Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1786
(1786)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeknopte Opheldering van eenige plaatsen des N. Testaments, door c. brinkman, Bedienaar van 't H. Euangelie te Dirksland en Meliszand. Vyfde en laatste Stuk. Te Utrecht by S. de Waal 1785. Behalven het Voorwerk, 372. bladz. in gr. octavo.Met dit Stukje, behelzende ophelderingen van eenige plaetzen, in de laetste Schriften des Nieuwen Testaments, te weten: van den Brief aan de Hebreen af, tot de Openbaring van Joannes toe, brengt de Eerwaerde Brinkman dit zyn Geschrift ten einde. Wy hebben meermaels van 's Mans leerzamen arbeid gewag gemaekt, als zeer geschikt ter beantwoordinge aen zyn groote oogmerk, om wel inzonderbeid, door zyne Schriftuurlyke oefeningen, enige donkerheden, misvattingen en verkeerde werkzaemheden van mingeoefende Christenen te verbeteren. - Tot ene nieuwe proeve hier van verstrekke nog in dezen, 't geen zyn Eerwaerde aenvoert, ter ophelderinge van de zo menigwerf jammerlyk misbruikte tael van Pe- | |
[pagina 185]
| |
trus, 1 Pet. 4: 8. Indien de rechtvaerdige nauwlyks zalig word, waer zal de godlooze en zondaer verschynen? ‘Het is my, zegt hy, van overlang en meermaalen, tot smerte geweest, dat men onder ons vry algemeen deeze woorden zo opgevat heeft, als wilde petrus leeren, dat zelfs waare Godvrugtigen niet dan zeer bezwaarlyk, slegts ter naauwer nood, zouden zalig worden, en dat 'er daarom voor eenen Goddeloozen en Zondaar geene hoop ter waereld overig kon blyven. - Wy hebben twee gewigtige reedenen van een verdrietig ongenoegen over deeze opvatting. De eerste is, om dat ze alleszins ongegrond en valsch is. En de andere, om dat ze zeer schadelyk is, als schrikkende de menschen van den beminnelyken en noodzakelyken leevensweg af, door denzelven voor te stellen als zoo moeilyk, dat zelfs de vroomste nog maar ter naauwernood langs denzelven behouden worde; en vervullende den vroomen met angst, of Hy nog wel behouden zal aankomen; stremmende den weg van blymoedige Godzaligheid, en vertrouwelyke hoope...Zynde verder geschikt om zondaren, indien ook niet donkere en twyffelmoedige Christenen, tot vervaarlyke wanhoop te doen vervallen, alzoo 'er voor hun niets dan schrikkelyke rampzaligheid schynt over te blyvenGa naar voetnoot(a). De leezer ziet uit dit gezegde genoeg van het gevaarlyke deezer opvatting, het komt 'er dan maar op aan, dat wy het alleszins ongegronde en valsche daarvan aantoonen. - Dit kunnen wy met den minsten omstag doen, als wy de waare meening vooraf opgeeven. Deeze nu is: By aldien opregte Godvrugtigen, waare Geloovigen, geliefde Kinaeren van God, niet zalig worden, dan langs den weg van veele verdrukkingen, kastydingen en vervolgingen in deezen tyd, welke de Heemelsche Vader hun toeschikt op dat zy de zonden affterven. en zyner heiligheid dcelachtig worden; hoe onontkomelyk en verschrikkelyk zal dan, in den dag des oordeels en der eeuwigheid, weezen de rampzaligheid van Goddeloozen en Zondaren, die hier door geene middelen tot geloof en bekeering sich hebben willen beweegen la- | |
[pagina 186]
| |
laten?’ - Gy ziet, Leezer! dat in deeze verklaaring niets stremmende is voor vroomen, alzo ze leert, dat zy zalig worden, hoewel langs verdrukkingen op deeze aarde; niets dat wanhoop verwekt voor onbekeerden, die lust hebben tot bekeering, dewyl ze slegts vonnist over onbekeerlyke zondaars tot hun einde toe. ‘De ongegrondheid en valsheid van de algemeenere opvatting, en het welgegronde en zeekere van de gegeeven verklaaring blykt I. daar uit, om datGods woord nergens leert, dat waare Geloovigen en Bekeerden maar zeer bezwaarlyk en ter naauwernood zalig worden. Overal het tegendeel; dat zy het eeuwige leeven hebben, dat 'er voor hun geene verdoemenis zy, dat niets hen scheiden kan van de liefde van Christus, dat zy eene leevendige hoope, welke niet beschaamt, hebben op de Hemelsche erffenisse enz enz. Dan, dat zy in deeze waereld verdrukkingen zullen hebben, met Christus lyden moeten, door veele verdrukkingen moeten ingaan, vervolgt zullen worden, leert het Euangelie zeer dikwils, tevens aanwyzende, dat die verdrukkingen tot hun nut zyn, en ongetwyffeld op de zaligheid uikomen, waarom zy zich zelfs daar over te verblyden hebben. Uit veele andere bekende plaatsen, noeme ik alleen Jac. 1: 2, 3, 4, 12. 1 Pet. 1: 6, 7. 2: 19. 3: 11, 18. 4: 13. ------- 2. Daar is in het Verband niets ter waereld, dat eenige aanleiding geeft tot die algemeene opvatting, maar alles roept voor de gegeevene uitlegging. - De Apostel handelt van vs. 12 - 16. eeniglyk van de verdrukkingen der Christenen. En in het 17de vers wyst Hy aan, dat het in deezen leeftyd, en wel byzonder in die eerste tyden van het Christendom, het Lot der vroomen was verdrukkingen te ondergaan. En daar uit trekt hy tot hunne vertroosting, en tot verschrikking der ongelovigen, dit gevolg. “ Indien het oorsdeel eerst van ons begint (in dit leeven) wat zal het einde zyn der geenen, die aan het Euangelium ongehoorzaam zyn?” Die zelfde redeneering vervolgd Hy in onze woorden. “ Indien de regtvaardige zalig word, langs den motily en weg van verdrukking, in dit leeven, waar zal dan hierna de Goddelooze en de Zondaar verschynen?” het 19de vers vervolgd ook nog van het Lyden der Christenen te spreeken. “ Zoo dan ook die lyden naar den wille Gods, dat zy hunne zielen Hem, als den getrouwen Schepper, beveelen met weldoen. - 3. De plaats, waar uit onze woorden overgenoomen zyn, | |
[pagina 187]
| |
wraakt ganschelyk de verworpene opvatting, en bevestigd te eenemaal de gezonde uitlegging, De plaats is het laatste vers van Spr. II. en luidt: ziet, den Regtvaerdigen wordt vergolden op de aarde: hoe veel te meer den Goddeloozen en den Zondaar?’ Dat is, kan en wil God zelfs in de Godvrugtigen hunne misstappen en verkeertheden, niet zonder tuchtiging in deeze waereld, voorby zien; hoe veel zeekerder en zwaarder zal Hy dan ter zyner tyd den Goddeloozen zondaar straffen? Deeze woorden van salomo heeft de Grieksche overzetting juist zo vertolkt, als onze woorden by den Apostel petrus luiden. Daar uit zyn wy zeeker, dat onze Apostel eeven het zelfde heeft willen leeren als die wyste der Koningen. - 4. Eindelyk, daar is in de woorden van petrus niets, dat ons noodzaaken zoude tot die gansch vremde epvatting, als of een vroome ter naauwer nood zalig zoude worden. Het is toch den geletterden bekend, dat het woordje μολϛ naaulyks meermalen zoo veel zegt, als met moeite, met arbeid. Zie Hand. 14: 18. 2: 7, 8 en 16. En dat is het, waarheen de gezonde verklaaring wil. De regtvaardige worden zalig met moeite, met lyden van veele verdrukkingen. - 5. Ik weete niet of ik 'er by voegen moet, dat men niet ligt éénen Geleerden Schrift-verklaarder vinden zal, die de uitgemonsterde opvatting voor zyne reekening neemt, en poogt te verdeedigen; maar men zal overal onze oppattinge voorgestelt en somtyds beweert zien.Ga naar voetnoot(b) ‘Daar konnen over deezen text nog verscheidene aamnerkingen gemaakt worden, b.v. Dat de Goddelooze en Zondaar ten naaste zyn de booze verdrukkers der Christenen. Die mogen hier, voor een korten tyd voorspoedig zyn, maar zy zullen de Goddelyke wraake hierna niet ontgaan, 2 Thess. f. 5 - 10. Niets kan de Goddelyke regtvaardigheid minder gedoogen. - Misschien ziet de Goddelooze naast op den grouwelyken jood, en de zondaar op den | |
[pagina 188]
| |
snooden heiden, 1 Thess, 2:14 - 16. Gal. 2:15. - Allerkragtigst is de uitdrukking, waar zal Hy verschynen? In geen vierschaar kan hy bestaan! Ps. 1:5. Nergens kan hy ook de Goddelyke wraake ontvlugten - Troostelyk is deeze stoffe en Leerzaam voor de Godvrugtigen. Zy worden zeekerlyk zalig....De verdrukkiugen en kastydingen hinderen niet, maar bevorderen hunne zaligheid. Rom. 5. Heb. 12. enz....Ze hebben slegts plaats in dit leeven, en eindigen met deezen. tyd. Spr. 11:31. Rom. 8:18. 2 Cor. 4:17....Zy moeten dan daar over niet verdrietig zyn, maar zoeken daar door geoeffent te worden, om de vreedzaame vrugten der geregtigheid daarvan. te plukken. Heb. 12:11....Zy hebben de zondaaren hunne korte vreugde niet te benyden. Ps. 37:1, 2. - Voor zondaaren is hier de treffendste waarschouwing om zich te haasten ter bekeering, alzoo 'er voor hun, indien zy volharden in de zonde, geen bestaan, geen ontvlugten, zal overblyven.’ |
|