinus Slothouwer. Dezelve ontvouwt ons, by den aenvang, het gevaerlyke waer aen uitgebreide Ryken bloot gesteld zyn; en de Autheur brengt die beschouwing over op de toenmalige gesteldheid van het Oostersche Ryk; toonende dat alles, zo in 't Burgerlyke als in 't Godsdienstige, medewerkte tot deszelfs Val; waerop hy ons voordraagt, hoe zeer zulks Mohammed, in zamenstemminge met zyne byzondere omstandigheden, te stade kwam, ter bereikinge zyner oogmerken. Het Ryk, naemlyk, was verzwakt, en de gemaoederen des Volks waren verdeeld; de Arabieren waren moedig, en de Godsdienstleer van Mohammed plooide zich vrywel naer veler inzichten; terwyl tevens een zamenloop van omstandigheden, naer de gewoone bedoelingen der menschlyke handelingen, vooral in een tyd als de zeden uitermate verbasterd zyn, velen ligtlyk tot de party van Mohammed deed overslaen; welk alles zyne zaek ten sterkste begunstigde.
Wanneer men deze Verhandelingen met opmerkzaemheid doorbladert, zal men ten duidelykste gewaer worden, dat men zich niet zeer hebbe te verwonderen, over de spoedige verbreiding dere Leere van Mohammed, daer een aental van omstandigheden, zo in 't Burgerlyke als in 't Godsdienstige, te zamen liepen, om dezen voortgang bevorderlyk te zyn. Dezelven stellen ons inzonderheid ten nadruklykste voor oogen, in hoe jammerlyken toestand de Christenheid, en vooral de Oostersche Kerk, in- en- uitwendig, zich bevond, ten tyde der aenvanglyke verspreidinge van Mohammeds Leer; waer door dezelve niet alleen onmagtig was, om
| |
| |
hem behoorelyk het hoofd te bieden; maer veel eer van ter zyrie medewerkte, om zynen aenhang in deszelfs bedoelingen ten dienste te staen. Het door buitenlandsche onlusten en binnenlandsche onenigheden geknakte Oostersche Kyk was genoegzaem magtloos geworden. De zeden, zo der Vorsten als der Onderdanen, waren dermate verdorven, dat ze het reeds ten val neigende Keizerryk dagelyks nog meer verzwakten. En de Godsdienst had te meer zyn invloed op het hart verlooren, nadien men denzdven niet stelde in 't handhaven van ware kennis en deugd, maer in 't voorstaen van deze en gene gevoelens, over ingtwikkelde leerstellingen, niets beduidende bespiegelingen, en beuzelagtige geschillen; mitsgaders in 't waernemen van uiterlyke plechtigheden en menschlyke instellingen; waerdoor de onkunde, aengaende het wezenlyke van den Godsdienst, het bygeloof en de zedenloosheid hand over hand toenamen. By het ontvouwen bier van toonen ons de Heren Opstellers dezer Verhandelingen ten klaerste, hoe dit alles geschikt ware, om de Christenen magtloos te maken, en hunne zaek in 't ongunstigste licht te stellen; waervan zich Mohammed met zeer veel vruchts kon bedienen; terwyl hy met alle oplettendheid gebruik maekte van alles; wat, zo onder zyne eigene Landsgenooten, als onder de Christenen en andere nabuurige Volken, het voortzetten van zyn aenhang begunstigde. - In zulke omstandigheden was de Krygsmagt der Christenen vooral niet bestand tegen die van Mohammed, en 't kon niet wel anders zyn, of de laetstgenoemde moest gewoonlyk over de eersten zegenpralen. Zulks plaetst ons de Heer Slothouwer, onder andere bedenkingen wegens het geen Mohammed natuurlyk moest doen slagen, met het afmalen van een juist contrast, in een tressend licht, wanneer hy, op het voordragen van den toestand des Oosterschen Ryks, indezervoege vervolgt.
‘Tot dus verre hebben wy den Burgerlyken en Kerkelyken Staat der Christenen, voornaamelyk in 't Oosten, beschouwd. En wie zal nu ontkennen, dat ze beiden op den oever des verderfs stonden, en, zoo ze aldus nog wat staande zouden blyven, byna door een wonderwerk hadden moeten onderschraagd worden?
Nu zullen wy eens kortelyk afschetzen de groote geschiktheden om wel te slaagen, die Mahomet en zyne Opvolgers verzelden.
Wel aan dan, laat zich ten stryde aangorden dat
| |
| |
volk, 't welk de jeugd van een nieuwe Heerschappy allerwakkerst en moedigst maakte, 't welk, zoo als, in de voorgaande Eeuw, in Engeland Cromwels aanhangelingen tegen de Koningsgezinden, van eene door Geestdryvery ontvonkte drift brandde, en daarom nergens voor stond, alle gevaar dorst tarten, 't welk uit dien hoofde eene samenstemmende en schier in een gesmolten eenstemmigheid op het naauwst met elkander vereenigde; laaten de Mahometaanen te velde brengen hunne, met krygsdapperheid bezielde, Ruiters, die met schaars by hen waren, en waarvan ze in die streeken voornaamelyk dienst konden hebben; hunne Saraceenen, van welker uitmuntende hulpe de Christenen en Persiaanen zich in den oorlog voormaals zoo dikwyls bedienden; die een lichaam hadden, dat gehard was door arbeid en moeilykheden, die honger, dorst, koude, stof, en 't brandend steeken der zon, van kindsbeen af geleerd hadden te verdraagen; laaten, zegge ik, de Mahometaanen dit volk uit een ruw en onbebouwd land, uit Arabien en de omliggende dorstige streeken, naar Syrien naar Egypten ten stryd vervoeren, 't welk beide vetste landsdouwen waren, die overvloeiden van alle gaven van natuur en kunst.
Laaten hier de Christenen nu tegen hunne benden in orde schaaren: laaten de wreede, wellustige en door godgeleerde hairkloveryen en bygelovigheid verbysterde Keizers, die den, door geweld en schelmery van hun verkreegenen, Scepter door de schrikkelykste dwinglandy onteerden, en daarom veracht en gehaat waren by hunne onderdaanen; laaten, zegge ik, dusdaanige Keizers hunne troepen ten stryde aanvoeren tegen de Mahometaanen; hunne troepen, dewelken noch hoop op buit, die van een arm volk niet te haalen was, noch liefde voor Vaderland of hunnen Vorst bezielde, dewelke uit de verst afgelegene landen wierden opontboden, en daarom dikwils door de groote reizen vemoeid en afgemat waren, wanneer men 'er dienst van hebben moest, of veeltyds dan eerst aankwamen, wanneer de kans reeds verkeeken was; die aan geene krygstucht gebonden waren, die uit de verschillendste volkeren en natien waren saamgepakt, die om de verschillen in Godsdienstige begrippen elkanderen doodelyk haaten, en de een van den ander byna niet aangeraakt wilden worden. En zal iemand nog een oogenblik kunnen twyffelen, welke van beide partyen de overhand behoorde te krygen? Zal iemand nog aan 't geval of nood- | |
| |
lot toeschryven, 't geen de geschiedenissen verhaalen gebeurd te zyn?
Vis consilii expers mole ruit sua,
Vim temperatam Dii quoque provehunt
In majus, iidem oatre vires
Omne nefas animo moventes.
|
|